Omgangpöezie in tien lessen Les 9
Geo Staad
Schakelrijm komt in Nederland bijna niet voor, en hetzelfde geldt voor het mensenoffer, alleen is dat veel moeilijker te organiseren. Daarom raad ik u aan: kies voor het eerste. Het is even wennen, maar in wezen niet gecompliceerder dan conventionele schema's - en het heeft de onweerstaanbare bekoring van ieder bewegend patroon.
De meeste versvormen zijn samengesteld uit afzonderlijke blokken (strofen dus) die rijmschematisch gelijkvormig zijn, of zelfs identiek. Neem bijvoorbeeld het Shakespearesonnet: abab is gelijkvormig aan cdcd en efef. Neem dan de huis-, tuin- en keukenballade: driemaal ababbcbc, daarna nogeens bcbc. U weet nu wat ik bedoel.
Echt afzonderlijk zijn de strofen natuurlijk niet, want door hun overeenkomst horen ze bij elkaar, is er een continuiteit (de inhoud blijft hier buiten beschouwing). Maar die continuïteit is statisch, als in een rij van gelijke vierkantjes of behangbloemetjes, of pilaren voor mijn part.
De verdienste van het schakelrijm nu is, dat elke strofe al iets laat weerklinken van de volgende en iets meeneemt van de vorige. Er is dus meer dan opeenvolging: er is progressie.
Terza rima, toegepast door Dante, is de eenvoudigste vorm.
Ze is bevallig als een Bach-chaconne
Zo levendig als een Hongaarse dans
En tevens spits genoeg voor de Sorbonne
(Haar voornaam is dan ook volkomen Frans)
En och, wat zal ik verder nog verklaren?
Ze kent zichzelf, ze is al heel wat mans
Dat mag ook wel, ze telt nu zestien jaren
En aardrijkskunde kent ze ook, mais si!
Alleen, ze wil dit vak vooral ervaren
Aanschouwing moet het zijn, geen theorie
Ziehier dan mijn geschenk voor jou, Yvonne
En bon voyage met je réistui
Merk op dat de laatste schakel, Yvonne, annsluit op het eerste couplet en aldus de keten rondmaakt.
De nog overgebleven cursisten herinneren zich nu het schema dat in Les 7 werd verstrekt. Precies. Je zou hier met een kleine ingreep aan een terza rima sonnet kunnen komen: wijzig r. 11 in bijvoorbeeld Dus hierbij zeg ik: vlieg eruit, hojo, en voeg als distichon toe (ik noem maar wat) Iets plechtigs over levensreis en zo / Geef jij me dan, vertrouw ik, graag cadeau.
Er is anders niets op tegen om de oorspronkelijke 11e regel te laten staan. Door de rondsluiting krijgt het 12-gedeelte een ‘voltooider’ aanzien, en wordt tevens het 2-gedeelte nog zelfstandiger. Officieel kent het terza rima sonnet geen varianten. Maar deze (niet van mij) mag bestaan.
Het (oosters) kwatrijn is een versvorm die naar schakelrijm snakt, en daarmee het fraaie vlechtwerk oplevert dat elders ‘interlocking rubáiyát’ heet: aaba bbcb... xxax. Advies: laat x mannelijk (dus a vrouwelijk) zijn, aangezien een gedicht liefst niet onbeklemtoond moet eindigen. U zult merken, dat dit vormbeginsel slechts bij een even aantal strofen aan zijn trekken komt.
Een kwintijnketen zal er als volgt uitzien: abaab bcbbc... xaxxa - a hier mannelijk, het aantal strofen wederom even.
(Over het kwintijn heb ik nog iets op het hart. Naar me pas is gebleken, heeft Sainte-Beuve die vorm weleens voor strofen gebruikt. Onbegrijpelijk, dat niemand in welke taal dan ook uitriep: ‘Verrek! Een nieuwe versvorm! Die komt me goed van pas!’ Toegegeven, in 1837 waren echte gedichten zelden of nooit kort, maar op zijn minst als strofe had het kwintijn een bliksemcarrière verdiend).
Het systeem is op allerlei schema's toe te passen. Ik noem hier alleen maar abcb cded... xyay en, ook geen heksentoer, abba bccb... xaax; en voor hobbyisten abcdec defghf... xyzabz.
Een stap verder - dat klinkt doenlijker dan het is - en je krijgt schakeldicht, waarin niet rijmklanken maar volledige regels vervlochten zijn. De grondvorm heet pantoum, en andere schema's zijn evengoed bedenkbaar; weet wel, wat u zich aanhaalt.