Bzzlletin. Jaargang 7
(1978-1979)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 94]
| |
Over de Randen van mijn Handen
| |
[pagina 95]
| |
gekelderd lag’ en even wordt men herinnerd aan het Elysisch verlangen van A. Roland Holst: Soms
- wanneer de boten van hun zinnen sloegen
aan de immer deinende rotswand
(...)
soms slaat het verlangen der mensen zo hoog uit
dat zij takelen de nederige boot
en ter zee gaan
in de zeilen speelt de wind een waan
een oude waan
die over de kim gekelderd lag
tot de wind de hulzen stuk woei
en uit de scherven walmt de wijn van deze waan
van deze oude waan
De illusies omtrent een land achter de horizon gaan teniet. De signalen van ‘geenzijds der zinnekim’ blijven onopgemerkt, want - zo luidt de conclusie van het gedicht - er is voor ons geen andere ‘gene zijde’ dan het onderbewustzijn: het verlangen naar een land achter de horizon, de metafysische wensdroom, vindt zijn oorsprong onder de bodem van onze ziel: Geen kent het S.O.S.-gesein geenzijds der zinnekim
en dat aan de boôm van onze ziel er sprieten steken
die alleen het trillen vatten
van gene zijde
Soms dringt de drang de droom tot een gestalte
en wordt het lichaam droom
Zo herleidt Facture baroque de ‘verte’ van het bovenzinnelijk verlangen tot de ‘diepte’ van het onderbewustzijn. In het gedicht Guido Gezelle vinden we een soort synthese van beide elementen: Guido Gezelle
Plant
fontein
scheut die schiet
straal die spat
tempeest over alle diepten
storm over alle vlakten
wilde rozelaars waaien
stemmen van elzekoningen bloot
Diepste verte
verste diepte
bloemekelk die schokt in de kelk van bei’ mijn palmen
en lief als de madelief
Als de klaproos rood
o wilde papaver mijn
In dit lofdicht, met trekjes van een litanie, wordt (de poëzie van) Gezelle geassocieerd met vertikale én horizontale beweging: plant / scheut en fontein /straal enerzijds, tempeest en storm anderzijds. In de regel ‘tempeest over alle diepten’ is het vertikale element overigens al binnengedrongen (‘diepten’), zodat de definitieve synthese ‘Diepste verte / verste diepte’ niet als een verrassing komt.Ga naar eind3 Men kan zich afvragen of Van Ostaijen in dit gedicht associaties heeft willen wekken met erotiek en sexualiteit. Wanneer dit zo is, dan worden deze associaties op krachtige wijze voltooid in de regel: ‘bloemekelk die schokt in de kelk van bei' mijn palmen’, een regel die zich aldus geïnterpreteerd misschien in verband laat brengen met Van Ostaijens omschrijving van het doel van de ‘zuivere lyriek’: ‘hoofdzaak is het uitstromen van het subjectiefste mogelijk te maken’.Ga naar eind4. Dat de poëzie van Gezelle daar volgens Van Ostaijen ten volle in geslaagd is, daaraan lijkt geen twijfel mogelijk. In zijn essay Marsman of vijftig procent formuleert hij het zo: Gezelle en meer dan één van zijn leerlingen hebben wel degelijk dit, dat er tussen hun hart en het gedicht niet de geringste hindernis is; zij dichten in ‘de taal die hun (mij) het gereedst van de lippen wil’ (Gezelle).Ga naar eind5. |