Bzzlletin. Jaargang 7
(1978-1979)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||
Eerst moet je taal beleven, dan pas is die van jezelf!
| |||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||
Maar het zou onjuist zijn om dit algemeen te stellen; de laatste jaren is er ook wel wat veranderd. En met name in de jeugdliteratuur zijn die veranderingen bespeurbaar: daar groeien kinderen op die weinig meer van doen hebben met de seksloze Jip en Jannekes. Veel zijn het er nog niet, maar ze zijn er in ieder geval. Tussen het vele slechte dat nog steeds gepubliceerd wordt verschijnen er ook uitgaven die de infantilisering doorbreken en de geconstrueerde scheiding tussen het jonge kind en zijn onmiddellijke omgeving niet meer accepteren. Wat betreft het proza geldt dit voor de laatste boeken van Dolf Verroen en de verzamelbundels van Burney Bos, verhalen uit het radioprogramma Lawaaipapagaai. Ook Jaques Vriens werkt met zijn twee kleuterboeken in die richting. De bundels kinderliedjes van Karel Eykman, Willem Wilmink en Hans Dorrestijn vormen naast de kinderpoëzie van Nannie Kuiper en Miep Diekmann uitstekende voorbeelden van literatuur voor jonge kinderen, waarin de eigen belevingswereld in relatie met de directe omgeving van gezin, school, straat, televisie enz. centraal staat.Ga naar voetnoot2. Met Nannie Kuiper sprak ik over haar werk voor en met jonge kinderen, ouders en leerkrachten. Ze vertelt er met enthousiasme over en het is duidelijk dat ze de omgang tussen jonge kinderen en volwassenen van wezenlijk belang vindt voor een evenwichtige opvoeding. Nannie Kuiper: Ik geef nogal veel lezingen voor leerkrachten en ouders en wat me vooral op ouderavonden opvalt is het traditionele op voedingspatroon van waaruit gereageerd wordt. Veel mensen vallen ten opzichte van kinderen snel terug in geijkte machtsmiddelen die òf rigoureus òf heel subtiel worden toegepast. Dat benauwt me soms, als je merkt hoe weinig creatief mensen durven om te gaan met kinderen. Ze zijn maar al te gauw geneigd hun eigen gelijk voorop te stellen. En als je daaraan tornt merk je onzekerheid en soms verzet op, uitdrukking van de moeite die het kost om eigen gedrag te corrigeren. Op zulke avonden gebruik ik vaak het gedicht Mijn liegbeest: In mijn dromen
mag je komen,
maar daarna
moet je weer gaan;
want dat wij
elkaar goed kennen,
dat gaat niemand,
niemand aan.
In mijn dromen
moet je komen,
in mijn bed
hoor jij erbij:
eerlijk zijn
en nooit eens jokken
vind ik moeilijk,
net als jij!
Daarin heb ik willen aangeven dat het jokken voor kinderen best heel noodzakelijk kan zijn: het is een middel om jezelf te beschermen tegen al te opdringerige ouders. Een kind heeft behoefte aan eigen dingen en kan daar een hoop plezier aan beleven, maar het krijgt enkel te horen: jokken mag niet, dat is slecht. Ondertussen merken kinderen wel dat volwassenen ook hun geheimen hebben en net zo goed eens zaken verzwijgen. Op die manier bezorg je kinderen een schuldgevoel waar ze geen raad mee weten. De verkrampte reaktie van ouderen als ze merken dat een kind jokt staat vaak in geen verhouding ten opzichte van de zaak waar het om gaat. Ik doe precies wat mamma zegt,
tenminste - dat probeer ik echt!
Soms gaat het wel een beetje fout,
dan zegt ze: bah, wat ben jij stout!
Dan laat ik toch mijn eten staan,
dan blijf ik met de deuren slaan,
dan kijk ik waar het lekkers ligt,
dan smeer ik verf op mijn gezicht,
dan maak ik heel veel schuimend sop,
dan ruim ik niet mijn rommel op,
dan kruip ik wel weer uit mijn bed,
en als er niemand op me let -
dan roer ik suiker door het zout,
maar verder ben ik echt nooit stout!
