Schrijven is zilver, krassen is goud
Dolf Verroen
Ofschoon het al maanden geleden officieel bekend werd gemaakt, blijkt nog lang niet iedereen op de hoogte van het feit dat het gouden en zilveren griffelfeest dit jaar veranderd is. Voorheen waren er provinciale juries die in een landelijk slotberaad de griffels bepaalden - nu is er een jury van zeven mensen die in de loop van het jaar overeenstemming met elkaar proberen te krijgen welke boeken van het jaar daarvoor het meest voor een griffel in aanmerking komen. Deze jury bestaat uit een schrijver, een criticus, twee mensen uit het onderwijs- en twee mensen uit het bibliotheekwezen plus een belangstellende deskundige. De groslijsten met titels van boeken die voor een griffel in aanmerking zouden kunnen komen worden op dezelfde manier door een aparte commissie samengesteld, maar alle juryleden hebben het recht om titels naar eigen keuze hieraan toe te voegen.
Het heeft best wat voeten in de aarde gehad om het zover te krijgen, maar nu de eerste resultaten er zijn heb ik al enkele mensen hun teleurstelling horen uitspreken omdat de keuze, naar hun mening althans, nauwelijks verschilt van de vorige juries. Zij vergeten daarbij echter dat deze nieuwe jury niet is ingesteld om spectaculair te zijn, maar om het systeem te veranderen. Bij de vorige juries was niemand persoonlijk verantwoordelijk. Niemand wist ooit wie er nu in die juries zat. Je hoorde veel - goed en kwaad - maar er kwam nooit iets aan het licht. Dat kon ook niet anders. Er waren veel te veel mensen bij betrokken. Nu is iedereen met naam en toenaam bekend. Ik kan ze dan ook zo opsommen: Miep Diekmann, Rien Haak, Franske Holsteijn, Fred Ligthart, Mara Piek, Mien Spiro en Barber van der Pol. Zij hebben van alle bekroonde boeken rapporten gemaakt en daaruit wordt duidelijk hoe zij gewerkt hebben, welke criteria zij hebben proberen aan te leggen en soms niet konden aanleggen.
Ik heb dit jaar zelf een griffel en iemand zei in de afgelopen dagen tegen mij: ‘Je zult het nu wel met de keuze van de jury eens zijn.’ Het was niet onaardig bedoeld, het was meer een waarschuwing. Ik heb die ter harte genomen en alle boeken tot de tanden gewapend herlezen, ook al vond ik het bekronen van De kat in de gordijnen bepaald geen miskleun. Welk boek dan wel? Om eerlijk te zijn (dus pas op!) geen enkel boek. Ik kan niet anders vinden dan dat deze jury met de grootste zorgvuldigheid te werk is gegaan. Alle bekroonde boeken zijn uitstekend geschreven, zijn persoonlijk van stijl en atmosfeer en hebben inhoudelijk iets te zeggen. Dat blijkt bijvoorbeeld al meteen uit het boek van Alet Schouten Het huis van Roos en Lap, voor lezers vanaf 8 à 9 jaar. (Het is uitgegeven door van Holkema en Warendorf en op het omslag en de illustraties van Dick van der Maat staan echte poezen.) Het gaat over twee katten die bovendien nog met elkaar praten. Erger kan al niet, zou je zeggen. Een niet zo erg origineel gegeven dat Alet Schouten volkomen nieuw leven heeft gegeven. Je leest het alsof er nog nooit zoiets is geschreven. Het taalgebruik van de vertelling en de dialogen is los en gemakkelijk, maar roept tegelijkertijd heel wat op. Het is boeiend en beeldend en geeft heel veel menselijke informatie. Bovendien komt er in dit boek een totaal nieuwe schrijverskant van Alet Schouten boven, zodat het geen wonder is dat het tot de allerbeste kinderboeken behoort.
Dat geldt ook zeker voor Vluchten kan niet meer van Nigel Hinton, al is dit door Lemniscaat uitgegeven verhaal dan geen kinder- maar een tienerboek. Een verhaal over een jongen die een oude dame doodt met een gestolen (even geleende, zou je beter kunnen zeggen) motorfiets. Het is zo adembenemend en aangrijpend geschreven dat je na een paar hoofdstukken het gevoel krijgt of je het zelf gedaan hebt. De hoge literaire kwaliteit van het boek komt misschien wel het best tot uitdrukking in de ommekeer, die het verhaal naar een schitterende climax voert: de zieke grootmoeder die de jongen er van bewust maakt dat een mens alles van zichzelf moet leren accepteren, dat hij zichzelf niet ontlopen kan, zodat het langzaam tot hem door begint te dringen dat vluchten niet meer kan - niet alleen uit deze situatie, maar uit geen enkele situatie.
Uniek ook is het zeer goed door Bob den Uyl vertaalde Abels eiland, een Robinson Crusoë-achtig verhaal van de Amerikaan Steig dat werd uitgegeven door Querido. Een muis (van goeden huize) beland door een storm op een onbewoond eiland en moet het daar zien te redden. Dat doet hij ook, maar waarschijnlijk omdat hij, ondanks zijn onhandigheid, zijn pogingen om te ontkomen niet opgeeft. Een verhaal vol fijne humor, waar oude en jonge mensen veel van zichzelf in kunnen herkennen. Het is voor kinderen vanaf tien jaar, maar je moet er wel een geoefend lezer voor zijn. Het is een boek om te herlezen, je zult er steeds meer in ontdekken. De bijzonder karakteristieke tekeningen zijn van Steig zelf.
Roald Dahl - om het nog even over een buitenlander te hebben - wordt zo langzamerhand een oude bekende in het griffelwezen. Dit is, als ik mij niet vergis, zijn derde zilveren griffel. Als hij een Nederlander was geweest, zou hij zonder twijfel gouden griffels hebben gekregen. Deze verhalen die evengoed voor grote mensen zijn bestemd - en buiten onze grenzen als ik mij niet vergis ook voor volwassenen zijn uitgegeven - zijn alleen al uniek om de uitzonderlijk knappe schrijftechniek die er aan ten grondslag ligt. Ondanks de