| |
| |
| |
Lowry's inferno
James Brockway
‘I choose... Hell... Because... I like it. I love Hell. I can't wait to get back there...’
De consul Geoffrey Firmin in Lowry's
Under the Volcano
‘Though Lowry knew Heaven, he knew Hell best. Though he knew hope, he knew despair better.’
De redakteur Harvey Breit in zijn Introduction tot
The Selected Letters of Malcolm Lowry
Laat ik het maar eerlijk bekennen: over Malcolm Lowry en zijn roman Under the Volcano te moeten schrijven is mij een kwelling. Dit te bekennen is de enige uitweg om uit mijn impasse te geraken. Er zijn nu eenmaal ervaringen in het leven, die men niet in woorden kan, of wil, uitdrukken. Je loopt ergens in het buitenland, laten we zeggen in Frankrijk of Italië, op een late nazomermiddag door de schaduwrijke zalen van een klein, ouderwets museum in een vergeten provinciestad, en plotseling sta je voor een schilderij, of een vers van Michelangelo in een vitrine, of voor vijf woorden uit een brief van Rimbaud, en dit brengt je hele wezen tot stilstand en zwijgen. Je voelt iets in je binnenste in elkaar krimpen. Het is verrukking maar het is ook pijn. Je wil je ergens in een donkere hoek terugtrekken, of je gaat naast een hoog raam staan en je kijkt naar buiten, naar een lege hemel, totdat er een vogel voorbij vliegt en je uit je stille, verstarde, heerlijke roes bevrijdt, zodat je nu verder kan... terug naar het ‘gewone’ leven van alledag. Maar over deze ervaring wil je met niemand spreken, niet eens met je vrouw of je intiemste vriend. Het was een moment van intiem samen zijn met een kunstenaar, en dus een soort verraad tegenover alle anderen die je dierbaar zijn.
De ervaring met Lowry (die ik nooit had willen lezen) bleek van deze aard, maar dan gedurende vele dagen en nachten geprolongeerd. Eigenlijk één lange dag- en nachtmerrie. Waarover ik liever zou willen zwijgen.
Men kan zo gemakkelijk tot gemeenplaatsen, banaliteiten of bijzaken vervallen - dat deden mijns inziens al velen - en men weet, dat wat men eigenlijk zeggen wil, toch niet onder woorden te brengen valt.
Over Lowry en ‘zijn boek’ schrijven, lijkt veel op de zee in je handen willen vangen. Niet alleen is de zee ongrijpbaar en ondoorgrondelijk (zie daar de gemeenplaatsen reeds), maar zij heeft miljoenen baaien en inhammen, waarvan vele zelfs verborgen en nauwelijks zichtbaar zijn, of nog niet ontdekt en in kaart gebracht. De zee is nu eenmaal te veelomvattend voor de mens. En dus, om er toch iets over te kunnen zeggen, zondigt men door absurditeiten op te schrijven, of door zijn toevlucht tot reduktionisme te nemen.
Het enthousiasme en de vervoering, waartoe een groot kunstwerk aanleiding kan geven, maken ook dat men al gauw in holle superlatieven gaat schrijven op een al te bekende manier. Alles is ‘prachtig’, ‘schitterend’, als het niet al ‘subliem’ is geworden. Of schrijft men onzin. Zo kan bij voorbeeld John Vandenbergh op de allereerste bladzijde van de inleiding tot zijn Nederlandse vertaling van Lowry's Under the Volcano schrijven: ‘... schrijvende over Malcolm Lowry, weten we dat we te doen hebben met een auteur die door één boek de meeste van zijn bekende veelschrijvende collegae in onsterfelijkheid ver heeft overtroffen’. Maar hoe kunnen wij, stervelingen, nu reeds zeggen, wie van ons later onsterfelijk zal blijken? En kan men dan de onsterfelijkheid meten? Zijn er dan graden aan onsterfelijkheid: hij gedurdende tien jaar ‘onsterfelijk’, zij gedurende een hele eeuw?
Men kan ook proberen, de zee (of Lowry en zijn roman) te vangen en een monster daarvan in een reageerbuis naar het laboratorium brengen, om het vervolgens te analyseren en de bevindingen op te schrijven. (Men heeft reeds de krullen van de ‘h's’ en de ‘j's’ van Lowry's handschrift onder de loupe gehouden en zijn conclusie's getrokken.)
