Bzzlletin. Jaargang 7
(1978-1979)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 42]
| |||||||
De Nederlandse openbare bibliotheek en de ‘vrije’ boekenkeuze
| |||||||
De overheid slaat (weer) toe.Het is misschien niet zo bekend, en daarom juist des te interessanter om te weten, dat er voor de Openbare Bibliotheken tot 1975(!) een van overheidswege ingestelde censuur gold. Het betreft hier een artikel uit de zogenaamde ‘Rijkssubsidievoorwaarden-1921’, waarmee de toekenning van subsidies werd geregeld. Op onovertroffen wijze geformuleerd wordt hier gesteld dat ‘alle moreel schadelijke, op grove wijze andersdenkenden, kwetsende of tot ongehoorzaamheid aan de landswetten opruiende lectuur’ geweerd dient te worden. Het feit dat bibliothecarissen dit censuurartikel, dat overigens in strijd is met onze grondwet, decennia-lang hebben geaccepteerd, is tekenend voor hun mentaliteit. Wij komen hier nog op terug. De bibliotheken kennen dus een lange geschiedenis van officiële censuur. Daaraan kwam in 1975 formeel een eind met het van kracht worden van de Bibliotheekwet. Deze wet stelde ten aanzien van de samenstelling van de collectie alleen dat deze ‘actueel’ moest zijn en ‘representatief voor het culturele veld’. Nu, een paar jaar later, lijkt het of de overheid er spijt van heeft dat zij de teugels zo heeft laten vieren. Kraaijeveld-Wouters is vooral gebeten op de boeken die ‘een bedreiging vormen voor de democratie’ omdat zij ‘oproepen tot gewelddadig verzet tegen democratische instellingen en personen’. In haar toespraak gaf zij voor de behandeling van deze literatuur de volgende suggesties:
Als gevolg van negatieve reakties is de staatssecretaris wat teruggekrabbeld. Op kamervragen van de PSP antwoordde zij dat het niet in de bedoeling van de overheid lag richtlijnen voor de bibliotheken inzake de collectievorming in deze op te stellen, en dat het hier een taak van de bibliotheken zelf betrof. En inderdaad, we kunnen ons afvragen waarom de staatssecretaris zich zo druk heeft gemaakt; de bibliotheken kwijten zich uitstekend van deze taak. | |||||||
[pagina 43]
| |||||||
De bibliothecaris aan het werk.In hetzelfde geval kunnen we hier zowel spreken van zelfcensuur (als we de relatie overheidbibliotheek beschouwen) als van censuur (de relatie bibliotheek-gebruiker). Maar wat bepaalt nu deze censuur, waarin verschilt zij van de normale boekselectie? Tussen deze twee moet namelijk een streng onderscheid gemaakt worden. Door de publicatieexplosie moeten zelfs de grootste bibliotheken selecteren. Bij die selectie spelen factoren als de kwaliteit van het boek, de bruikbaarheid en de bestaande opbouw van de collectie een rol. Bij censuur gaat het om heel andere criteria, censuur is het weren van boeken op grond van politieke, ethische of religieuze motieven. Daarnaast gaat het bij censuur altijd om bepaalde onderwerpen. Censuur op kookboeken of aquariumboeken klinkt ongerijmd. Op zulke gebieden kan geen censuur plaatsvinden omdat censuur altijd betrekking heeft op onderwerpen die het wezen van de samenleving raken: de sociaal-economische structuur en het daarop geënte waarden- en normenpatroon. Het is nu meteen duidelijk welke functie die censuur heeft: bijdragen aan het instandhouden van die samenleving, handhaving van bestaande machts- en bezitsrelaties. Maar al kan censuur in theorie gemakkelijk van selectie onderscheiden worden, in de praktijk blijken zij nogal eens door elkaar te lopen. Een bibliothecaris kan een geval van censuur gemakkelijk tot een selectiekwestie terugbrengen, en het bewijs van het tegendeel valt moeilijk te leveren. Hij kan een boek op politieke gronden afwijzen, maar als formele reden opgeven dat het ‘te moeilijk’ is (maar ‘moeilijke’ boeken over andere onderwerpen koopt hij wel!), hij kan een ander boek om godsdienstige redenen weren, en zeggen dat ‘er al zoveel over dit onderwerp is’ (ja, maar wel alles vanuit één gezichtspunt!). De door de bibliothecaris beoefende censuur is dus meestal niet als expliciete censuur aanwijsbaar, maar heeft het gezicht van schijnbare selectie. Waarom zijn de bibliothecarissen in deze verlichte tijden nog aan het censureren, kunnen we ons afvragen. Een oorzaak kan zijn dat het spook van de Rijkssubsidievoorwaarden-1921 bij de boekselectie nog altijd in het hoofd van de bibliothecaris rondwaart. Hij heeft altijd, als het niet naar de letter is dan toch in ieder geval naar de geest van het censuur-artikel gehandeld, en die historische last is niet een, twee, drie afgeworpen. Daarnaast speelt het eigen waarden- en normenpatroon