| |
| |
| |
[Nummer 70]
Céline rond 1896
Louis-Ferdinand tussen zijn ouders in 1905
Foto vermoedelijk genomen tijdens zijn verblijf op een kostschool in Engeland
Céline in Rambouillet, derde van links
| |
| |
| |
Louis-Ferdinand Céline (1894-1961)
Bio- en bibliografische gegevens
J.A. Versteeg
1894
Geboorte op 27 mei van Louis-Ferdinand Destouches te Courbevoie. Hij is de zoon van Ferdinand Destouches (1865-1932) en Marguerite-Louise-Cèline Guillou (1868-1945). Zijn moeder heeft een kant- en curiosawinkel in de Passage Choiseul, tussen Opera en Beurs, zijn vader werkt op het kantoor van de verzekeringsmaatschappij ‘Le Phénix’. In het gezin heerst ‘nette armoede’. Grootmoeder Céline Guillou ontfermt zich over de kleine Louis-Ferdinand als zijn ouders het te druk hebben. Ze trekt geregeld met hem op, vooral om hem uit de sombere en bedompte Passage, een met glas overdekte winkelgalerij, in de frisse lucht te brengen. Met haar bezoekt hij o.a. de Wereldtentoonstelling die in 1900 in Parijs wordt gehouden. Het is een van zijn eerste bewuste herinneringen waarop hij in Mort à crédit en Hommage à Zola terugkomt: ‘het moderne leven brak aan’.
| |
1900-1908
Bezoekt verschillende lagere scholen waar hij bekend staat als een afwezige, dromerige leerling, wat hem de reputatie bezorgt lui te zijn. Zijn ouders hebben hem voorbestemd voor een carrière in de handel. Om goed Duits te leren sturen ze hem naar een school in Diepholz (bij Hannover) waar hij bijna een jaar verblijft, daarna is hij enkele maanden in Karlsruhe op school.
| |
1909
Bezoekt enkele scholen in Engeland om Engels te leren. Louis-Ferdinand spreekt en schrijft beide talen nu behoorlijk. Terug in Parijs loopt hij stage in een bonnetteriezaak en bij enkele juweliers. Maar hij voelt niets voor de handel.
| |
1912
Tekent voor drie jaar als vrijwilliger bij het leger en wordt ingedeeld bij het 12de regiment Kurassiers in Rambouillet. Voor het eerst zet hij, middels een dagboekje, zijn gedachten en gevoelens op papier. Het wordt in 1965 gepubliceerd.
| |
1914
Raakt betrokken bij de oorlogshandelingen in noordwest Frankrijk en zuidelijk België. Op 25 oktober meldt hij zich vrijwillig voor een gevaarlijke opdracht en loopt een zware verwonding aan zijn rechterarm op bij het dorpje Poelkapelle in Vlaanderen. Het levert hem een militaire onderscheiding op. Zijn arm zal slechts gedeeltelijk herstellen, bovendien blijft hij zijn hele verdere leven last houden van hoofdpijnen en oorsuizingen. Omdat hij als gevolg hiervan toch niet kan slapen, schrijft hij later hoofdzakelijk 's nachts. Dat hem ook het schedeldak zou zijn gelicht moet naar het rijk der fabelen worden verwezen, al heeft hij deze mythe heel lang in stand weten te houden. Om te herstellen heeft Destouches voorlopig vrijaf. Nadat hij genezen is verklaard, wordt hij overgeplaatst naar Londen waar hij op het Consulaat-generaal van Frankrijk te werk wordt gesteld bij het bureau paspoorten.
| |
1916
Treedt in het geheim, maar voor de Franse wet niet officieel, te Londen in het huwelijk met Suzanne Nebout (19 januari). Enkele weken later is hij terug in Parijs, alleen. In maart vertrekt hij naar Cameroun om er voor een firma in koloniale waren als plantage-opzichter en later beheerder, fortuin te maken. Doodziek door malaria en een hardnekkige ingewandsontsteking is hij echter genoodzaakt reeds in de loop van 1917 naar Europa terug te keren. Hij neemt zijn studie voor het baccalauréat ter hand. Intussen staan ook zijn allereerste literaire vingeroefeningen op papier: een paar gedichten en een kort verhaal. (Zie: Cahiers Céline 4, Gallimard, Parijs 1978.)