Men moet dan echter niet gaan denken, dat men Lowry en zijn vulkanisch boek te pakken heeft, dat men hem daarvoor voor altijd heeft vastgelegd, begrepen en ervaren.
Een onderzoek naar de feiten uit Lowry's leven en deze feiten daarna in verband met zijn roman, of met zijn gehele oeuvre, brengen, kan ook heel gauw tot een reduktionistische denk- en werkwijze leiden. Dat gaat als volgt: 1) Lowry was een alkoholist, die zijn leven vernielde door het verzwelgen van mateloze hoeveelheden sterke drank totdat hij niet meer leven of schrijven kon, mét of zónder drank, en die zich uiteindelijk, door middel van het innemen van een groot aantal slaaptabletten plus een grote hoeveelheid London gin, van het leven beroofde. 2) Under the Volcano, dat uit uiterst knap en subtiel verwerkte autobiografische gegevens bestaat (zonder ooit tot het niveau van autobiografie af te zakken), heeft met de ex-consul Geoffrey Firmin te doen, een man die ook alkoholist is en de hel van zijn verslaving - en tenslotte de dood - verkiest boven zijn redding door zijn vrouw en zijn jongere half-broer en alter ego, die als barmhartige Samaritanen willen optreden. 3) Vervolgens vergelijkt men de man Lowry en zijn schepping Firmin en zoekt men - want zo zijn wij het nu eenmaal in de twintigste eeuw gewend - naar de psychische of lichamelijke oorzaken van Lowry's zelfvernietigingsdrift. Bij voorbeeld: tijdens zijn kinderjaren - hij was
| |
| |
de jongste van vier broers - hebben noch zijn vader noch zijn moeder veel warmte of begrip voor hem getoond; hij werd door gouvernantes bang gemaakt en afgetuigd; hij was een grote, stevige man met een abnormaal klein geslachtsdeel, waarmee anderen hem tijdens zijn jeugd geplaagd hebben; hij zocht bij de vrouw ook een moeder; hij toonde een neiging tot de oppervlakkige homofiele kameraadschap van de kroeg (waar vrouwen in die dagen eigenlijk niet bij hoorden) of tot dezelfde soort kameraadschap als in het leven van de matroos; hij gaf blijk van begaafdheid als scheppend kunstenaar en bezat een grote belangstelling voor de literatuur, maar hij was met dat al in een filistijns milieu geboren (in het gezin van een welgesteld zakenman uit Liverpool), waar zulke literatuur niet begrepen of gewaardeerd werd, waar alles wat ‘kunst’ heette als vreemd, gek en verdacht werd gezien; hij werd ook naar scholen gestuurd, waar traditie, zelfbeheersing en sport de hoofdvakken vormden.
In andere woorden: wij gaan puzzelen naar de ‘why and wherefore’ van Lowry's leven en schrijven en op deze manier reduceren wij het wonderbaarlijke en ongrijpbare van zijn kunst tot handelbare, herkenbare begrippen, in de waan dat wij hierdoor het werk hebben gegrepen. Misschien is het waar ook: misschien door alles van en over Lowry te lezen en te bestuderen kunnen wij tenslotte alles begrijpen. Maar zodoende volgen wij niettemin een dwaalspoor. Het gaat immers niet om ‘begrijpen’. Het gaat om het ervaren van zijn werk (en, zo nodig, van zijn leven) en het als alkohol of drugs in je opnemen. En dáárvoor moet men lezen en, zoals de man in het kleine museum in Frankrijk of Italië, - in een donkere hoek, of naast het hoge raam, gaan staan en... zwijgen.
Hier echter mag ik juist niet zwijgen. En daarom volgen een paar gewone gegevens en notities over dit leven, over de roman Under the Volcano (die zonder overdrijving en ook zonder enige twijfel een 20ste eeuw meesterwerk is), en over de film Volcano, die door de bekende maker van documentaires, de Canadees Donald Brittain, aan het leven van Lowry is gewijd.