natuurlijk een rol. Al zou dit volgens de regeltjes bij de collectievorming uitgeschakeld moeten worden, duidelijk is dat dit een schone wens blijft en praktisch niet gerealiseerd kan worden. Nu zijn bibliothecarissen nooit het progressiefste slag mensen geweest (al treedt met de jongste generatie wel een geleidelijke verandering in: een ‘proefverkiezing’ op een bibliotheekacademie in 1977 toonde aan dat een meerderheid links georiënteerd was, met een duidelijke voorkeur voor de sociaal-democratie), en hun conservatisme heeft een niet te onderschatten invloed op wat wel en wat niet wordt aangeschaft. De jongeren hebben voorlopig nog weinig invloed: de collectievorming wordt bepaald door mensen in de hogere functies, dus meestal de ouderen. Tenslotte kan ook de maatschappelijke druk invloed hebben op die censuur. Een bepaalde bibliothecaris kan een zeer geliberaliseerde collectievorming voorstaan, maar onder de druk van gewijzigde maatschappelijke attitudes niet meer de moed hebben om boeken over controversiële onderwerpen of met een controversieel gezichtspunt op te nemen omdat hij bang is voor conflicten, met de overheid, het publiek, het eigen personeel. In een situatie waarin bijvoorbeeld niet meer zinnig over ‘terrorisme’ gediscussieerd kan worden, wordt de bibliothecaris bijna automatisch gedreven in de richting van het klakkeloos opnemen van boekjes ‘tegen’ en het weren van boekjes ‘voor’. Dadelijk een voorbeeld. | |||||||
Structurele aspecten van de censuur.We hebben een aantal individuele oorzaken van censuur bekeken, nu zullen we onze aandacht eens richten op de wijze waarop de moderne collectievorming gestructureerd is en op de algemene bibliotheekpolitiek, om na te gaan of censuur hieraan soms immanent is. Ik zeg de ‘moderne’ collectievorming, omdat de tijd dat iedere bibliotheek op autonome wijze zijn collectie samenstelde voorbij is. Tegenwoordig is centralisatie troef. De bibliothecaris krijgt de boeken niet meer zelf te zien, maar in plaats daarvan wekelijks een massa korte recensies van nieuwe boeken en herdrukken (de zogenaamde aanschaf-informaties), waarna hij de zaak opstuurt en er op landelijk niveau, voor alle bibliotheken, centraal wordt ingekocht en ingewerkt. Twee vragen kunnen bij deze gang van zaken gesteld worden: hoe zit het met de boekselectie op landelijk niveau, want ook deze landelijke service-dienst moet boeken selecteren die voor een bespreking in aanmerking komen en kan niet alles opnemen, en hoe juist of gevaarlijk is het een boek door één recensent te laten beoordelen? De landelijke boekselectie gebeurt ook door mensen, en zullen zij zich zo gunstig van de doorsnee-bibliothecaris onderscheiden, dat er hier geen kans op censuur is? Wat blijkt is dat hele categorieën van potentieel bibliotheekmateriaal niet in de aanbiedingen worden opgenomen. Het gaat dan om boeken | |||||||
[pagina 44]
| |||||||
die beneden een bepaald ‘niveau’ liggen en om het alternatieve materiaal van bijvoorbeeld niet-erkende uitgeverijen. Wat dit laatste betreft zijn er wel weer speciale signaleringen, maar welke bibliotheek gebruikt die? De bibliothecaris zou ook zelf op onderzoek kunnen uitgaan, kan men opmerken, maar aangezien deze met een chronisch tijdgebrek te kampen heeft is hij allang blij met de landelijke service, die hem het idee geeft op gemakkelijke en weinig tijdrovende manier een ‘verantwoorde’ collectie op te bouwen. De collectievorming die er bestaat naast de conventionele aanschaf-informaties is van marginale betekenis. Dan de recensenten-kwestie. Alhoewel deze mensen er volgens de richtlijnen voor moeten waken ‘al te subjectief’ te zijn, is subjectiviteit natuurlijk niet uit te sluiten. Zeker niet wanneer het om gevoelige zaken gaat. Zo zal een boek over marxistische economie van een criticus die een liberaal econoom is waarschijnlijk geen eerlijke beoordeling krijgen. Hetzelfde kan gezegd worden wanneer een boek van Karlheinz Deschner in handen valt van een orthodox-christelijk recensent. Maar een positieve of negatieve reaktie is wel bepalend voor het aantal bestellingen wat uiteindelijk geplaatst wordt. En nu zijn er van de meeste boeken na veel zoekwerk wel meer recensies te vinden (er is nog een Prismalectuurinformatiedienst en er zijn kritieken in dagbladen en tijdschriften), maar de bibliothecaris heeft hiervoor weer geen tijd. Zodat het in de meeste gevallen toch één (subjectieve) beoordeling van één persoon is die de eventuele aanschaf gaat bepalen. We kunnen ons dus werkelijk wel afvragen of dit soort situaties bijdraagt tot een ‘vrije boekenkeuze’.
