Bzzlletin. Jaargang 8
(1979-1980)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 63]
| |
Leven is het diepste geheim
| |
2.In een brief aan haar ouders, kort nadat zij zich met haar man te Amherst had gevestigd, schreef Mabel Loomis Todd: ‘het zonderlinge van de familie Dickinson bereikt in Emily zijn climax’. De indruk die het gezin Dickinson moet hebben gemaakt, zeker nadat de drie kinderen William Austin, Emily en Lavinia hun jeugd al gepasseerd waren, wordt door deze uitspraak getypeerd. Het gezin werd beheerst door Edward Dickinson die na een gedegen rechtsopleiding behoorde tot de notabelen van Amherst, maar zijn belangstelling steeg boven het louter plaatselijke uit: van 1853 tot 1855 was hij lid van het Amerikaanse Congres. Na 1878 schreef Emily aan Thomas Higginson, een vooraanstaand tijdschriftredacteur met wie ze een uitvoerige correspondentie onderhield, al is hij er tijdens haar leven nooit toe overgegaan gedichten van haar hand te publiceren: ‘Tot aan mijn vijftiende kon ik geen klok kijken. Mijn Vader dacht dat hij het me had geleerd, maar ik had het niet begrepen en was bang om dat te zeggen, of te vragen, omdat hij het te weten zou komen’. Deze passage geeft niet alleen aan dat het de Vader was die zich met de opvoeding bemoeide, maar ook dat ze een zekere vrees voor hem kende; toch is het portret dat ze van hem in haar correspondentie op papier zette helder en uiterst humorvol. Aan haar broer schrijft ze in 1852: (...) Ik had er alles voor willen geven om je hier gehad te hebben, gisteravond - de scene was te rijk om gedetailleerd door mijn pen beschreven te kunnen worden en ik zal het altijd betreuren dat de wereld zo'n kans om te lachen heeft verloren. Voordat ik verder ga moet ik toevoegen | |
[pagina 64]
| |
Emily Dickinson (naar een daguerrestype genomen te Mount Holyoke, December 1847 of begin 1848).
| |
[pagina 65]
| |
dat Vaders gemoedstoestand als gewoonlijk het beste is, wanneer ontwikkeld door constante handelingen van achting en epithetons van bezorgheid! De dood van de vader in 1874 was een schok, ‘iedere Nacht een andere droom’, daarna keerde zij zich van het anekdotische af, verhief ze hem uit de Vaderrol en doorgrondde zijn eenzaamheid, want ‘Thuis is zo ver van huis, sinds mijn Vader stierf’. Wat er over Emily Norcross is overgeleverd, onttrekt zich niet aan het moederlijk schabloon: huishoudelijk, bezorgd en in haar geval ook vroom en áls Emily zich werkelijk over haar uitlaat (en wat de ouders betreft is het toch Higginson geweest die ze op pregnante wijze deelachtig maakte van haar gevoelens omtrent hen) is het verre van aangenaam: ‘Mijn Moeder geeft niet om Gedachten. Ik had nooit een Moeder, ik neem aan dat een Moeder iemand is naar wie je je haast wanneer je in moeilijkheden verkeert’. Toch is er geen sprake van een verstoorde Moeder-Dochterrelatie, want de sympathie is altijd latent aanwezig en breekt door als de weduwe Dickinson bedlegerig en afhankelijk van de zorgen van haar dochters wordt: ‘toen ze ons Kind werd, kwam de genegenheid’. Vermoedelijk heeft het de Moeder ontbroken aan inzicht in wat er in de hoofden van de door zorgen gekwelde mannen en zich onafhankelijk voordoende vrouwen in haar gezin afspeelde en het pastte niet in de in New England gegroeide traditie om tot een zo intiem terrein door te dringen. De meest gecompliceerde relatie die er binnen het gezin Dickinson bestond was die tussen Austin en Emily. Het waren twee gelijkgestemde naturen, al ontbrak het Austin aan de scheppende kracht om het onvermogen en de frustratie in poëzie te vertalen, zoals Emily wel deed. De brieven die ze hem vooral in het begin van de jaren vijftig schreef zijn uitgebreide varianten op hetzelfde thema: het missen van een geliefd familielid. Het blijft niet bij uitingen van bezorgdheid, Emily laat niet af het gemis in alle toonaarden te verwoorden. Dit klinkt sentimenteel en dat zou passend zijn geweest in de sterk Romantische beweging die in de Verenigde Staten bloeide in die dagen, ware het niet dat de brieven te gestructureerd zijn om voor bandeloze sentimentele uitingen door te gaan. De simpele familieanekdotes uit de eerste brieven worden later omgezet in uiterst kleurrijke geschiedenissen, waarin ze haar beeldend vermogen alle kans