Clarence Malcolm Lowry, schrijvend alcoholist, werd op 28 juli 1909 in New Brighton, Cheshire, in het Noorden van Engeland, geboren en overleed in het dorp Ride, vlak bij Newhaven aan de Zuidkust van Engeland, op 27 juni 1957 op 47-jarige leeftijd. Onmogelijk, niettemin, hem als Engelsman te zien. De Canadezen eisen hem thans op en wel als hun grootste schrijver (de concurrentie is minimaal), maar ook dat is misleidend. Lowry hoort aan de wereld en aan de wereldliteratuur. Hij is in wezen een statenloze en klasseloze figuur op nagenoeg dezelfde wijze als twee andere overbekende auteurs, waaraan hij steeds weer doet denken, nl. James Joyce en D.H. Lawrence, dat ook in wezen waren. Zij behoren allen tot die groep mensen die door hun natuur boven zo'n vanzelfsprekende en eigenlijk weinigzeggende classificering uitstijgen.
Dit wil overigens niet zeggen, dat Lowry ‘statenloos’ en ‘klasseloos’ is geboren en opgevoed. Als vierde zoon van een welgestelde zakenman die in katoen handelde, ontving hij de klassieke welgestelde opvoeding, die Engeland haar ‘arme’ zoons opdringt: prep-school; public (d.w.z. kost-) school; en daarna, in 1929, naar het St. Catherine's College aan de Universiteit van Cambridge, waarover Lowry in de lichtere passages van Under the Volcano vertelt.
Malcolm Lowry
Tussen zijn schooljaren en zijn vertrek naar Cambridge zijn echter reeds dingen gebeurd, die het woelige en tragische verloop van zijn leven voorspellen. In 1927 is hij, een golf- en jazzspelende jongen uit een welvarend gezin, onder veel belangstelling van de kant van de plaatselijke pers als gewoon matroos op een vrachtboot naar Japan gereisd en daarna, in 1928, bracht hij drie maanden door op een Engelse hogeschool in Bonn, waar hij mogelijk voor het eerst kennis maakte met Paul Fitte, die een jaar later, toen hij medestudent en persoonlijke vriend van Lowry in Cambridge was, zelfmoord zou plegen - misschien omdat Lowry homoseksueel contact met hem geweigerd had. Dus de zee - symbool zowel van de moederschoot als van de Wanderlust, de eeuwige rusteloosheid -, ambivalente en onzekere seksuele relatie's, een tragedie, een zelfmoord en de dood hadden reeds op zijn eentwintigste jaar rollen in zijn leven gespeeld en zijn weg door het leven helpen bepalen.
Er deden nog andere vormende faktoren hun werk. Op school was hij gaan schrijven. Hij publiceerde proza en gedichten in de schoolkrant. Hij bewonderde de Amerikaanse dichter Conrad Aiken, die hij als mentor en substituut-vader zag en met wie hij de zomer van 1929 in Amerika doorbracht. Bovendien was hij al op school om zijn liefde voor drank berucht geworden.
Dit zijn maar een paar geselecteerde gegevens uit Lowry's jeugd. Als wij er het reeds vermelde gebrek aan een warm verband tussen de jonge Lowry en zijn ouders aan toevoegen èn - dit lijkt mij een van de belangrijkste faktoren die tot zijn ondergang heeft bijgedragen - het feit dat hij jarenlang op financiële steun van zijn vader kon rekenen en die steun aanvaardde (hierdoor werd de navelstreng eigenlijk nooit doorgeknipt, een feit dat met het intrinsieke infantilisme van de
| |
| |
alkoholist in verband staat)... als wij deze feiten aan de andere omstandigheden toevoegen, dan hebben wij reeds een rijkdom aan ambivalente, tegenstrijdige invloeden, die Lowry's ondergang vrijwel onvermijdelijk maakten. Verwenning gepaard met verwaarlozing; een literaire begaafdheid waarbij van genialiteit sprake is, gepaard met een oppervlakkige en wat brallerige ‘mannelijkheid’ met ambivalente seksuele neigingen, een gesteldheid, die ook de rusteloosheid, het steeds heen en weer door de wereld trekken, zou kunnen verklaren. (Veelbetekenend is, dat pas als Lowry tussen 1940 en 1945 tot rust komt en met zijn tweede vrouw, Margerie Bonner, heel eenvoudig in een vissershut aan een rustige kreek in Dollarton, bij Vancouver, teruggetrokken woont, hij zijn chef d'oeuvre, na acht jaar zwoegen, voltooit.)