En hoe zit het met de relatie tussen censuur en de bibliotheekpolitiek? We moeten bedenken dat de Openbare Bibliotheken zijn opgezet met een merkwaardige combinatie van bedoelingen. Aan de ene kant zijn er goedbedoelde motieven zoals het scheppen van mogelijkheden tot vorming en ontspanning van de gehele bevolking, aan de andere kant zijn er minder positieve zoals het verkrijgen van de mogelijkheid tot beïnvloeding en beheersing van maatschappelijke processen. Toen de bibliotheken met de Rijkssubsidievoorwaarden-1921 onder staatstoezicht kwamen, werd hun functie duidelijk: de bestendiging van maatschappelijke verhoudingen. Formeel waren de bibliotheken altijd ‘neutraal’, maar ondertussen! Het censuur-artikel bewijst wel hoé ‘neutraal’ ze zijn geweest. De tijden zijn intussen veranderd. De beklemmende staatscontrôle is wat verslapt, en het publiek is veranderd. In plaats van de conformistische, weinig-progressieve elite van toen, profiteert nu een veel breder deel van de bevolking van de bibliotheken. En de huidige tijd stelt mensen, en dus ook instellingen, steeds sterker voor keuzen. Zo zou ook de Openbare Bibliotheek moeten kiezen: vóór of tégen de machthebbers, vóór of tégen de bewapeningswedloop, vóór of tégen het fascisme. Maar wat blijkt: zij is onmachtig tot het doen van keuzen en in verwarring kiest zij voor de (feitelijk onmogelijke) middenweg van ‘neutraliteit’. Een middenweg die in feite niets anders is dan een voortzetting van de oude bibliotheekpolitiek, maar nu versluierd door progressief klinkende slogans als de ‘stimulering van bewustwordingsprocessen’, ‘bijdragen aan de democratisering van de samenleving’ en ‘bevordering van de emancipatie van minderheidsgroeperingen’. De censuur paste uitstekend bij de oude bibliotheekpolitiek... en die bibliotheekpolitiek is niet veranderd. | |||||||
Sex, de raf en andere verderfelijke zaken.Het is typerend dat de gebieden waarop tegenwoordig gecensureerd wordt, dezelfde zijn als die welke al genoemd werden in het oude censuur-artikel. De maatschappelijke angsten zijn niet veranderd. Het gaat stelselmatig om de volgende drie onderwerpen:
Bij sex moeten we denken aan romans waar een beetje teveel in geneukt wordt, aan voorlichtingsboeken die ‘té openhartig’ zijn en niet op de laatste plaats aan pornografie. Opvallend is wat dit betreft dat bibliotheken pas jaren na de wijziging van maatschappelijke attitudes hún houding veranderen. Toen Wolkers en Van het Reve al gemeengoed waren, lagen zij in de bibliotheken nog in de ‘gifkastjes’, de discussies die tenslotte hebben geleid tot het opnemen van Nabokov en Henry Miller zijn van recente datum. Terwij er om pornografie maatschappelijk steeds minder drukte wordt gemaakt, is het in bibliotheken nog altijd iets dat tot de grootste opwinding leidt. Literaire porno wil nog wel eens door de mazen van het net glippen, maar het merendeel haalt niet de ‘benedengrens’ (het niveau waarop de bibliotheken beginnen aan te schaffen) en valt dus af. Schaft een bibliotheek pornografie aan, dan is het meestal veilig opgeborgen in het magazijn weer aan te treffen.
