Duitse kroniek
André Matthijsse
Hoe een schrijver telkens opnieuw weer kan verrassen. Elk boek van Martin Walser lijkt alleen te worden geschreven omwille van het slotgedeelte. Walsers romans en novellen zijn altijd levensgeschiedenissen, prachtig verteld materiaal, maar alleen verteld omwille van het slotgedeelte. En al die slotgedeelten zijn varianten van Walsers poging een antwoord te geven op de vraag hoe je je als Duitser in het naoorlogse kapitalistische Duitsland geestelijk staande kunt houden. Telkens nieuwe antwoorden, die, als je ze op een rij zet, een ontwikkeling laten zien. En telkens als je denkt dat Walser het uiteindelijke antwoord heeft gevonden, verrast hij even later met een nieuwe variant op zijn thema.
De ontwikkeling die zich in die varianten aftekent, verloopt overigens niet harmonieus. Het is een kwestie van zoeken en proberen, de ontwikkeling is niet een voortgaande, laat zijstappen zien, soms een teruggang. Dat is waarschijnlijk wat die ontwikkeling zo spannend maakt. Walser deed er meer dan tien jaar over om zijn trilogie over de figuur Anselm Kristlein - het prototype van de kameleonachtige welvaartsmens - te voltooien zonder een antwoord te vinden. De trilogie werd in 1960 ingezet met de roman Halbzeit, waarin Kristleins pogingen een sociaal-economische rechtvaardiging voor zijn bestaan te vinden centraal staan. In de tweede roman, Das Einhorn, wordt Kristlein schrijver en zoekt hij het in de (beschrijving van de) liefde. Na deze roman, die in 1966 verscheen, werd het betrekkelijk stil rond Walser. In 1970 publiceerde hij het prozaboek Fiktion, waarmee hij de romanreeks doorbrak: een soort steeple-chase langs associaties over een lastig en kronkelig gedachtenparcours. In 1972 verscheen de korte roman Der Gallistl'sche Krankheit, de bondige beschrijving van de diagnose, de analyse én de genezing van een ziekte die zich in Fiktion zo plotseling had afgetekend. Een ziekte die toen nog naamloos was en die de figuur Gallistl daarom maar naar zichzelf vernoemde. Deze ziekte is die van een lijden aan onze individualistische concurrentiemaatschappij. Gallistl vindt genezing in de vriendelijke solidariteit van het socialisme, waar hij tenslotte naar zal vertrekken. In deze roman werd ook het schrijversprobleem van Walser duidelijk: de na-oorlogse auteur (van de Gruppe 47) voor wie zijn schrijven geen oplossing blijkt te zijn voor de ‘Duitse’ pijn. Zoals in Günter Grass' roman Ortlich betäubt de pijnstiller Arantil niet tegen de kiespijn van de hoofdpersoon helpt, zo is er ook geen Westduits geneesmiddel voor Gallistl.
Walser verkeerde in dezelfde ongelukkige hoek waarin ook Grass zat. Gallistl kan naar het socialisme vertrekken, Walser niet. Dus keerde Walser, in 1973, terug naar Kristlein. In het derde deel van de trilogie, Der Sturz, stond de mislukking centraal. De verwoede pogingen van Kristlein om zich, zelfs letterlijk, een weg door het leven te slaan, liepen in deze roman uit op een volledig niets: de roman eindigde met een autoongeluk, met de val die nog eens mocht accentueren hoe definitief de maatschappelijke val eigenlijk was. Maar er zat in het slotgedeelte een gemeen addertje. De roman wordt verteld door Kristlein, die zich verbeeldt tegen zijn vrouw te praten als zij aan zijn ziekbed zit wanneer hij in de kreukels ligt. Een verhaal dat m.a.w. bestaat bij de gratie van de voorwaarde: indien ik en wanneer dan zij, en het derde en laatste gedeelte van het boek, waarin dus de uiteindelijke val, is in de futur geschreven, is dus fictief. Een 350 pagina's lang mogelijk verhaal dat uitmondt in een mogelijkheid. De terugkeer naar Kristlein leverde geen alternatief. Ook de in 1976 verschenen roman Jenseits der Liebe bleef in dit opzicht problematisch: de hoofdpersoon besluit dan maar een einde aan zijn leven te maken. Maar zelfs de zelfmoord mislukt. Voortbestaan dus maar, maar hoe? De het vorig jaar verschenen novelle Ein fliehendes Pferd gaf een passend antwoord op deze vraag. De hoofdpersoon van deze novelle is Helmut Halm; in leeftijd even oud als Walser, zijn naam mag veelzeggend heten. Helmut lijkt de oplossing te hebben gevonden: ‘Onbereikbaar te zijn, dat werd zijn droom’, en: ‘Incognito was zijn liefste wensbeeld’. Een leraar die voortdurend onder de druk van de idee leeft, dat de mensen in zijn omgeving hem kennen, hem doorhebben, terwijl hij dat niet wil. Hij wil een ander, d.w.z. zichzelf maar anders, zijn. Eens per jaar ontsnapt hij aan de druk, tijdens een
vakantie aan het Bodenmeer (de geboortestreek van Walser). Al elf jaar lang gaat hij met zijn vrouw Sabine naar hetzelfde pension, waar hij zich al elf jaar hetzelfde gedraagt; in de veilige wetenschap dat zo niemand daar weet wie en wat hij in werkelijkheid is. Toch loopt het ook met Halm verkeerd af. Halm is een uitgeblust mens, hij laat zich voortdrijven, grijpt niet meer in. Als Sabine op een terrasje wil gaan zitten, terwijl hij zich wil verdiepen in de dagboeken van Kierkegaard, wordt er op een terrasje gezeten. Halm lijkt zich daar niette-