Het komt wel eens voor dat ouders dit gedicht opruiend vinden, het zou aanzetten tot verzet tegen de ouderlijke macht. Nou, misschien wil ik dat ook wel. Een kind hoeft niet altijd gehoorzaam te zijn, trouwens wat is dat eigenlijk gehoorzaam zijn; aan wie ben je gehoorzaam of ongehoorzaam en waarom? Er wordt te snel vanuit gegaan dat een kind sowieso gehoorzaam moet zijn, terwijl het soms heel goede reden heeft om dat niet te zijn: als de omgeving geen mogelijkheid tot | |||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||
spelen, tot ontdekken geeft. Kinderen willen niet in die kinderkamer gehouden worden, je infantiliseert ze als je ze opgesloten houdt. Ik schrijf tegen die betutteling. | |||||||||||||||||||
Barend breekt uit de boxNannie Kuiper volgde de N-XX-opleiding en is lerares kinderverzorging en -opvoeding. Vrijwel onmiddellijk na haar opleiding ging ze via cursussen voorlichting geven aan ouders over de opvoeding van jonge kinderen. Ze schreef een aantal voorlichtingsboekjes nadat ze een journalistencursus had gevolgd en publiceerde in tijdschriften, onder andere over speelgoed. Jeugdliteratuur heeft ze altijd bij haar werk betrokken; bij elke lezing sleepte ze, zoals ze zegt, een koffer mee. Nu gebruikt ze haar eigen werk als middel om te diskussieren over opvoeding en kinderliteratuur. Het schrijven van kinderpoëzie doet ze zo'n jaar of acht. Daarvoor maakte ze een korte tijd cabaretliedjes voor volwassenen maar al vrij snel kwamen er kindergedichten. De eerste bundeling kinderversjes was De kraai is door zijn nest gezakt en daarna volgde De tovertrein en andere kinderliedjes die op muziek werden gezet door Joop Stokkermans. Ze had toen al een aantal liedjes voor AVRO's kinderkoor geschreven en omdat er veel vraag was naar nieuwe kinderliederen is toen De tovertrein ontstaan, hoewel Nannie Kuiper deze verzameling toch meer als kinderpoëzie beschouwd dan als liedjes. In deze twee boeken zijn drie soorten kindergedichten te onderscheiden. Op de eerste plaats zijn er de gedichten waarin gebruik gemaakt wordt van sprookjesachtige situaties, compleet met kabouters, een reus, een toverfee etc. Het liedje De tovertrein is daarvan een voorbeeld, maar ook een gedicht als De kraai is door zijn nest gezakt:
Omslag en illustratie: The Tjong Khing.
De kraai is door zijn nest gezakt
toen hij zich stond te scheren
nu krijgt hij in het ziekenhuis
twee nieuwe zwaneveren.
(...)
| |||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||
Omslag: Elly van Beek.
Daarnaast vinden we gedichten die uitgaan van konkrete situaties die elk kind in zijn dagelijks leven kan meemaken; ze sluiten duidelijk aan bij de gevoelens en gedachten van opgroeiende kinderen en zijn heel herkenbaar. Het mooie gedicht Mijn vader is daarvan een voorbeeld: Als hij 's morgens zo haastig de deur uitgaat
z'n mond vol met brood en altijd te laat
één schoen zonder veter, z'n jas met een vlek
de blauwwitte sjaal van mijn zus om z'n nek
de hond voor hem uit en de poes aan z'n broek
en z'n hand die nog zwaait tot het huis op de hoek...
dan denk ik:
ja, dat is mijn vader, die je daar ziet
maar ken ik hem nou, of ken ik hem niet?
(...)
En tenslotte zijn er gedichten die het sprookjesachtige en het reële met elkaar combineren, zoals bijvoorbeeld Klein prinsesje Koekeloertje die van alles heeft, maar eigenlijk liever gewoon is omdat ze geen vriendjes in de buurt heeft met wie ze kan spelen.