In 1932 ontstond een definitieve breuk met zijn familie. Lowry reist dan naar Londen en Parijs en later, tezamen met Conrad Aiken, naar Spanje, waar hij een actrice, Jan Gabrial, leert kennen, met wie hij in Parijs in 1934 trouwt. Reeds tegen het eind van hetzelfde jaar gaan zij tijdelijk uit elkaar. Na tien dagen in de psychiatrische afdeling van het Bellevue Ziekenhuis in New York, is hij weer bij zijn vrouw terug en wel in Cuernevaca, Mexico (de Quauhnahuac, plaats van handeling, van Under the Volcano). In Mexico maakt hij in december 1936 een begin met het schrijven van zijn grote roman. In 1933 heeft hij al een eerste roman, Ultramarine, over zijn vroege zeereis, laten uitgeven. Hij zou zich later voor dit boek schamen, al was hij van plan, het niettemin in bewerkte vorm in zijn epos op te nemen. Ook had hij al in 1935 aangevangen de eerste versie van zijn posthuum verschenen novelle Lunar Caustic te schrijven.
Schrijven en drinken zijn voor hem obsessies geworden. Hij noemde de pen en de fles zijn beide ‘tyrannen’. En net als het ene glas op het andere volgt, zo maakt hij steeds nieuwe versies van zijn werk, twee bezigheden die in verband met elkaar moeten hebben gestaan.
In 1937 werd Lowry door zijn eerste vrouw definitief verlaten en in 1939 ontmoette hij Margerie Bonner, met wie hij eind 1940 trouwde. Zij zou zijn ‘makker’ en steun blijven tot in de nacht, zeventien jaar later, van zijn zelfmoord, die officieel als ‘dood per ongeluk’ werd geregistreerd.
Met Margerie Bonner ging hij na een kort en onplezierig verblijf in de stad Vancouver, in een vissershut aan het water in Dollarton, buiten de stad wonen. Under the Volcano werd op Kerstavond 1944 in Nigara-on-the Lake voltooid. Zes maanden tevoren echter was het vissershutje door brand verwoest. (‘The worst thing’, dat hem ooit overkwam). Bij deze brand gingen zijn manuscripten in de vlammen op, uitgezonderd Under the Volcano, dat door zijn vrouw werd gered.
Het zou meer dan vijftien maanden duren voordat de roman door uitgevers (in New York en in Londen) werd aangenomen en nog twee jaar en twee maanden eer het boek zou verschijnen. In de tussentijd had Lowry tot tweemaal toe in Mexicaanse gevangenissen gezeten - in 1937 en 1946. Op 4 mei 1946 werd hij uit Mexico gedeporteerd o.a. wegens schulden, waarna hij tijdelijk naar Vancouver terugkeerde.
Hierna - na het sukses van zijn boek bij de meeste kritici in vele landen - werd zijn leven steeds rustelozer: New Orleans, Haiti, Miami, New York, Parijs (waar hij alweer in een ziekenhuis terecht kwam), Italië, Bretagne, Canada, New York, Cicilië, Londen (alweer het ziekenhuis in) en ten slotte het kleine plaatsje Ripe in Sussex (september, 1956) waar op 27 juni 1957 de dood volgde.
Zijn sukses, toen het kwam, kon hij eigenlijk niet verwerken. ‘Success is like some horrible disaster... Ah, that I had never suffered this treacherous kiss,’ schreef hij in een van zijn gedichten. Zijn enthousiaste uitgevers stelde hij teleur. Zijn vrienden verloor hij. Zijn vrouw ging hij meerdere malen tijdens woeste dronkemansbuien te lijf. Hij werd een wrak; kon, als hij over zijn werk wilde praten, zelfs niet uit zijn woorden komen. De andere boeken werden steeds herschreven, herschreven, herschreven. Maar de grote trilogie, The Voyage That Never Ends, waarvan Under the Volcano slechts het begin was, werd nooit voltooid.
Zijn epos zou hebben moeten bestaan uit Under the Volcano (de mens in de Hel); Lunar Caustic (de mens in het Purgatorium, gebaseerd op een periode in een psychiatrisch ziekenhuis) en Eridanus, waarvan alleen de novelle The Forest Path to the Spring werd voltooid (de mens in het Paradijs). ‘Eridanus’ - het Aardse Paradijs - was Dollarton, zijn verblijfplaats aan het water buiten Vancouver. Dit laatste deel was echter een vervanging van zijn boek van meer dan duizend bladzijden, In Ballast to the White Sea, waarmee Lowry al in 1930 een begin had gemaakt, maar waarvan het manuscript in de grote brand verloren ging.
