[Nummer 69]
Woord vooraf
In Literair Lustrum, een in 1967 bij Polak & Van Gennep verschenen overzicht van vijf jaar Nederlandse literatuur 1961-1966, stond Kees Fens - een der samenstellers - ook even stil bij de viering van Van Deyssels eeuwfeest in 1964. Veel had die viering niet voorgesteld. Het weinige dat memorabel leek, kwam voor rekening van schrijver dezes die, aldus Fens, ‘geheel alleen een Thijmgenootschap vormt’.
Vijftien jaar later stelt dat genootschap nog steeds niets voor, al lijkt de tijd niet ver meer dat zich enkele serieuze adspirant-leden zullen melden. Misschien dat het onderhavige Lodewijk van Deyssel-nummer die aanmelding zal kunnen vervroegen. Als er een bedoeling achter de samenstelling van dit nummer schuilgaat, dan is het wel die van het bieden van een behulpzame hand aan potentiële lezers van Van Deyssel of aan iedereen die, om enigerlei reden, zomaar geïnteresseerd is in deze auteur. Ten aanzien van dit fenomeen, fenomeen zowel in literair als in menselijk opzicht, bestaat nog steeds een grote drempelvrees, overigens waarschijnlijk veroorzaakt doordat Van Deyssel voortdurend, en steeds vaker, als een fenomeen wordt aangeduid!
De lezing van wat in dit nummer werd samengebracht, kan in elk geval het afschrikwekkende wegnemen dat in veler ogen inhaerent lijkt te zijn aan het fenomenale.
Het stemt tot dankbaarheid dat, dank zij veler spontane medewerking, dit Van Deyssel-nummer het licht heeft kunnen zien op een tijdstip, slechts weinige maanden verwijderd van 1980.
Om nogmaals Fens te citeren, - ditmaal de slotregel van zijn bijdrage: ‘Het lijkt erop, dat Van Deyssel, voorlopig, de eeuwigheid heeft, in elk geval een eeuw: van tachtig tot tachtig’.
Harry G.M. Prick