Nannie Kuiper: Ik geloof dat deze driedeling wel juist is. Je moet het zo zien, deze bundels zijn uit mijn beginperiode en ik wilde voor mezelf onderzoeken welke richting ik uit zou gaan. In mijn latere gedichten ben ik steeds dichter naar de kinderen zelf toe gaan schrijven; sprookjesachtige situaties komen vrijwel niet meer voor. Ik schrijf ook niet meer over anderen, over Kareltje van Koten bijvoorbeeld (uit De tovertrein) of over Tineke Teutebel (uit: De kraai is door zijn nest gezakt), maar over ik of jij. Ik sluit veel meer aan bij wat kinderen meemaken, welke gevoelens ze hebben, hoe ze reageren, met welke problemen ze zitten. Ik ben iemand die houdt van directe dingen en praat daar ook graag over; ik vind niet dat je dat moet verpakken. Een sprookjesgedicht zal ik niet gauw meer schrijven; wat ik te zeggen heb projekteer ik niet meer in sprookjesfiguren, ik ben nu gerichter bezig, vanuit het kind zelf. Zul je lief zijn heel erg lief zijn
zegt mijn juffrouw elke dag
Dat betekent dat ik dingen die ik leuk vind juist niet mag.
Zul je lief zijn heel erg lief zijn
altijd weer diezelfde vraag.
Daarop weet ik maar één antwoord: morgen wel - maar niet vandaag.
Waar ik op ouderavonden juist over praat is het recht dat kinderen hebben om niet altijd te voldoen aan het beeld dat volwassenen van hen hebben. En als ik dan zie hoe ouders vaak al bij voorbaat op hun strepen gaan staan dan denk ik wel eens: hoe knal ik daar vanavond weer doorheen. Zo'n gedicht als | |||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||
Lief zijn kan daarbij helpen; er zit een stuk spontaniteit in, verzet ook, zo van: ik laat niet met me sollen, ik maak zelf wel uit wanneer ik lief ben. Kinderen herkennen dat onmiddellijk, maar voor ouderen betekent het een breuk met hun vooropgezette ideeën.
Omslag: The Tjong Khing.
Dit jaar verschijnen er drie boeken van Nannie Kuiper: Barend, Muizen en Dank je lekker. Het laatste boek is samen met Dolf Verroen geschreven. Barend gaat over een jongetje dat groot genoeg is om de box te verlaten en op onderzoek uitgaat in de kamer, de keuken en de tuin. Hij ziet het in die box, maar ook op moeders en vaders schoot, niet meer zo zitten en gaat op ontdekkingstocht. En dan is weinig meer veilig: met suiker en water knoeien, de kast in kruipen en alles overhoop halen, met modder gooien. Met veel inlevingsvermogen heeft Nannie Kuiper die kinderlijke drang tot exploratie van de directe omgeving aangegeven. Prachtig zijn in dit boek ook de tekeningen van The Tjong Khing: grote kijkplaten vol details die uitnodigen om erover te praten. De omslag van Barend toont de spijlen van de box: een soort gevangenis waar Barend uitgebroken is, een tekening die haast programmatisch te noemen is voor het werk van Nannie Kuiper van de laatste jaren. Muizen, geillustreerd door Ivo de Weerd, is net als Barend afkomstig uit de bundel De kraai is door zijn nest gezakt; een gedicht over een jongetje die van zijn opa twee witte muizen krijgt. Het blijven er alleen geen twee; binnen niet al te lange tijd zit het hele huis vol. Aan het eind treedt er een burgemeester op die dat niet zo ziet zitten en opa en de jongen met de muizen naar de hei transporteert. Nannie Kuiper:
Omslag: Ivo de Weerd.