Een gekweld, verwoest leven dus, waaraan wij een meesterwerk te danken hebben. Van dit leven heeft de cineast Donald Brittain in zijn documentary Volcano een beeld gegeven, dat vooral in zijn esthetische conceptie briljant is. Want Brittain heeft Lowry's eigen techniek begrepen en die techniek bij het maken van zijn film toegepast.
Hij heeft namelijk zijn documentaire opgebouwd uit een
| |
| |
uitermate rijke en aangrijpende reeks ‘images’, precies zoals Lowry bij het schrijven van zijn roman deed. Deze beelden, net zoals in Lowry's roman, omvatten klankbeelden en vooral het luiden van de doodsklok, die ‘dolente’ (wee) en ‘dolore’ (pijn) even voor het begin, en weer tegen het eind van het verhaal van de gedoemde consul Geoffrey Firmin roept. Ook de geluiden (van gongs?) als de vulkanen Popocatepetl en Ixtaccihuatl, donker tegen een vuurrode hemel, aan het begin en einde van zijn film in beeld komen, zijn zeer effektief wat betreft het oproepen van de sfeer van dreigend onheil.
Het ligt niet in mijn bedoeling, een kritische beschouwing aan Brittain's film te wijden, maar een paar opmerkingen zijn wel relevant.
In de eerste plaats wordt in deze film uit 1976 - d.w.z. ongeveer vijftig jaar nadat alles in werkelijkheid geschiedde - een veelzeggend beeld geschapen van Lowry's omgeving tijdens zijn jeugd in Engeland (kostschool, universiteit, kroegen, kennissen, familieleden). Dit beeld zorgt niet slechts voor een markant contrast met de felle, kleurrijke en soms afschuwelijke scenes in Mexico, maar wekt ook bij de toeschouwer het gevoel van: hieraan moest hij ontsnappen. Men begrijpt de drang, om hiervan weg te komen... en Lowry's alkoholisme was natuurlijk ook het resultaat van de drang om weg uit ‘all the indecency, the cruelty, the hideousness, the filth and injustice in the world’ te komen. Zijn drinken en zijn leven waren, beide, een vlucht.
Hier moet echter ook worden gezegd, dat, omdat alles drie, vier of vijf decennia later is verfilmd, wanneer zijn vrouw en zijn kennissen veel ouder zijn geworden, en er veel ‘shots’ en ‘close-ups’ van verslaafden in de laatste stadia van mentale en lichamelijke aftakeling zijn, de toeschouwer uit het oog kan verliezen, dat wat met Lowry gebeurde, hem in de bloei van zijn leven overkwam.
Zeer onthutsend in Brittain's film zijn de beelden, vooral de Mexicaanse, van menselijke armoede, ziekte, wreedheid en domheid, en hiermee illustreert de cineast op een onvergetelijke wijze de grote, onverteerbare walging die Lowry en zijn consul voelen voor de ‘human condition’ en het doen en laten van de mens op aarde, een walging die tot hun beider ondergang leidt. ‘I see myself as all mankind in prison’, schreef Lowry in het gedicht Sestina in a Cantina en in een brief van de consul, die Monsieur Laruelle in het eerste hoofdstuk van Under the Volcano vindt, heeft Firmin geschreven:
... I sometimes think of myself, as a great explorer who has discovered some extraordinary land from which he can never return to give his knowledge to the world: but the name of this land is hell. It is not Mexico of course but in the heart.
Met deze onthutsende beelden laat Brittain niettemin te weinig van de verrukking doordringen, die beide mannen ook voelen voor de schoonheid van Mexico en het wonder van het leven op aarde. Uit deze ambivalentie (walging èn verrukking) spruitte tenslotte zowel Lowry's als Firmin's probleem: ‘To be or not te be.’
Vele auteurs hebben over het alkoholisme geschreven. In Frankrijk was er Zola. In Engeland is er Graham Green. En in Nederland is er Heere Heeresma met zijn novelle Een dagje naar het strand. Maar wat Lowry in het bijzonder betreft, was er in Amerika de bestseller The Lost Weekend van Charles Jackson. Deze roman, die zeer veel aandacht trok en verfilmd werd, verscheen, tot Lowry's ontsteltenis, vóór Under the Volcano.
‘This brings me,’ schreef hij in zijn beroemde 15.000 woorden lange brief van 2 januari 1946, aan zijn uitgever,
to the unhappy (for me) subject of The Lost Weekend... it should have been the other way round - that it was The Lost Weekend that should have inevitably have recalled the Volcano; whether this matters or not in the long run, it happens to have a very desiccating effect on me.
