Voortreffelijke niet-dissidente Sovjetliteratuur
Margaretha Ferguson
Ook al ben ik geen literatuur-historicus, dus geen exempel van het door Karel van het Reve in zijn recente Huizinga-lezing aangevallen mensensoort, ik vind dat Van het Reve een schadelijk soort literatuurbeschouwing heeft geïntroduceerd in de Nederlandse kritiek. Grofweg gezegd komt die erop neer dat schrijvers die het Sovjetrégime niet bekritiseren niet, schrijvers die wel kritiek uitoefenen en wie daardoor vaak het publiceren onmogelijk wordt gemaakt, wel de moeite waard zijn. Aan deze koude oorlog-in-de-literaire-kritiek hebben we weliswaar een indrukwekkende documentatie te danken omtrent het vele wat er in onze ogen volkomen mis is in de Sovjetunie, maar de schadelijke factor ligt in de monopolisering van deze visie. De bekwame pen van Van het Reve en zijn talrijke volgelingen alsmede het feit dat anti-communistische geschriften er in Nederland blijven ingaan als koek, zijn mede oorzaak van de populariteit van de hierboven aangeduide zwartwit-opvattingen. Dit soort kritiek ligt namelijk op precies hetzelfde vlak als die van het door Van het Reve zo hevig gelaakte literaire beleid van de Sovjet-autoriteiten: het is een kritiek die zich allereerst richt op de maatschappelijke tendens van het geschrevene. Waar men in de Sovjetunie een min zet wordt het bij Van het Reve een plus, en omgekeerd. Het was dan ook met diepe voldoening dat ik enkele maanden geleden een publicatie las van Charles Timmer in Tirade, waarin deze onovertroffen kenner van de Russische letterkunde wees op een derde soort in de Sovjetunie verschijnende literatuur: niet conformistisch, niet dissident, van onverdachte literaire kwaliteit, en toch ‘toegestaan’. Een groot aantal van deze auteurs is door de Arbeiderspers, nu alweer enkele jaren geleden, samengebracht in enkele bloemlezingen; de daarin opgenomen schrijvers hebben in Nederland
echter nooit die bekendheid en verspreiding gekregen als bijvoorbeeld Solzjenitsyn en Amalrik, terwijl hun literaire kwaliteit vaak heel wat hoger moet worden aangeslagen.
In de bloemlezing Uit de Nieuwe Wereld gaat samensteller en vertaler Bram Rebers niet in op de auteurs van wie hij verhalen heeft uitgekozen. Zo komen we helaas niets te weten omtrent hun overige publicaties, hun geschiedenis als schrijver en als persoon, hun geografische en spirituele ‘plaats’ in de Sovjet-samenleving, de ontvangst van hun werk door publiek en kritiek. Dit had in enkele alinea's per persoon summier kunnen worden aangeduid en mijns inziens is dit voor echt belangstellende lezers toch wel onmisbare informatie.
Wel geeft Rebers een indringend, en ontroerend, en bedroevend beeld van het functioneren als tijdschriftredacteur van de schrijver en dichter Alexander Tvardovskij. ‘Bedroevend’ slaat niet op de persoon van Tvardovskij, maar wel op de strijd die hij moet voeren tegen de conformistische overmacht, een strijd die hij tenslotte verloor, voor het opnemen in zijn blad van werkelijk waardevolle publicaties. Uit de door Rebers gekozen verhalen blijkt dat er in de jaren 'zestig en 'zeventig, toen wij Nederlanders geïndoctrineerd waren door de Reviaanse hersenspoeling als zouden in de Sovjetunie alleen maar productie-verheerlijkende verhalen vol tractor-romantiek mogen verschijnen, wel degelijk belangwekkend en soms prachtig proza werd geschreven en gepubliceerd.
Een groot deel van dit proza heeft door zijn uitvoerige beschrijvingen van landschappen, dorpen, steden, interieurs van woningen, innerlijk en uiterlijk van personages, gebruiken, gesprekken, toestanden, naast een literaire ook een informatieve functie. Als lezer raak je betrokken in een intens-levende wereld die godzijdank niet alleen gemeten wordt met de maatlat van hoe-slecht-is-het-communisme; de mensen leven daar ‘in their own right’, en hun leven speelt zich af op evenveel verschillende niveaus als het onze. Vanuit dogmatisch Sovjet-standpunt zou je heel wat elementen in deze verhalen ‘dekadentnij’ kunnen noemen. Want in plaats te lezen over blije opbouw- en productie-verheerlijkers komen we telkens weer in aanraking met mensen die met zichzelf geen raad weten, die voorgoed ontworteld zijn door de Tweede Wereldoorlog, of die geen vrede hebben met het bestaan, en dezelfde existentiële onvrede met het leven voelen als de door de Sovjet-conformisten als levensonmachtige bourgeois gedoodverfde westerse schrijvers.
Waarmee kan ik mijn ziel kalm krijgen?... Ik moet branden van liefde. Maar wat valt hier te branden?... 's nachts lig ik te denken en te denken tot ik me zo beroerd voel dat ik 't wel kan uitschreeuwen. Waarom leef ik?