geeft. Alle Dickinsons waren sterk aan huis gebonden en het moet Austin tot steun zijn geweest te weten dat hij in Amherst werd gemist. Voor Emily vormden de brieven aan Austin over reële zaken die haar ter harte gingen een afleiding voor de geloofscrisis waar ze in verstrikt was geraakt en waarvan ze gewag maakte in de correspondentie met vriendinnen. Eén daarvan was Susan Gilbert, die in 1856 met Austin huwde. De gevoelens die Emily voor de ontwikkelde en ambitieuze kroegbaasdochter koesterde werden maar ten dele door Susan beantwoord. Uit een brief van februari 1852: Het is een zorgenrijke morgen, Susie - de wind waait en het regent, ‘in ieders leven moet wat regen vallen’ en ik weet nauwelijks waar het harder regent, buiten of binnen - O Susie, ik wil me aan je warme hart vleien en nooit meer de wind horen waaien, of de storm horen slaan. Is er een kamer daar voor mij, of zal ik altijd zonder een huis blijven dolen (...) Voor het huwelijk leek het verschil tot een uitbarsting te komen, Emily was onverhuld duidelijk: ‘Sue - je kunt gaan of blijven - Er is maar één mogelijkheid’. Hun verdere leven bleven de twee vrouwen buren en tot 1859 bleef Emily regelmatig de ‘Everreens’ bezoeken. Het beeld van de vrolijk converserende en zelfs zingende dichteres die één keer door haar Vader boos werd opgewacht, staat in scherp contrast tot dat van de altijd in het wit gehulde vrouw die nog maar zelden haar kamer verliet en het bezoek van boven aan de trap te woord stond, van later. De kritische geest van Susan heeft Emily Dickinson altijd gewaardeerd, ‘Safe in their Alabaster Chambers’ is een goed voorbeeld van een gedicht dat door Susan ten dele werd verworpen; maar in de strijd tussen Austin en Susan die eigenlijk al vanaf de huwelijksvoltrekking heerste, koos zij de zijde van haar broer, die tenslotte om aan de nukken en grillen van zijn vrouw te ontkomen een voor die dagen beschamende relatie was aangegaan met de jonge Mabel Loomis Todd. | |
3.De jeugd van Emily Dickinson duurde voort tot aan haar dertigste, en uit wat ze er later over heeft geschreven, ‘ik zou willen dat we altijd kinderen zouden zijn’, blijkt dat ze de ongereptheid van de kindertijd altijd heeft geprefereerd. Behalve het plaatselijke Amherstcollege bezocht ze enige semesters de school te Mount Holyoke (jaren 1840-1848). Al in die tijd kampte Emily met de religie. Het gebruik was om het geloof actief te belijden, haar medescholieren deden dat ook, maar de pogingen die zij zelf ondernam om zich er toe te bewegen bleven vruchteloos, ze was eerlijk genoeg om te bekennen dat ze het eenvoudigweg niet kón, al ontbrak een veelomvattend alternatief ten tijde van een religieuze revival. De jaren die volgen zijn die van intensieve vriendschappen met o.a. Susan, maar ook met vrienden en lang heeft de theorie bestaan dat juist een mislukte liefde ten grondslag lag aan het terugtrekken uit de wereld. Veel bepalender is, naar de moderne opvattingen, de identiteitscrisis in het midden van de jaren vijftig van de vorige eeuw geweest. Er was geen kader van het geloof meer dat haar omsloot: ik sta buiten met een lantaarn, op zoek naar mezelf. Het | |
[pagina 66]
| |
Edward Dickinson (foto verschillend gedateerd 1853 1860 1874).
Lavinia Norcross Dickinson, 1852.
Austin Dickinson, 1854, als rechtenstudent (?).
Mabel Loomis Todd.
| |
[pagina 67]
| |
verstand dat ik zoek is zo verbrijzeld dat een reparatie nutteloos is - en toch moet ik lachen om mijn eigen catastrofe.
Naarmate het uiterlijke gedrag (het gemeenschapsleven te Amherst) meer en meer vervreemde van haar innerlijk, ontstond er een chaos die in de symboliek van de gedichten uit die jaren eenvoudig te duiden is. De brieven uit deze tijd zijn weinig talrijk en er zijn verwijzingen dat zich iets belangrijks aan het voltrekken is. Slechts in haar onderbewustzijn vond ze de wortels van haar bestaan en met verbazingwekkende helderheid is ze in staat wat zich voltrekt, het naar boven komen van de mannelijke autoriteit (al lijkt dat in de dagen van ‘de strijd om de broek’ een besmette term) te verwoorden: I have a King, who does not speak -
So - wondering - thro' the hours meek
I trudge the day away -
Half glad when it is night, and sleep,
If, haply, thro'a dream, to peep
In parlors, shut by day.