| |
1918
In februari treedt Destouches in dienst van de Rockefeller-missie, een internationale organisatie die zich bezighoudt met de voorkoming en bestrijding van tuberculose. Tijdens een tournee door Bretagne houdt hij hierover lezingen. In zijn standplaats Rennes leert hij Edith Follet kennen, de dochter van een arts en directeur van de plaatselijke Medische Hogeschool.
| |
1919
Behaalt in Bordeaux de twee gedeelten van zijn baccalauréat. Op 10 augustus trouwt hij met Edith. Gaat in Rennes medicijnen studeren en doet in enkele artikelen verslag van zijn onderzoekingen.
| |
1920
Op 15 juni wordt uit het huwelijk een dochter geboren: Colette. Na drie jaar studie in Rennes vertrekt het gezin Destouches naar Parijs, waar Louis-Ferdinand in 1924 promoveert op een proefschrift getiteld Leven en werk van P.I. Semmelweis. In het verslag van de activiteiten van deze Oostenrijkse arts, die de beruchte kraamvrouwenkoorts ontdekte en met succes bestreed maar hiervoor geen enkele erkenning vond, zien we hier en daar al duidelijk waarop
| |
| |
Céline als wachtmeester in groot tenue, mei 1914.
In 1915 wordt Céline, nog steeds gemobiliseerd, overgeplaatst naar Londen. Over dit verblijf schrijft hij later in Guignol's Band
Edith Follet en Céline op hun trouwdag.
Céline in het uniform van de Rockefellermissie.
| |
| |
de belangstelling van de toekomstige schrijver zich richt. Destouches vestigt zich als arts in Rennes.
Céline (midden) in Val-de-Grâce. Eind 1914.
| |
1925
Verlaat vrouw en kind om te gaan werken voor de Volkenbond. Vanuit zijn standplaats Genève maakt hij met een aantal medewerkers reizen naar de VS, Cuba, Canada en trekt door verschillende landen in Europa, voornamelijk voor het houden van lezingen over hygiëne enz. Een belangrijke missie is die naar West-Afrika. Na moeilijkheden met zijn collega's gaat hij enige tijd met verlof.
| |
1926
Op 21 juni wordt de scheiding uitgesproken tussen Louis-Ferdinand en Edith. In deze periode ontmoet hij in Parijs de Amerikaanse danseres Elizabeth Craig. Zij wordt voor enige tijd zijn nieuwe levensgezellin. Gedurende de jaren die volgen werkt hij aan zijn eerste roman. Hij schrijft de ‘farce’ Périclès (later Progrès geheten en in 1978 gepubliceerd) en voltooit het toneelstuk L'église dat door Gallimard wordt geweigerd. Zijn contract met de Volkenbond loopt op 31 december 1927 af en wordt niet verlengd.
| |
1928
Destouches vestigt zich als arts in Clichy, doet laboratoriumonderzoek en ontwikkelt een middel tegen o.a. menstruatiepijn.
| |
1929
Als gevolg van schulden en gebrek aan klandizie moet hij begin van dit jaar zijn artsenpraktijk sluiten. Hij neemt waar in de gemeentelijke kliniek van Clichy, schrijft medische artikelen en leidt in gezelschap van Elizabeth Craig een ‘vie de bohème’.
| |
1932
Op 14 maart sterft zijn vader. Kort daarop wordt zijn eerste grote roman Voyage au bout de la nuit geaccepteerd door de jonge uitgever Denoël en zijn Amerikaanse compagnon Steele, na te zijn geweigerd door Gallimard. De schrijver noemt zich Céline (naar de voornaam van zijn moeder aan wie hij zulke prettige herinneringen bewaarde). Het boek is opgedragen aan Elizabeth Craig en verschijnt op 5 oktober in een oplage van 2000 exemplaren. In een concurrentieslag om de prix Goncourt wordt hij verslagen door Les loups van Guy Mazeline, doordat enkele leden van de jury zich in de allerlaatste stemmingsronde bedenken. Voyage au bout de la nuit krijgt de ‘tweede prijs’, de prix Renaudot, maar is een enorm succes. Het boek wordt in korte tijd in
| |
| |
Brief van Céline aan Robert Denoël naar aanleiding van de drukproeven en de uitvoering van de omslag voor Voyage au bout de la nuit. September 1932.
Het spreekuur van professor Follet te Rennes (Céline staat niet op deze foto)
Le Matin, 8 december 1932
Céline te Klarskovgaard met de foto van zijn rechters.
| |
| |
Céline, Elizabeth Craig en Jean Ajalbert (lid van de jury voor de prix Goncourt), eind 1932, begin 1933 te Beauvais.