Lowry hoefde zich geen zorgen te maken. Zijn roman is immers iets héél anders. Het is geen ‘gewone’, ‘moderne’ roman maar al op zichzelf een epos, dat zeer bewust en conscientieus als een kunstwerk is ontworpen. ‘I decided really to go to town (d.w.z. alles royaal opzetten) on the poetical possibilities of that subject,’ schreef hij in dezelfde brief.
Dit blijkt al duidelijk uit de citaten uit Sophocles, John Bunyan en Goethe, die Lowry als motto's voor het begin van zijn roman plaatste. Maar hij had evengoed citaten uit Dante, Shakespeare, Marlowe, Dostojewski, Melville, noem maar op, op die plaats kunnen zetten, want hij werd door de wereldliteratuur steeds geïnspireerd en de citaten hieruit - en de toespelingen er op - zijn in zijn boek ontelbaar. De roman is van meet af aan tragisch, poëtisch en groots geconcipiëerd en bedoeld.
Under the Volcano is véél meer dan het portret van een dronkaard; véél meer dan het verhaal van de laatste dag in het leven van een verdoemde, de consul; en zelfs veel meer dan ‘mescal inspired phantasmagoria’, de beschrijving, die Lowry zelf voor zijn boek aanvaardde. De roman is een verhaal, met ‘horrors portioned to a giant nerve’, van Elckerlyc in de Hel, haast een dialoog in een vermomde vorm tussen Adam en zijn schepper. En, zoals professor Muriel Bradbrook in haar korte, bewonderenswaardig nuchtere studie van 1974 stelt, kan de consul Firmin ook als een symbool van onze beschaving worden gezien. Professor Bradbrook ziet heel duidelijk, dat de roman dermate complex is, dat ‘any “explanation” is bound to be reductive’. Zij ziet ook, dat het veel te simplistisch is, Lowry's werk als autobiografie te beschouwen: ‘The judgement that all his books are disguised autobiography ignores the shaping power that appeared constructive and free in his books, while his life became ruinous and self-destructive’.
En wat zei Lowry zelf? ‘It is hot music, a poem, a song, a comedy, a tragedy, a farce... it can even be regarded as a sort of machine; it works too.’
Dat Lowry op een verhevener niveau dan dat van een ‘gewone’ roman bezig is, wordt heel gauw aan de lezer duidelijk, als hij met lezen begint. En dit zou ook zonder de motto's vooraf het geval zijn. Want, om de epische conceptie van het werk te onderstrepen, en om de nodige afstand te scheppen tussen de wereld van zijn verhaal en de wereld waarin de lezer rustig (en straks heel ònrustig) in zijn stoel zit te lezen, laat Lowry zijn boek niet met het verhaal zelf beginnen, maar met een eerste hoofdstuk, 38 1/2 bladzijden lang, waarin een van de hoofdfiguren, Monsieur Jacques Laruelle, een vriend van de consul en een minnaar van zijn vrouw, op Dodendag (Allerzielen), 2 november 1939, in het stadje Quahnahuac, terug denkt aan dezelfde dag éen jaar tevoren, toen de consul en zijn vrouw stierven.
Allerzielen, zeggen de Mexicanen, is de dag dat de doden voor de duur van één dag, de dag van hun fiesta, herleven. En zo herleeft in de rest van Lowry's boek, in hoofdstukken 2 tot en met 12, de consul Geoffrey Firmin de laatste, verschrikkelijke dag van zijn leven. Aan het eind van het briljante eerste hoofdstuk (dat Lowry's uitgever eerst wilde schrappen!!) waarin het gehele gegeven in een gecomprimeerde,
| |
| |
poëtische vorm terug te vinden is, begint het symbolische reuzenrad op de kermis terug te draaien, terwijl de klok ‘dolente’ en ‘dolore’ luidt, en de tragedie, die zich al één jaar eerder voltrokken heeft, weer kan beginnen. ‘We know,’ schrijft professor Bradbrook, Lowry citerend, ‘the tick of real death, not the tick of time.’