Het existentiële doorgronden kan met de hulp van een bemiddelaar, met de autoriteit van een God en de karaktertrekken vandien. Of dit een puur geestelijk proces is geweest en de ‘Meester-brieven’ een articulatie zijn geworden van een principe dat voor haar gold, of dat de autoriteit wel degelijk de vormen aannam van een bestaande, oudere persoon is voor discussie vatbaar al ben ik zelf geneigd tot het eerste. Het is moeilijk om de ‘Meerster-brieven’ exact te dateren en de volgorde ervan te bepalen, zonder twijfel zijn deze drie brieven echter het meest belangrijke onderdeel van de epistolaire collectie. Haar onrust, de reikwijdte van haar bestaan, de nerveuze gejaagdheid die later tot een poëtische uitbarsting zou leiden die naar omvang en kwaliteit bijna ongekend is in de wereldliteratuur en de onzekerheid en het vermoedelijk ook, om welke reden dan ook ongeoorloofde bestaan van een intense liefde zijn de componenten van deze brieven. De kortste is misschien nog wel de meest toegankelijke van de drie: Rechter Otis Phillips Lora.
Beste Meester, Toen de gedachten waren gekanaliseerd barstte de vloed gedichten los met als hoogtepunt 1862 (één gedicht per dag). Van haar sociale taak had ze zich echter niet ontdaan: ‘I tie my Hat - I crease my Shawl - / Lifes little duties do - precisely’ en vermoedelijk waren het die verplichtingen die voorkwamen dat ze tot krankzinnigheid verviel. Steeds nauwgezetter ging Emily Dickinson het allesoverheersende ‘Verlies’ definiëren, haar correspondentie wordt geconcentreerder en tegelijk symbolischerGa naar eind1). Met het bevestigen van haar bestaan als dichteres kwam het verlangen naar erkenning op, dat onbevredigd zou blijven en bovendien, hoewel dat paradoxaal lijkt, de wens haar contacten te beperken tot de essentiële. Een manier van leven die een kwestie van lijfsbehoud was in een periode van psychische spanning groeide uit tot een levensstijl die velen verbaasde. Het zelf verkozen, gelimiteerde leven was niet desondanks, maar juist daarom rijk aan ervaringen: ‘Leven is het diepste Geheim’, ‘Te leven is zo veelomvattend, het laat weinig ruimte voor andere bezigheden’, ‘We ontmoeten geen andere Vreemde behalve Onszelf’. De jaren vanaf 1874 die concreter in het teken van de dood en het verlies stonden, geven weer een verschuiving op epistolair gebied, ze komt minder tot aforismen of abstracties en hoewel de toon verschilt is de overeenkomst met de eerste periode (tot 1858) waarin ze ook concrete gebeurtenissen weergeeft, opvallend. Midden in die periode, toen ze al de middelbare leeftijd had bereikt, werd ze verliefd op de rechter Otis Lord, achttien jaar ouder dan zijzelf en sedert 1877 | |
[pagina 68]
| |
weduwnaar. De brieven aan Lord die werden aangetroffen na haar dood zijn nooit verzonden, wat ze hem werkelijk schreef is onbekend gebleven, maar er zijn aanwijzingen dat serieus de mogelijkheid van een huwelijk is overwogen. Emily ‘Jumbo’, mooie naam, maar ik weet een mooiere: Emily Jumbo Lord. Krijg ik uw goedkeuring? Hun liefde was in hoge mate onconventioneel en werd wel door Austin en Lavinia, maar niet door Lords familie getolereerd. Aan Higginson schreef ze: ‘Geen man of vrouw kan zichzelf zijn geworden - zonder liefde’. Hoewel de vreugde van de liefde en het genot van de zelfverwerkelijking maar van korte duur bleken. ‘Zij die sterven staan me nabij, omdat ik mezelf verloor’, schreef ze Lord na de dood van haar Moeder, ‘ik kan me geen tijdsbestek voorstellen zonder haar beschroomde gezicht’. Daarna stierven binnen een half jaar Gilbert, het achtjarige zoontje van Susan en Austin (en na zijn dood verliet ze in het holst van de nacht haar kamer om de ‘Evergreens’ te bezoeken) en Otis Lord en werd zijzelf spoedig ziek, maar de kracht van het aardse bestaan had ze leren kennen: ‘Take all away from me, but leave me Ecstacy’.Ga naar eind2) Ga naar eind3) Ga naar eind4) Uit: The life of Emily Dickinson, written by Richard B. Sewall. Published by: Faber and Faber Limited. (Voor Nederland: Nielson en Lamm, Weesp). |
|