Van 15 tot 22 december 1939 was Céline scheepsarts aan boord van de Chella, een ship van de Compagnie Paquet.
Uitgever Robert Denoël wordt eind 1945 in Parijs op straat doodgeschoten.
Enkele handgeschreven bladzijden uit het eerste ontwerp van L'école des cadavres.
Céline op het Institut antijuif, 1941.
Céline in Meudon, rond 1955.
| |
| |
Céline in de tuin van zijn huis te Meudon, rond 1955.
Het huis te Meudon dat in 1968 gedeeltelijk door brand werd verwoest.
De begrafenis van Céline.
Van links naar rechts: Glaude Gallimard, Roger Nimier en Marcel Aymé.
| |
| |
vele talen vertaald, ook in het Nederlands (zie de bibliografie hierna). Vertrekt naar Genève en maakt voor de Volkenbond een reis naar Duitsland en Oostenrijk om er de gezondheidstoestand te bestuderen.
| |
1933
Uitgeverij Denoël & Steele publiceert zijn toneelstuk L'église. Céline maakt een aantal korte reizen door Europa en houdt op 1 oktober in Médan de toespraak Hommage à Zola.
| |
1934
Begin van dit jaar gaat hij naar de VS in een poging Elizabeth Craig ertoe over te halen bij hem terug te komen. Als de breuk definitief blijkt, keert hij teleurgesteld terug naar Frankrijk. Terwijl hij aan een nieuwe roman werkt, zwerft hij door Europa en verblijft in Brussel; in 1935 is hij in Londen, Kopenhagen en Oostenrijk waar hij troost zoekt bij verschillende vriendinnen.
| |
1936
Op 12 mei verschijnt Mort à crédit, de roman van zijn jeugd. De discussies laaien hoog op, maar het verkoopsucces is groot. Uitgever Denoël publiceert zelfs een ‘Apologie de Mort à crédit’. De zomer brengt Céline door in de USSR. 1936 is ook het jaar waarin hij Lucette Almanzor ontmoet die zijn nieuwe vriendin, later zijn vrouw wordt. Op 2 december vindt in Lyon een eenmalige opvoering van zijn toneelstuk L'église plaats.
| |
1937
Met het arbeidersparadijs de USSR rekent hij af in Mea culpa. Daarmee valt hij bij de communisten, die zijn Voyage als een evangelie zagen, in ongenade. Dit eerste politieke pamflet verschijnt samen met zijn proefschrift Leven en werk van P.I. Semmelweis bij Denoël & Steele. Na een nieuw bezoek aan New York publiceert hij aan het eind van dit jaar zijn eerste antisemitische pamflet Bagatelles pour un massacre dat in 1938 wordt gevolgd door een tweede: L'école des cadavres (Denoël). Het boek wordt in juni verboden.
| |
1939
Door links uitgespuwd, door rechts gewantrouwd, raakt Céline in een isolement. In Clichy wordt hij ontslagen. Als de oorlog uitbreekt, meldt hij zich als legerarts maar wordt afgekeurd wegens invaliditeit, probeert tevergeefs een nieuwe praktijk op te zetten en vindt tenslotte werk als scheepsarts op de Chella, een schip dat op de lijn Marseille-Casablanca vaart. In 1940 wordt het door een Duitse torpedo de grond in geboord. Céline werkt enige tijd als arts in Sartrouville en wordt vervolgens tot hoofd van de gemeentelijke kliniek van Bezons benoemd waar hij tot juni 1944 zal blijven.
| |
1941
Les beaux draps, een vooral anti-Frans pamflet, dat begin van dit jaar verschijnt, wordt in december verboden. Toch laat Denoël de volgende jaren nieuwe edities van de pamfletten het licht zien; ze vinden gretig aftrek. Hoewel men zijn twijfels kan hebben over daadwerkelijke collaboratie staat in elk geval vast dat Céline zijn fascistische sympathieën niet onder stoelen of banken steekt, zoals blijkt uit ingezonden brieven en interviews. Bezoekt hospitalen in Berlijn.
| |
1943
Treedt op 23 februari in het huwelijk met Lucette Almanzor.