Waarom die burgemeester aan het eind? Omdat kinderen te maken hebben met een autoriteit waar ze niets tegen kunnen doen, dat is ook een facet van hun wereld. Je hebt wel gelijk als je zegt dat het verzet hier uitblijft, er wordt niks tegen gedaan. Dat gebeurt ook, denk maar eens aan flats waar het verboden is om huisdieren te houden, waar kinderen geen herrie mogen maken, niet in het trappenhuis kunnen spelen, waar het heilig bankstel en de wollen vloerbedekking voor ouders belangrijker zijn. Ik wil ook die kant laten zien en ik denk zeker dat dat aanleiding kan zijn om erover te praten. Want dat vind ik wel heel belangrijk: mijn gedichten zijn erop gericht het kontakt tussen kinderen en volwassenen te versterken; ergens samen over praten zonder dat al bij voorbaat een mening vaststaat ontbreekt nog zo vaak. Samen met Dolf Verroen schreef Nannie Kuiper Dank je lekker, dat ontstaan is naar aanleiding van een aantal schoolradio-uitzendingen van de KRO. Het is een temaboek geworden waarin verschillende onderwerpen aan de orde komen: gehoorzaamheid, luiheid, verdriet, de dood, knutselen, sinterklaas, sparen. Elk onderwerp werd voor de radio in een hoorspel en een liedje uitgewerkt, terwijl er ook een klassegesprek te horen was dat daarop aansloot. In het | |||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||
boek zijn behalve het hoorspel en het liedje ook een verhaal en een gedicht opgenomen, zodat op vier verschillende manieren met zo'n tema gewerkt kan worden.
Uit ‘Muizen’ / Ivo de Weerd.
Nannie Kuiper: De bedoeling is dat de uitzendingen volgend jaar herhaald gaan worden en dat het boek daarbij een rol gaat vervullen. Op die manier is het mogelijk om in de klas op zo'n tema verder door te gaan, in allerlei lessen. Daar is in de onderbouw van de basisschool - waar de uitzendingen voor bedoeld zijn - grote behoefte aan; er is weinig materiaal dat bijvoorbeeld bij projektjes gebruikt kan worden. We hebben goede hoop dat het als een soort leer-leesboek zal gaan funktioneren. Die vervaging tussen leer- en leesboek vinden we een prima zaak. Behalve eigen gedichten publiceerde Nannie Kuiper ook vertalingen van poëzie van anderen. Van A.A. Milne vertaalde ze Toen we nog klein waren en Nu we al zes zijn. Ook de serie Bloemenkinderen van Cicely M. Baker werd door haar vertaald en dit jaar verschijnt De uil en de poes van Edward Lear, een lekker nonsensgedicht, dat met veel gevoel voor ritme is vertaald. Nannie Kuiper: Van Milne bestond al een vertaling, maar die was van voor de Tweede Wereldoorlog en eigenlijk verouderd. Ik ben toen gevraagd een nieuwe te maken en ik heb ja gezegd enerzijds omdat het zo'n prachtig boekje is over de belevingswereld van kinderen, maar ook omdat het een uitdaging voor me was. Toen we nog klein waren is heel rijk aan poëtische taal en prachtig van konstruktie. Vooral de verschillende taalvormen, woordspelingen, klankassociaties en dichterlijke vrijheden trokken me erg aan. Het gaf me veel voldoening er aan te werken al moet ik ook zeggen dat ik er soms knettergek van werd. Ik heb er veel van geleerd: het ambachtelijke van poëzie schrijven, het vakmanschap dat je in je vingers moet hebben om iets goed te maken. Het heeft zonder meer een verrijking betekent voor mijn eigen werk. | |||||||||||||||||||
Gedichten in de klasSinds twee jaar komt Nannie Kuiper regelmatig in de klas om met kinderen te werken. Via de Stichting Schrijvers School Samenleving wordt | |||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||
ze vaak uitgenodigd om uitgaande van haar eigen gedichten, poëzie met kinderen te schrijven. Op welke wijze dat gebeurt hangt af van de school: de ene keer participeert ze in een projekt dat door de klas of de school zelf is opgezet, de andere keer is het een ‘losse les’ waarin ze vertelt over haar eigen gedichten en op basis van de discussie daarover met de kinderen gedichten maakt, en het komt ook wel voor dat ze met meerdere schrijvers aan de hand van een tema in verschillende klassen werkt.
Omslag: Cicely Mary Barker.
