Bzzlletin. Jaargang 7
(1978-1979)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 19]
| |
Paul van Ostaijen herdachtGa naar eind*
| |
[pagina 20]
| |
Karikatuur die Paul Joostens naar Van Ostaijen stuurde na de geboorte van Flor Jespers' eerste zoon in december 1918.
V.l.n.r. Stan van Ostaijen, als van de IJzer teruggekeerde soldaat; Paul Joostens, die door Van Ostaijen in een artikel met de H. Fransiscus was vergeleken, Flor Jespers, zijn zoontje ‘Joppe’, zijn vrouw Olympe; Paul van Ostaijen als de ‘Paus van Halensee’ en zijn vriendin Emmeke. Of was het de gemeene stomme miskenning zijner landgenooten die Hem einde raad deed alles prijsgeven om een gesimplifieerd geluk bij Domino en koffie? In Boonekamp beursluiveilige Haven tikt ook een klokje, zooals nergens, voor versmoorde profeten. Het is begrijpelijk dat P.V.O. ondermijnt door de kwaal die hem had aangetast ten slotte nerveus en prikkelbaar werd. Onverbiddelijk in zijn principes woog zijn stalen blik de toestand scherp sarcastisch. Maar dit laat niet weg dat P.V.O. van huize uit en door storm en drang door (dit heeft hij de puberteitlyriek vóór) toch een godsdienstig karakter blijft. De banken van zeker scholen hebben dit aan dat men gebrandmerkt blijft. Zoo Hij - en men draagt dezen stempel tot het graf. Graag jongleert hij met godsdienstige symbolen in het alledaags gebeuren. Kelk, offerande, kruis zijn Hem dierbare motieven. Typies ook zijn pushingball kritieken tegen de puberteitlyriek in Vlaanderen die ten slotte sympathiek uitvallen voor de afgetakelde. Hier gaat Hij te werk als een Jezus met de kooplui in den tempel. Maar wij waarderen bij anderen slechts dat wat we in ons vinden. Als een kritieker over een schilder schrijft dan is het gewoonlijk naar het evenbeeld van den schrijver. Zóó het Franscisusbeeld dat Hij P.V.O. mij P.J. op de schouders drukte in 17 (Zie Vlaamsch Leven). Kunstenaar van uiterst godsdienstigen aard: zijn werk is het resultaat van lange mediteeringen over het eeuwige ‘waarom’ der dingen. Zijn denken, zijn leven dus zijn werk is zwijgzaam naar binnen gebald. Over zijn werk ligt het mediteerend-ingetogene, Rijk van een innerlijke rijkheid. Godsdienst in dezen diep innerlijken zin is de hoogste vorm van rijkdom. Als de prediking van den heiligen Franciscus van Assisen, een hoogtepunt van godsvrucht; de ziel saamgedrongen naar de goddelijkheid. Het is de vlucht naar de goddelijkheid evenzoo volledig even diepinnerlijk als de prediking van den kunstenaar. Zoo P.V.O. in zijn Sienjaal. En zijn deze woorden niet vooral op U toepasselijk, o, piëteitsvolle dichter? Ik hoop, profeet Paul, kortelings het plaatsje van gevangenisalmoezenier te komen bekleeden, mits gij zoo vriendelijk waart mij dit hierboven te bespreken. Wellicht zetten wij dan ons gesprek over onze Asta en de bootjes voort. Deus nobis haec otia fecit... |
|