| |
1944
In maart verschijnt Guignol's Band. Met de komst van de geallieerden in juni, verlaat Céline Parijs in gezelschap van zijn vrouw, de acteur Robert Le Vigan en de kat Bébert. In Duitsland verblijven ze korte tijd in Baden-Baden en gaan vervolgens naar Sigmaringen waar de Vichy-regering haar toevlucht had gezocht in het kasteel van die stad. Intussen probeert hij van de autoriteiten in Berlijn toestemming te krijgen naar Zwitserland of Denemarken te gaan. Zijn ervaringen beschrijft hij later in Nord.
| |
1945
Op 6 maart beginnen Céline, zijn vrouw en Bébert hun tocht naar het noorden. Dwars door een aan voortdurende bombardementen blootstaand Duitsland slagen zij erin Denemarken te bereiken. Op 27 maart komen ze aan in Kopenhagen. Daar verneemt Céline dat op 6 maart zijn moeder is overleden. Zijn uitgever Denoël wordt op 3 december in Parijs vermoord. Op 17 december wordt hij gevangen gezet in afwachting van uitlevering aan Frankrijk waar hij vrijwel zeker zal worden gefusilleerd. Dankzij Deense vrienden komt het niet zover.
| |
1947
Na bijna een jaar gevangenis en een verblijf van enkele maanden in het ziekenhuis wordt Céline op 24 juni vrijgelaten, nadat hij de Deense autoriteiten er schriftelijk van heeft verzekerd dat hij het land zonder hun toestemming niet zal verlaten. Intussen heeft hij de roman Le pont de Londres (Guignol's Band II) voltooid. Deze zal in 1964 posthuum verschijnen.
| |
1948
Op Sartre's beschuldiging dat hij voor zijn collaboratie werd betaald, reageert Céline heftig met een kort pamflet: A l'agité du bocal. Vanaf 19 mei van dit jaar tot 1951 woont hij met zijn vrouw en een aantal huisdieren in een huisje te Korsör aan de Baltische kust. Hij voltooit er de balletten Foudres et flèches (1949) en Scandale aux Abysses (1950). Intussen is in Parijs Casse-pipe verschenen, een fragment van een grotendeels verloren gegane roman (Chambriand, Parijs 1949).
| |
1951
In april krijgt Céline, die in 1950 bij verstek was veroordeeld tot onder meer een jaar gevangenisstraf en 50000 francs boete, amnestie, zodat hij naar Frankrijk kan terugkeren. De zomermaanden verblijft hij met Lucette aan de Middellandse zee en in Menton waar haar ouders wonen. In september vestigt hij zich als arts in Meudon, zijn vrouw begint er lessen klassiek ballet te geven. Hier zal hij tot het einde van zijn leven blijven wonen.
| |
1952
Gallimard herdrukt in korte tijd al het werk van Céline op de pamfletten na en publiceert van nu af zijn verdere boeken. Een nieuwe roman, Féeries pour un autre fois, blijkt geen succes. Dat is evenmin het geval met het tweede deel Normace (1954). Het blijft stil rond de ‘heremiet van Meudon’.
| |
1955
In een poging toch de aandacht op zich te vestigen verschijnt er een denkbeeldig interview: Entretiens avec le professeur Y. Het geeft in essentie Céline's ideeën over literatuur weer.
| |
| |
Céline en Lucette in 1950 te Klarskovgaard.
| |
| |
| |
1956
De eerste pocketeditie van Voyage au bout de la nuit ziet het licht. Vanaf dat moment begint de ster van Céline te rijzen. Arletty en Michel Simon zetten fragmenten van zijn werk op de plaat.
| |
1957
Dit jaar markeert de definitieve terugkeer van Céline op het literaire toneel. Zijn nieuwe roman D'un château l'autre blijkt een onverdeeld succes. Er verschijnen interviews en artikelen. Een nieuwe generatie heeft Céline ontdekt.
| |
1959
Publicatie van Ballets sans musique, sans personne, sans rien, geillustreerd door Eliane Bonabel.
| |
1960
Nord verschijnt. Céline werkt aan een filmbewerking van Voyage en herschrijft de fragmenten uit Mort à crédit die door de censuur uit de oorspronkelijke versie waren geschrapt, met het oog op een Pléiade-editie van zijn romans die in 1962 zal verschijnen.
| |
1961
Kort voor zijn dood voltooit Céline het manuscript van Rigodon dat samen met Nord en D'un château l'autre een trilogie vormt die voornamelijk hun tocht door het ineenstortende Duitsland beschrijft. Sterft op 1 juli aan een hersenbloeding en wordt op 4 juli te Meudon begraven.
| |
1964
Posthume publicatie van Le pont de Londres (Guignol's Band II).
| |
1965
Voor het eerst verschijnt het Carnet du curassier Destouches, (Cahier de l'Herne 5, Parijs 1965).
| |
1969
Posthume publicatie van Rigodon.
| |
1978
De weduwe van Robert Denoèl, Céline's eerste uitgever, geeft toestemming tot publicatie van de ‘farce’ Progrès.