Deze struktuur is dermate geniaal en dermate belangrijk, dat het moeilijk te begrijpen valt, hoe de Nederlandse vertaler John Vandenbergh in zijn inleiding schrijven kon, dat ‘de gehele handeling... gedurende een etmaal plaats (vindt), op Allerzielen, november 1939’. Dat dit niet zo is, wordt al bij het lezen van het eerste hoofdstuk duidelijk, maar daarna noemt Lowry bij herhaling het jaar 1938. Bovendien wordt er door de hele roman steeds over de burgeroorlog, die toen in Spanje aan de gang was, gesproken, en vooral over de slag om de rivier Ebro van de herfst van 1938 (‘just as on the Ebro they were retreating’; ‘how much nearer even in these moments the Government were to losing the Ebro’. Er is zelfs een toespeling op ‘the war to come’, d.w.z., de Tweede Wereldoorlog van 1939-45, die natuurlijk al op 2 november 1939, de dag van handeling volgens Vandenbergh, reeds aan de gang was.
Maar ook de andere informatie, die de vertaler over Lowry's roman verschaft, klopt niet met het boek, zodat men zich kan afvragen, of de vertaler het over een heel ander boek heeft, of - zoals de dronken consul - aan door mescal veroorzaakte hallucinaties lijdt. Het is niet waar, dat elk hoofdstuk, zoals hij aan de lezer mededeelt, door één persoon in beslag wordt genomen, en het is óók niet waar dat de gebruikte techniek ‘die der Joyceaanse interior monologue is... met... veel van het economisch woordgebruik van de grote Ier’. Hoewel Lowry reeds in 1930 bij zijn schrijven naar een ‘thoroughly understandable narrative technique’ en ‘a sound dramturgy of classical origin’, zocht, behoort zijn roman onmiskenbaar tot de grote Romantieke traditie. De literaire revolutie, die vooral door Jean-Jacques Rousseau en zijn Confessions teweeg werd gebracht, plaatst de auteur, of zijn protagonist, centraal, zodat àlles soms met zíj́n ogen wordt gezien. Les Confessions van Rousseau begint immers met: ‘Moi seul’ - alleen ik; ik alleen.
Deze techniek leidt haast onvermijdelijk tot het hanteren van de interior monologue, en wij kunnen zeker de uitdrukking van de kritikus Herbert Read in zijn essay The Romantic Revolution, te weten: ‘the whispered secrets of the self’, in verband met Under the Volcano brengen, al is Lowry's consul vaak aan het brullen en niet slechts aan het fluisteren. Niettemin kan onmogelijk van Lowry's chef d'oeuvre worden beweerd, dat de techniek ‘die der Joyceaanse interior monologue’ is, al wordt er wel naast andere gebruik van die techniek gemaakt.
Over Lowry's ‘economisch woorgebruik’ kan hier ook nauwelijks worden gesproken, want zijn stijl, zoals die van William Faulkner, waaraan wij bij het lezen van Under the Volcano direkt worden herinnerd, is uitermate rijk en barok. Niet alleen kan Lowry hier en daar heel lange, gecompliceerde zinnen à la Faulkner schrijven, maar in die zinnen dwaalt hij soms van de hoofdzaak af, terwijl deze zinnen ook in de tijddimensie kunnen zweven.
Zijn barokke stjl, geladen met een weelde aan symbolen, beelden en toespelingen, heeft Lowry zelf tegenover zijn uitgever moeten verdedigen met een beroep op Baudelaire en diens regels:
La Nature est un temple où de vivants piliers
Laissent parfois sortir de confuses paroles;
L'homme y passe à travers des fôrets de symboles
Qui l'observent avec des regards familiers.
‘Confuses paroles’, ‘forêts de symboles’ - met welke andere woorden kon men de klanken en beelden, die door het hoofd van een alkoholikus gaan, beter beschrijven? En hoe zijn ‘confuses paroles’ en ‘forêts de symboles’ in één lijn met ‘economisch woordgebruik’ te brengen?
Barok is Lowry's stijl ook door de wijze waarop hij de literatuur in zijn proza steeds citeert en verwerkt, en niet alleen Dante, Goethe, Shakespeare & Co, maar ook, bij voorbeeld, de onbekende auteur van de oude ballade Sir Patrick Spens, èn de Mexicaanse bladen en affiches. Barok, en niet ‘econo- | |
| |
misch’, zijn tevens zijn vele natuurbeschrijvingen. Wij mogen zelfs aannemen, dat zijn proza zijn grote rijkdom voor een deel te danken heeft aan de weelderigheid zowel van de natuur als van de architektuur in Mexico, en vooral aan de zeer rijke, krullerige barok van de ‘chirrigueresque’ stijl, waarnaar de auteur zelf verwijst.