Nannie Kuiper:
De rode kornoelje / ill. Cicely Mary Barker.
Dolf Verroen en ik zijn nu bezig om het tema het kan ook anders uit te werken naar aanleiding van een vraag van een school. De bedoeling is dat de hele school, alle klassen, daarbij betrokken worden. We werken met poëzie en proza. Met drie gedichten zowel voor hogere als voor lagere klassen die allemaal iets te maken hebben met anders zijn, probeer ik hun eigen ervaringen naar boven te halen en zo een gesprek op gang te brengen. Daarbij komt onder andere aan de orde dat je, om het anders te willen, wel voor je eigen mening moet kunnen en durven uitkomen, maar ook dat dat niet zomaar gaat: alles wat buiten het geaccepteerde patroon valt wordt al gauw, ook door kinderen, afgewezen, genegeerd. Ieder kind heeft daarover wel iets te vertellen op basis van eigen belevenissen en dat vormt dan het uitgangspunt om een gedicht te maken. Het gaat er vooral om een sfeer op te roepen zodat de kinderen graag iets met hun eigen kennis en ervaringen willen doen. In veel gevallen is het enthousiasme zo groot dat ze spontaan beginnen te schrijven, al zeg ik er wel altijd bij dat het ook kan mislukken. Niet iedereen gaat dat immers even gemakkelijk af, maar dat is ook niet erg. Poëzie hoeft ook niet de uitkomst te zijn; dat kan maar hoeft niet, het belangrijkste is dat ze met hun eigen ervaringen iets doen. Soms kan een beginzin erg helpen, maar noodzakelijk is dat niet. In hogere klassen gaat het natuurlijk iets makkelijker omdat de kinderen daar de taal beter beheersen, maar ook in de onderbouw kun je met poëzie werken. In lagere klassen laat ik kinderen nooit zelf schrijven, dat kunnen ze vrijwel nog niet; ze zijn zo op het technisch schrijven gericht dat er niets uitkomt. Met de hele klas maak ik dan een gedicht, vaak aan de hand van een beginzin die ik op het bord heb geschreven. Iedereen kan daar op reageren en dat doen ze ook. Ze vinden het leuk om ritmische zinnen te bedenken die rijmen en die in het gedicht passen. Via associaties reageren ze op elkaar en zo ontstaat er een heel goed gesprek met hen over wat op een bepaalde plaats in het gedicht het beste kan. Na afloop schrijven ze dan het gedicht over en maken er een tekening bij. Je krijgt met zo'n werkwijze meestal een verhalend gedicht waarin de ervaringen van de kinderen zijn verwerkt; het geeft hen ook het idee dat het gedicht van henzelf is, en dat is natuurlijk ook zo. Taal wordt zo iets dat met hen- | |||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||
zelf te maken heeft en waar ze mee kunnen spelen; en op die manier worden ze zich ook bewust van wat ze willen of niet willen. Eerst moet je taal beleven, dan pas is die van jezelf. De Amerikaanse dichter-schrijver Kenneth Koch was jaren geleden de eerste die zijn ervaringen met het schrijven van gedichten door kinderen opschreef. Zijn boek Wishes, Lies and DreamsGa naar voetnoot3. heeft niet alleen in Amerika maar ook in Nederland grote invloed gehad. Hierin doet hij verslag van een experiment op een lagere school in New York. Koch observeerde de kreatieve inventiviteit, die tot uiting kwam in kindertekeningen en gesprekken, en constateerde dat deze kreativiteit door het traditionele taalonderwijs - vooral wat het zelf schrijven betreft - niet tot volle ontplooiing kon komen. Koch gaat daarbij uit van een veranderde houding van de leerkracht (van autoritaire leerstofaandrager tot sociaal-geïntegreerd begeleiderschap), die niet meer tegenover het kind moet staan in een frontale lessituatie, maar naast het kind - vanuit een gelijkwaardige positie - meehelpt aan een optimale persoonlijkheidsontplooiing. Beperkingen in het vrije