de Werk:
Na een geruchtmakende lezing voor de Algemene Vergadering van de Presbyteriaanse Kerk van Oost-Afrika die hij in 1970 opende met de zin ‘Ik ben geen man van de Kerk, ik ben zelfs geen Christen’ en waarin hij Jezus als Mau Mau strijd laat kruisigen, Afrikaniseerde hij zijn vroegere naam James Ngugi tot Ngugi wa Thiong'o. Een in zijn naam tot uitdrukking gebrachte heroriëntatie op de Afrikaanse identiteit.
Deze heroriëntatie brengt Ngugi er ook toe zich in te zetten voor het afschaffen van de Engelse - en het zoeken naar een nieuwe, gemeenschappelijke Afrikaanse taal.
Zijn roman Slechts een korrel graan echter is nog geheel geschreven volgens westerse vormgevings-principes. Ngugi maakt gebruik van flash-backs, hij bouwt de dramatische en innerlijke climax geraffineerd op binnen een sterke, doelbewuste compositie. De dialogen zijn (met enkele uitzonderingen) doeltreffend, de introspectie uitvoerig en ook voor westerse lezers goed invoelbaar. Erg knap ook is de manier waarop Ngugi enkele blanke personages weet uit te beelden; zowel gezien door Afrikaanse als door hun eigen ogen. Hoewel deze personages wèl passen binnen een anti-koloniale typologie - de man, John Thompson, een gezagsdrager met op zijn manier idealistische denkbeelden over een door de Britse hogere waarden beheerste wereld die de handhaving van het gezag tracht te voltrekken met weinig idealistische middelen, zijn echtgenote een overspelige sensuele vrouw - maakt de schrijver er toch geen goedkope typetjes van. Dezelfde genuanceerde visie, maar dan veel rijker uitgewerkt, heeft hij op zijn landgenoten. De Kenyase strijders voor onafhankelijkheid, door anderen Mau Mau genoemd, worden ook niet uitgebeeld als alleen-maar-nobele helden. Ook dit zijn levende en feilbare mensen; hun strijd geldt lang niet alleen het heil van het land maar heeft ook te maken met hun persoonlijke verlangens; mede daardoor vallen zij vaak ten prooi aan intimidatie en plegen zij verraad. Zo schept Ngugi een rijk weefsel aan menselijke emoties en inzichten; de dramatische lijnen komen samen in de dag waarop de nationale onafhankelijkheid, Uhuru, wordt verkregen.
Een bezwaar, vooral van de langere monologen, is dat er vaak nogal onwaarschijnlijke boekentaal wordt uitgeslagen. Dit geldt vooral voor het verhaal van een van de vrouwelijke hoofdpersonen, Mumbi. Zinnen als ‘Ik bedacht plotseling dat mijn moeder naast mij stond en wilde haar bij dit schouwspel weghalen om te voorkomen, dat ze tot het einde toe moest toekijken... Deze gedachten maakten spoedig plaats voor het werk dat gedaan moest worden’ lijken te wijzen op een verslapping in de aandacht van de schrijver voor zijn vormgeving. Daartegenover staan andere karakteristieken, kort maar heel krachtig, zoals: ‘Generaal R. was een man van weinig woorden, behalve als hij opgewonden was. “Ik kan mijn tong niet gebruiken,” zei hij vaak met iets van trots in zijn stem, “maar mijn handen heel goed”.’
Onthullend is ook (dit wordt zo zonder nadruk gebracht dat ik mij afvraag of Ngugi het zich zelf wel bewust is geweest) het verschil in de maatschappelijke standing die aan vele inheemsen wordt toegekend binnen de westers-koloniale en binnen hun eigen samenleving.
Karanja bijvoorbeeld, een invloedrijk man onder de inheemsen - niet vrij overigens van verraderlijke trekken maar toch ook weer niet helemaal zwart geschetst als ‘de’ verrader - is op het door blanken geleid wetenschappelijk instituut niet meer dan een beter soort boodschappenjongen die etiketten schrijft en tafels afstoft, en hij is er verschrikkelijk trots op als de blanke Margery hem koffie aanbiedt. Overigens ziet Margery in hem vooral het aantrekkelijke zwarte lichaam.
Na de onafhankelijkheid volgt ook in dit boek het groeiend besef dat de inheemse elite, met gebruikmaking van neo-koloniale economische macht, het westers kolonialisme navolgt in onderdrukking en uitbuiting. Er is ook in Kenya een ingrijpende ‘culturele revolutie’ nodig om de nationale onafhankelijkheid tot volwassenheid te brengen.
Slechts een korrel graan is een rijke, boeiende en veel informatie verschaffende roman over een zeer hedendaags gegeven: het ontkolonisering- en postkoloniaal bewustwordingsproces in een Afrikaans land. Maar het boek is een echte roman, en geeft daarom vooral inzicht en mogelijkheid tot medeleven met een aantal belangwekkende mensen.
Wat de informatie betreft, die zou hebben gewonnen bij een verklarende woordenlijst.
In duidelijke wisselwerking met het zoeken naar geestelijke onafhankelijkheid bij schrijvers uit de derde wereld, staat het zoeken naar bevrijding uit een overleefde kijk op die wereld bij schrijvers uit het westen.
Eén Nederlands auteur die als het ware in reincultuur uiting geeft aan zijn maatschappelijke betrokkenheid zowel voor wat betreft de eigen als de derde wereld-samenleving en dat toch ook nog in literaire vorm weet te gieten, is Kees Simhoffer. In De achterneef van J.P. Coen in Indonesië dat ook verschijnt bij Corrie Zelen krijgen wij een ‘verslag achteraf’, zoals de ondertitel luidt, over de veelvuldige wisselwerking tussen Nederland en Indonesië; dit verslag geactiveerd