Van Louis-Ferdinand Céline zijn tot nu toe de volgende teksten in het Nederlands verschenen:
1934 Céline, L.-F. |
- Reis naar het einde van de nacht, Amsterdam, Mulder & Co (z.j.). Vertaling: J.A. Sandfort. Inleiding: Prof. dr. P. Valkhoff. XI, 610 blz. |
1966 Céline, L.-F. |
- ‘Antikiteiten’, fragment uit Mort à crédit, in Podium 6/7, blz. 72-74.
Vertaling: C.N. Lijsen. |
1968 Céline, L.-F. |
- Reis naar het einde van de nacht, Amsterdam, G.A. van Oorschot.
Vertaling: E.Y. Kummer. 610 blz. |
1969 Hanrez, M. |
- ‘In gesprek met Louis-Ferdinand Céline’, in Maatstaf, juni, blz. 99-109. |
1971 Céline, L.-F. |
- Van de ene dood naar de andere, brieven, artikelen en polemieken, ingeleid en uit het Frans vertaald door E. Kummer. Amsterdam, De Arbeiderspers. 128 blz. (Heruitgegeven in de serie Privé Domein, 1979). |
1976 Céline, L.-F. |
- ‘Aforismen uit Reis naar het einde van de nacht van L.-F. Céline’, verzameld en ingeleid door P. Wattèl, in Maatstaf, mei-juni, blz. 107-109. |
1977 Zbinden, L.-A. |
- ‘Gesprek met Céline in 1957’, in Hollands Diep, jrg. 3, nr. 7, 9 april.
Vertaling: P. Wattèl. |
1977 Céline, L.-F. |
- Kanonnevoer, gevolgd door Het notitieboekje van kurassier Destouches, Meulenhoff, Amsterdam.
Vertaling: Hans W. Bakx & Paul de Bruin. 112 blz. |
1979 Céline, L.-F. |
- Dood op krediet, Meulenhoff, Amsterdam. Vertaling en nawoord: Frans van Woerden. 616 blz. |
Wie nader met Céline wil kennismaken verwijs ik naar:
Céline, L.-F. - Romans I (Voyage en Mort) en Romans II (D'un château l'autre, Nord, Rigodon), resp. verschenen in 1962 en 1974 bij Gallimard in Parijs in de ‘Bibliothèque de la Pléiade’, die tevens uitvoerige documentatie bevatten.
Gibault, F. - Céline, Le temps des espérances, 1894-1932, het in 1977 verschenen eerste deel van zijn biografie (Mercure de France).
Van onschatbare waarde zijn de Cahiers de l'Herne 3 (Parijs 1963) en 5 (Parijs 1965), in 1972 herverschenen in een band. Ze bevatten ongepubliceerd werk, correspondentie en vele studies en artikelen.
De Cahiers Céline verzamelen kleine teksten: interviews, brieven en getuigenissen, artikelen enz. Tot nu toe zijn verschenen:
Cahier Céline 1 |
- Céline et l'actualité littéraire, 1932-1957. Parijs, Gallimard, 1976. |
Cahier Céline 2 |
- Céline et l'actualité littéraire, 1957-1961. Parijs, Gallimard, 1976. |
Cahier Céline 3 |
- Semmelweis et autres écrits médicaux. Parijs, Gallimard, 1977. |
Cahier Céline 4 |
- Lettres et premiers écrits d'Afrique, 1916-1917. Parijs, Gallimard, 1978. |
In Utrecht bestaat sinds kort het Utrechts Céline Genootschap dat zich ten doel stelt de belangstelling voor het literaire werk van Céline te stimuleren en zo mogelijk te coördineren door middel van publicaties en bijeenkomsten. Voor inlichtingen kan men zich wenden tot de secretaris:
J.A. Versteeg, Montevideodreef 17, 3563 BE Utrecht, Telefoon: 030 - 62 23 14.
|
|