Uitverkoren, een schitterende bloemlezing door Beccy de Vries
Dolf Verroen
Aan welke eisen behoort een bloemlezing te voldoen? Kan de samensteller tevreden zijn wanneer zij of hij een aantal verhalen of gedichten heeft bijeengebracht die hetzelfde onderwerp behandelen dan wel eenzelfde thema als uitgangspunt hebben? Is een bloemlezing pas goed wanneer de keuze van de samensteller objectief of daarentegen juist subjectief is? Waarom kopen mensen een bloemlezing? Om als naslagwerk te gebruiken? Om een overzicht van iets te hebben?
In de loop der tijd zijn er heel wat bloemlezingen in omloop gebracht - over de onderwerpen ervan zullen we het maar niet eens hebben! - en die zullen heus niet allemaal slecht zijn. Maar een bloemlezing die echt indruk maakt vind je zelden. En waardoor maakt een bloemlezing indruk? Doordat de samensteller zo'n goede smaak heeft dat hij kwalitatief het beste van het beste heeft gekozen? Omdat hij een uitgangspunt had, een bedoeling, die hij met volledige inzet van zijn persoonlijkheid heeft proberen te verwezenlijken? Ik denk het laatste - al houd ik niet van antwoorden op dergelijke vragen - omdat je dan in ieder geval geen bloemlezing krijgt die iedereen met kennis van zaken had kunnen samenstellen. Een bloemlezing moet volgens mij zo'n persoonlijk stempel hebben, dat deze bijna door de samensteller geschreven lijkt te zijn. Zo'n boek is Uitverkoren, een bloemlezing voor de jeugd over de jodenvervolging tijdens de laatste wereldoorlog.
Het is een daad van moed van de uitgeverij Querido om een dergelijk onderwerp op zo'n volwassen manier naar de jeugd te brengen en een daad van bijna bovenmenselijke kracht van Beccy de Vries, die zelf in een kamp heeft gezeten, om zo'n boek te durven samenstellen. Haar bloemlezing is als een zelfgeschreven boek geworden doordat zij naar verhalen en gedichten heeft gezocht uit maar één beweegreden: ik (niet wij, volkomen subjectief dus) ik moet de jeugd vertellen wat er is gebeurd, want ik zie het weer gebeuren. Alleen met zo'n visie, met zo'n opdracht, kan iemand stelling nemen zoals Beccy de Vries dat heeft gedaan. Om te zeggen wat zij te zeggen heeft, koos zij voor haar bloemlezing dezelfde struktuur als Henk Barnard voor Kon hesi baka, zijn verhaal over Suriname: de geschiedenis als verbindende schakel tussen de teksten, objectieve feiten en subjectieve ervaringen die elkanders spiegel vormen.
Na een indrukwekkend voorwoord, waarin Beccy de Vries uiterst sober vertelt wat discriminatie is, waarom ze dit boek speciaal voor jonge mensen heeft samengesteld: ‘Niet veel opgroeiende mensen kunnen zich een idee vormen van wat het was en is om jood te zijn’, begint Uitverkoren met Dreiging, mei 1940, wanneer er nog 137.000 joden met een Nederlands paspoort in Holland wonen en in oktober het persoonsbewijs wordt ingevoerd met een j er op als je jood bent.
Het boek opent met een schitterend verhaal van Johanna Reiss, schitterend omdat het in eenvoudige woorden en in doeltreffende beelden het begin, het voorspel, van de jodenvervolging in Nederland beschrijft en hoe de mens zijn ogen sluit voor eigen lot: de familie vlucht niet naar Amerika omdat moeder altijd hoofdpijn heeft, Nederland geen Duitsland is en omdat vader, de enige met realiteitsgevoel, te goedwillend is, een te brave echtgenoot, om zijn zin door te drijven.
Over het begin van de oorlog, in het hoofdstuk Oproepen, een deel uit het dagboek van Anne Frank, waarin het achterhuis, hun onderduikadres, wordt beschreven en een verschrikkelijk verhaal van Carmiggelt over meneer Cohen, op weg naar de trein voor Westerbork. Johanna Reiss beschrijft in het openingsverhaal ook hoe zij als joods meisje op school in de steek wordt gelaten door haar vriendinnetje en daar tegenover staat een pregnant verhaal van Wil Merkies over het vriendinnetje van Max, die haar joodse vriendje in de steek moet laten omdat haar ouders de vriendschap te gevaarlijk vinden. In zijn gedicht Joods meisje uit Henk Fedder zonder rethoriek een echt christelijke verontwaardiging en een stukje dagboekfragment van een joodse gymnasiumleraar die zelfs in die tijd nog kon denken: ‘O ja, in de middeleeuwen werden we beroofd èn vermoord; dit laatste wordt nu nagelaten’.
Het tegendeel blijkt wel uit de gruwelijke familiegeschiedenis door Sal Santen, die begint met de vader die, om zijn gezin niet in moeilijkheden te brengen, aan de oproep gehoor geeft, in tegenstelling tot Marga Minco in De kampeerbekers, een fragment uit Het bittere kruid. Een hoofdstuk dat prachtig wordt afgesloten met een verhaal van Carmiggelt over een jongensvriendschap die eindigt in een kloof van wantrouwen.
Het hoofdstuk Sterren en verboden, mei 1942, begint met een dagboekfragment van een