schrijven, zoals bijvoorbeeld verbeteren van taal- en spellingsfouten, interpunktie e.d. wijst hij af. Het gaat hem erom dat kinderen worden gestimuleerd hun eigen ervaringen, wensen en fantasieën op te schrijven in een soort ‘onbeperkte-woordenstroom’. Hij bemerkte dat het traditionele taalonderwijs (bijvoorbeeld het klassikale opstel) gevolgen had achtergelaten, die kinderen ervan weerhielden om spontaan te schrijven. Vandaar dat hij - althans in eerste instantie - ook geaccepteerde criteria als metrum en rijm overboord gooit, omdat ze frustrerend kunnen werken. Koch heeft in de loop van de jaren vele navolgers gekregen, die vrijwel allemaal tamelijk kritiekloos zijn methode kopieërenGa naar voetnoot4.. De vele didaktische uitgangspunten die Koch aangeeft kunnen kinderen stimuleren vrij en los van de hen opgelegde taaien denkregels te schrijven. Maar het blijft wel jammer dat zowel Koch als zijn epigonen het daarbij laten, en zich vrijwel alleen verwonderen over de poëtische begaafdheid van de leerlingen. En er is weinig fantasie voor nodig om vast te kunnen stellen dat dit vaak dié kinderen zijn die qua taalgebruik een voorsprong hebben en het snelst de didaktische trucs doorhebben. Doordat Koch en vele Nederlandse navolgers de oorspronkelijke taalkreativiteit niet of nauwelijks verbinden met de (ook maatschappelijke) ervaringswereld en een nogal geprogrammeerde fantasie stimuleren die nauwelijks kritisch wordt gebruikt, blijven zij toch binnen het traditionele taalonderwijs gevangen. Koch stimuleert ook het individuele schrijven. De socialiserende funktie van taal, het in kontakt treden met de ander en gezamenlijk de taal als onderzoeksmiddel gebruiken wordt daarbij over het hoofd gezienGa naar voetnoot5.. Al te zeer wordt op die manier de wereld binnen in zichzelfGa naar voetnoot6. gezocht en gaat het om geweldige gedichten kunnen schrijven met materiaal dat aan hun dichtmogelijkheden vleugels gaat gevenGa naar voetnoot7..
Nannie Kuiper: Meestal kom ik maar één keer, en dan nog maar één uur, in de klas, en dat is natuurlijk een grote beperking. Ik kan ook niet zeggen dat ik een bepaalde methode hanteer, daarvoor is de tijd te kort. Ik ga ook niet uit van stimulerende beginzinnen die alleen maar op een voorspelbare manier kunnen worden aangevuld, maar van een gesprek over hun eigen belevingen. Dat vind ik het belangrijkste; als je pretendeert uit te gaan van het kind moet je dat ook waar maken en hun opvattingen over wat dan ook serieus nemen, wat niet wil zeggen dat dat ook kritiekloos moet gebeuren. Dan kun je ook subjectieve ervaringen en meer objectieve omstandigheden met elkaar verbinden en als je kinderen ook werkelijk laat schrijven over waar zij mee bezig zijn dan merk je ook dat dat gebeurt. | |||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||
ander tekende; ze weten zich alleen gebonden aan de grote lijn van het verhaal, wat details betreft zijn ze vrij. Je ziet dan een druk overleg tussen de tekenaar en de schrijver, want het moet wel met elkaar kloppen. Op het laatst komt dan de omslag, op wat stevig papier en je hebt met de hele klas een prachtig lees- en kijkboek gemaakt. Dat collectieve aspekt van samen iets maken vind ik erg wezenlijk, en geloof maar dat ze daar plezier in hebben. Ze wilden in de pauze niet eens naar buiten... Nannie Kuiper heeft met het schrijven van gedichten en het geven van lessen op scholen, naast het verzorgen van lezingen voor ouders en leerkrachten een volle dagtaak. En als één ding duidelijk wordt uit het gesprek dan is het wel dat ze dat met veel inzet en plezier doet. Binnenkort komt er een nieuwe bundel met peuterpoëzie uit onder de titel