Chili
Anton Constandse
Op 11 september 1973 leidde de vrees voor socialisme in Chili tot een van de bloedigste staatsgrepen uit de historie van Latijns-Amerika. Een langdurig schrikbewind volgde op de militaire overval, die generaal Pinochet tot machtigste leider maakte en die aan president Allende het leven kostte. Aangezien Chili de reputatie had een weliswaar conservatieve, maar toch stabiele democratie te zijn, wekte de Putsch ontsteltenis. Niet minder dan vijftigduizend mensen werden gearresteerd, van hen kwamen er dertigduizend om, tienduizend zouden nog lange tijd in concentratiekampen verblijven, en meer dan tweeduizend bleken later ‘verdwenen’ te zijn. Verklaringen over martelingen op grote schaal waren gegrond.
Chili was tientallen jaren een burgerlijke democratie geweest, hoewel met semi-feodale trekken. De tienduizend landheren hadden een ongewone politieke macht, evenals zeven families uit de grote bourgeoisie. Deze bezittende elite werd omstreeks 1960 vooral verdedigd door de Nationale (conservatief-liberale) Partij, en door de rechtervleugel van de Christen-Democraten. Deze twee groeperingen hadden in 1964 de handen ineengeslagen, om te voorkomen dat de socialist Allende president zou worden. Zo werd in 1964 de conservatief Alessandri opgevolgd door de christen-democraat Frei, die grote steun kreeg van zijn Duitse geestverwanten. Hij voerde een bescheiden landhervorming door en verzwaarde enigszins de lasten van de Amerikaanse koper-exploitanten (Anaconda en Kennecott) maar verloor toch steeds meer steun van werknemers en middenstanders. In 1970 dongen de drie grootste partijen wederom naar de gunst der kiezers. De socialist Allende, gesteund door communisten, burgerlijke radicalen en linkse katholieken, kreeg 36,6% der stemmen, meer dan de conservatief Alessandri en de christen-democraat Tomic. Het parlement benoemde Allende, nadat deze een aantal garanties had gegeven voor het behoud van de basis van het bestaande systeem. Hij mocht niet trachten het leger te indoctrineren; hij zou het privé-bezit van bestaande radio- en televisiestations of van periodieken niet aantasten; hij moest de wetten eerbiedigen. Op grond van door vroegere parlementen reeds aangenomen besluiten heeft Allende echter wel de grond van drieduizend landheren (tegen betaling) verdeeld onder boerencoöperaties. Door nationalisaties verloren de zeven machtigste families hun politieke invloed. Aan de dertig grote ondernemingen, die al staatsbezit waren, werden er honderdvijftig toegevoegd, o.a. banken en verzekeringsbedrijven. Maar vierendertigduizend eigenaren van kleinere en middelgrote bedrijven kregen de garantie, dat ze hun bezit konden behouden.
Niettemin ontketenden nu binnen- en buitenlandse concerns een economische, propagandistische en politieke campagne tegen de Volkseenheid van Allende. De kopermaatschappijen, de landheren, multinationals als ITT, de Amerikaanse CIA stelden miljoenen dollars ter beschikking, met medeweten van de regering der V.S., om rust en orde in Chili te verstoren. De agrarische productie en de voedselvoorziening werden gesaboteerd; kapitaal, vee en voorraden werden clandestien uitgevoerd; aanslagen van de fascistische club Vaderland en Vrijheid wekten onrust; ‘stakingen van patroons’ en het hamsteren veroorzaakten steeds meer schaarste. Daartegenover vormden arbeiders comité's om verborgen verbruiksartikelen op te sporen, ze oefenden controle uit in vele bedrijven. De verkiezingen van maart 1973 toonden aan dat Allende stemmen had gewonnen (van 36,6 tot 43,4%) en dat de werknemers in meerderheid achter hem stonden. De eerste staatsgreep van Vaderland en Vrijheid, op 29 juni