Deze eerste roman van hem werd ook terecht beschreven als: ‘a tale of unabashed improbability, sluiced through with humour, lust and generosity’. Als men ook over ‘Nearly Normal Jimmy, impressario of the Indo-Tibetan Circus and Giant Panda Gypsy Blues Band’ en over ‘Mon Cul’, de baviaan van John Paul Ziller wil lezen, dan moet men Another Roadside Attraction in handen zien te krijgen.
Maar nu is er ook Cowgirls zijn ook niet van beton, wat ik een bijzonder aardige vertaling van ‘Even cowgirls get the blues’ vind. In dit boek kan men lezen over Sissy Hankshaw (ook als ‘Sissy Eenduim’ bekend) uit Richmond, Virginia. (Het lied ‘Liefde Is een Heerlijk Feest’ werd zeer zeker niet in Richmond-Zuid gecomponeerd’, vertrouwt Robbins ons toe.) Men leest over wat Sissy overkomt, als zij gaat liften, en in een land als de USA zijn de mogelijkheden tot fantaseren natuurlijk onbegrensd, vooral als men gaat liften. Sissy komt terecht bij de cowgirls van de Rubber Roos Ranch en de trompetvogels en ook bij de psychiater die ‘Dr. Robbins’, als onze auteur, heet.
Maar de fantasie van Robbins houdt altijd een kritisch kommentaar in op de maatschappij van ‘unlimited possibilities’ dat zijn land nu eenmaal is - wat onder andere ook zijn schrijven mogelijk maakt. De eigenschappen, die de ontplooiing van deze fantasie voor de lezer tot een verrukking maken, zijn echter Robbins' ongeremde, joyeuze, barokke geest en stijl. Moderne barok van de eerste orde: intelligent, absurdistisch en vol zelfspot.
Ik heb veel alinea's uit dit boek aangestreept om ze hier te kunnen citeren, maar om niet tegen de regels van het fatsoen (‘fair practice’) te zondigen, heb ik mij toch tot een kort citaat beperkt, namelijk tot Hoofdstuk 111A:
Poëzie is niets meer dan het intensiveren of illumineren van doodgewone voorwerpen en alledaagse gebeurtenissen, totdat deze van zichzelf beginnen te stralen, totdat wij hun kracht kunnen ervaren, todat wij hun danspassen kunnen volgen, totdat wij kunnen ontdekken welke rol zij spelen in de Grote Orde der Liefde. Hoe gaat zoiets in zijn werk? Door maar wat aan te klooien met de syntaksis.
(Definities zijn beperkend. Definities zijn dodelijk. Wie zichzelf beperkt, pleegt een soort zelfmoord. Wie een ander beperkt, pleegt een soort moord. Het beperken van de poëzie staat gelijk met een Hiroshima van de menselijke geest. STRALINGSGEVAAR. Verboden voor onbevoegd personeel krachtens Hoofdstuk 111A.)
De humor, de fantasie, het barokke van de stijl zijn daar grotendeels afwezig, maar toch... (Inmiddels heb ik, volgens Robbins, zelfmoord gepleegd.) Verder weg van de vorm van het korte verhaal zou men eigenlijk niet kunnen dwalen dan door Robbins' boeken door te bladeren. En men kán inderdaad in zijn boeken bladeren. Je kunt zijn romans overal, op een lukrake plaats, openslaan en lezen. Het doet er niet toe precies waar, want het gaat minder om het verhaal dan om ‘Tom Robbins aan het woord’. Er zijn auteurs en dan vooral Amerikaanse, die óók dit genre gekozen hebben en die ik desondanks stierlijk vervelend vind (bijvoorbeeld: Richard Brautigan), maar vervelend is Robbins nooit. Ook niet als hij woorden van drie letters gebruikt. Waar dit bij anderen op aanstellerij duidt, lijkt het bij hem dood natuurlijk.
Ik heb zeer bewust gekozen om Robbins' humor met het op het eerste gezicht ouderwets lijkende en weinig zeggende woord ‘zonnig’ te beschrijven. Want hoe absurd de wereld hem ook mag lijken, hoe kritisch zijn houding er tegenover ook mag zijn, zijn humor is nooit zwart, nooit anders dan opgewekt. Robbins vindt dat deze wereld one big laugh is. Maar bij hem kan men ook lezen: ‘Dr. Robbins wil niet zeggen wat hij gelooft. Behalve: Ik geloof in alles; niets is heilig / Ik geloof in niets; alles is heilig. Ha ha ho ho en hi hi.’ En dan, op een ‘speciale Parabolische Toegift’ na, is zijn roman uit. De vertaling van Peter Bergsma geeft de ‘Robbins toon’ zuiver weer en lijkt mij zeer geslaagd.
Zoals de lezer al zal hebben gezien, was ik aanvankelijk van plan in deze Kroniek over het korte verhaal te schrijven en in het bijzonder over twee sterk met elkaar contrasterende verhalenbundels van de laatste tijd, nl. The Diamonds at the Bottom of the Sea door Desmond Hogan, de nieuwe Ierse schrijver, wiens eerste roman The Ikon-maker ik de vorige keer besprak, en The Bloody Chamber, waarin Angela Carter, onze Engelse ‘Lady Edgar Allan Poe’, op háár feministische 20ste eeuwse manier een paar bekende griezelverhalen uit het sprookjesrepertoire als ‘Blauwbaard’ en ‘Rood Kapje’ hervertelt. Maar deze boeken zullen tot de volgende keer moeten wachten. Dat kan best; goed schrijven verjaart immers niet.
Tom Robbins: Another Roadside Attraction W.H. Allen, Londen, 1973. £2,25
Tom Robbins: Cowgirls zijn ook niet van beton (Vertaling Peter Bergsma)
Agathon, Bussum, 1979. f 37,50