Dag hobbelpaard, kleine, erg ritmische gedichten voor jonge kinderen. Daarnaast schreef ze onlangs haar eerste verhaal: Ik schrijf gewoon de president, opgenomen in de bundel Als wij ook eens wat mogen zeggen die dit jaar ter gelegenheid van Het jaar van het Kind wordt uitgegeven. Het gaat over een Amerikaans meisje uit Yuma, in Arizona, dat de hoofdprijs wint van een opstelwedstrijd en daardoor naar Nederland mag om deel te nemen aan de kinderconferentie die ter gelegenheid van het jaar van het kind in de Flevopolder zal worden gehouden, en waar kinderen uit alle delen van de wereld samen komen. Dorry verschijnt op de televisie in het nieuws, en vanaf dat moment is ze een beroemdheid. Haar ouders tekenen een contract en ze vertrekt naar Hollywood om reclamefilms te maken. Eerst vindt ze alles geweldig, maar later krijgt ze steeds meer hekel aan de manier waarop ze wordt gebruikt voor allerlei reclamedoeleinden. Zelfs de president ontvangt haar, want samen met een kind in de krant en op de televisie is een prima reclame voor zijn beleid. Als tenslotte de reclamemakers mee naar Nederland willen om van de kinderconferentie gebruik te maken om hun produkten aan te prijzen - ‘Kinderen uit de hele wereld drinken het’ - dan pikt Dorry het niet meer en stuurt een telegram: ‘Reclamemensen willen naar kinderconferentie. Stop. Laat geen volwassenen toe. Stop. Geef gauw antwoord. Stop.’ Het antwoord komt van de kinderen zelf: ‘Conferentie verboden voor volwassenen’. In dit korte verhaal heeft Nannie Kuiper op een prima manier de moderne kinderarbeid weergegeven, die vooral in Amerika wat televisie betreft ernstige vormen heeft aangenomen. In eerste instantie is Dorry opgetogen over haar optreden als een filmster voor de reclame, maar langzamerhand wordt het haar duidelijk dat de volwassenen haar bekendheid uitbuiten: haar ouders die het contract tekenen, de reclamemakers die steeds weer met een nieuw produkt aankomen en de president die over haar rug heen zijn populariteit ziet groeien. Dorry verzet zich en dan neemt ze zelf initiatief en wordt gesteund door de andere kinderen. Nannie Kuiper: Ik ben een tijdje geleden in Amerika geweest en heb me een zestal weken verdiept in de wijze waarop de kinderen daar leven. Je wordt met je neus gedrukt op de uitbuiting en manipulatie van kinderen door de commercie. De reclamewereld pakt kinderen en profiteert van hun verlangen naar publiciteit: beroemd worden, een carrière maken als filmster. Er zijn zelfs particuliere scholen voor jongeren die onder het mom van een akteursopleiding kinderen verkopen aan de reclame. Ik heb dat tema gepakt omdat ook in ons land de reclame grote invloed heeft op kinderen; welk kind wil niet op de televisie komen? Het verhaal breekt die glitterwereld af, kijkt achter de schermen en laat zien dat het enkel en alleen om geld gaat, het kind is niet van belang. | |||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||
Boeken van Nannie Kuiper
De tekst van Barend verscheen eerder in de bundel De kraai is door ziin nest gezakt onder de titel Ren kwartier uit het leven van Barend. Ook Muizen is uit deze bundel afkomstig. | |||||||||||||||||||
Vertalingen poëzie
Verder schreef Nannie Kuiper nog gedichten in: Lees-Kijk-en Speelboek (samenstelling W.H. Adema), Het Spectrum, 1977; en in Winterboek (samenstelling W.H. Adema), Het Spectrum, 1978. In Als wij ook eens wat mogen zeggen, Ploegsma, 1979 (een verhalenbundel uitgegeven ter gelegenheid van Het Jaar van het Kind), schreef ze het verhaal: Ik schrijf gewoon de president.
Over Nannie Kuiper: Arno Wamsteeker: interview met Nannie Kuiper, in: Luisterwijzer, KRO-schoolradio, april 1979. |
|