Tot slot het gegeven van Under the Volcano. Het is onmogelijk dit adekwaat in resumé weer te geven, maar heel eenvoudig geformuleerd is de situatie alsvolgt:
De vrouw van de consul komt op Dodendag, 2 november 1938, bij haar man in Quahnahuac terug. Zij zijn een jaar tevoren uit elkaar gegaan. Zij vindt hem in een cantina, een kroeg, in zijn permanente staat van dronkenschap. Zij gaan samen naar huis. Zijn jongere broer, Hugh, verslaggever o.a. over de Spaanse burgeroorlog, is op bezoek en probeert de consul tevergeefs van het drinken te weerhouden. Na een poosje gaan ze alle drie, na een bezoek bij Laruelle, naar het stadje Parián (symbool van de dood); onderweg lukt het hun niet, het leven van een arme Mexicaanse boer, die door de fascistische politie is mishandeld, te redden. Zij zijn bij een ‘bull-throwing’ aanwezig, symbool voor het lijden door wreedheid en stupiditeit van zowel het dier als de mens. De consul weigert naar zijn vrouw en zijn broer te luisteren, als zij hem willen overtuigen dat hij nog gered kan worden. Hij wordt steeds agressiever, loopt weg met de roep ‘I love hell. I can't wait to get back there’, en komt terecht in de Farolito bar. Yvonne, zijn vrouw, wordt door een op hol geslagen paard gedood en hijzelf wordt door leden van de fascistische hulppolitie gearresteerd en vermoord, waarna zijn lijk in een ravijn, de gevreesde barranca (symbool van de hel en een open riool overigens) wordt gegooid, gevolgd door dat van een hond, symbool door de hele roman van de verworpeling. Hoe inadekwaat zo'n resumé is, zal bij het lezen van de roman blijken. Want Lowry schrijft niet slechts over de persoonlijke tragedie van zijn consul maar, zoals reeds gezegd, over de toestand en de toekomst van onze beschaving, over de literatuur en de politiek, over de arbeidsomstandigheden, over de democratie, het fascisme, het journalisme, over de Cabbala, die hij grondig heeft bestudeerd, over de Joden en antisemitisme..., over bijna àlles.
Zijn consul is met walging vervuld, van zichzelf en van de wereld, maar hij kan zich ook afvragen: ‘How could he have thought so evil of the world when succour was at hand all the time?’
De mogelijkheid tot redding, die in Goethe's woorden ligt: ‘Wer immer strebend sich bemüht, den können wir erlösen’, verwerpt hij niettemin. Hij kiest voor ‘het paradijs van zijn wanhoop’. ‘I could not find with all my soul that I did desire deliverance,’ citeert Lowry uit het werk van de zeventiende eeuwse Christelijke schrijver John Bunyan. En dus was de vernietiging, gewild of zelfs òngewild, onvermijdelijk. Dit, heel simpel verteld, is de geschiedenis van de ouderloze consul, Geoffrey Firmin. Het zou ook de geschiedenis van de mens kunnen zijn. Zelfvernietiging kan immers andere vormen dan alkoholisme aannemen. Zoals Lowry zelf suggereerde, ligt zijn boek voor allerlei interpretaties open. ‘The work,’ schrijft professor Bradbook, ‘is meant to create its own readers by the process of their reading it.’ Aan een bewonderaar schreef Lowry: ‘equally it is your book.’
| |
Literatuur:
Malcolm Lowry: Under the Volcano
Penguin Modern Classics. 1962 |
Douglas Day: Malcolm Lowry, a Biography
Oxford University Press. 1974 |
Selected Letters of Malcolm Lowry
Harvey Breit & Margerie Bonner Lowry (editors)
Jonathan Cape. 1967 |
M.C. Bradbrook: Malcolm Lowry. His art and early life - a study in transformation
Cambridge University Press. 1974 |
David Miller: Malcolm Lowry and the Voyage that Never Ends
Enitharmon Press. 1976 |
Perle Epstein: The Private Labyrinth of Malcolm Lowry - Under the Volcano and the Cabbala
Holt, Rinehart & Winston. 1969 |
Herbert Read: ‘The Romantic Revolution - essay in The London Magazine, juni 1955 |
Malcolm Lowry: Onder de vulkaan
Vertalingen en inleiding: John Vandenbergh De Bezige Bij. 432 blz. fl. 34,50
|
|