Een mooi voorbeeld van (voorlopig nog) een poging tot censuur van andersdenkenden die op grove wijze gekwetst denken te worden is | |||||||
[pagina 45]
| |||||||
Genemuiden. In dit godsdienstige plaatsje zouden de tolerante christenen niets liever willen dan het uitkammen van de hele collectie, op zoek naar godslasterlijke uitspraken en verderfelijke passages. Voor deze christenen is er al een hele speciale service: boeken waar niets op tegen is staan met groene etiketjes bijeen in een aparte kast. (Feitelijke onzin natuurlijk voor een Openbare Bibliotheek, andere bevolkingsgroepen (humanisten, socialisten) zouden dan met evenveel recht zo'n service kunnen eisen). Maar zelfs dát is ze nog niet genoeg. Het ‘geval Genemuiden’ staat voor veel bibliotheken in overwegend christelijke plaatsen. En nu een zeer ernstig voorbeeld van wat ik zou willen noemen ‘semi-sencuur’. Het werd mij verteld door een medewerker van Openbare Bibliotheek XGa naar eind1.. Het gaat hierbij om een boek van Boudewijn Chorus: Als op ons geschoten wordt; gewapend verzet in de BRD. Alhoewel de uitgeverij ‘Pamflet’ heet, is het duidelijk geen pamflet, maar een paperback van 150 bladzijden. In 1978 wordt het via de aanschaf-informatie aangeboden. Maar noch de centrale, noch de filialen van bibliotheek -X kopen het. Er was namelijk al een exemplaar aanwezig, dat op de één of andere manier was toegestuurd, en in de documentatie-afdeling terecht was gekomen (een verzameling krantenknipsels, folders, pamfletten; maar het wás geen pamflet). Op zich geen reden om het daarnaast niet voor de uitlening aan te schaffen. Maar, zo gaf men openlijk toe, dit boek was ‘vóór de RAF’ en dat kon toch niet! Een interessant verhaal speelde bij die uiteindelijke beslissing een rol. Een staatssecretaris van dit kabinet (wie kan dit anders geweest zijn dan Kraaijeveld-Wouters!) had het boek namelijk gelezen en had zeer verontwaardigd gereageerd: zoiets zou toch niet mogen! (Nu weten we meteen hoe ze aan haar praatjes over ‘democratie-bedreigende literatuur’ is gekomen!). Boekjes van rechtse en gematigde figuren over de RAF mogen dus wel, maar een linkse analyse kan niet door de beugel. Het wordt niet gekocht en onze bibliotheekmedewerker gaat op onderzoek uit, want hij wil wel eens weten óf en hoé het exemplaar in de documentatie-afdeling toegankelijk is gemaakt. Hij gaat dus naar de centrale en pluist de catalogi na. Maar noch op auteursnaam, noch bij verschillende onderwerpen in de systematische catalogus (geschiedenis van West-Duitsland, anarchisme enz.) is iets te vinden. Voor de gebruiker (én voor de bibliotheekkrachten die niet weten dat het boek in een documentatiemap zit) is het dus ‘niet aanwezig’. Alleen degene die toevallig de map ‘terrorisme’ ('n dubieus trefwoord trouwens) ter hand neemt, zal tussen massa's knipsels ineens een boek aantreffen. Maar daarmee is de kous niet af. Want hij mag het boek niet meenemen: documentatiemateriaal wordt niet uitgeleend. Weliswaar mocht onze medewerker, omdat hij tot het personeel behoorde, het boek een weekendje mee naar huis nemen, maar anderen worden dus gedwongen om een boek van 150 bladzijden ter plekke te lezen. Met dit absurde geval worden alle regels van toegankelijkheid en openbaarheid bespot. Het is alles volledig in overeenstemming met de richtlijnen van Kraaijeveld-Wouters: beperkte beschikbaarstelling, niet in de uitlening. Semi-censuur, want het boek is weliswaar aanwezig, maar zó goed verstopt dat niemand het meer terug kan vinden.
Voor de liefhebbers nog wat voorbeelden van censuur op boeken die het afgelopen jaar verschenen. Literaire porno zoals Herinneringen van een beatnik (Diane di Prima) wordt in bibliotheek A geweerd. Een uitstekend boekje over de conferentie van München 1938, handig voor scholieren enzo, maar geschreven door een Chinese communist: door bibliotheek B weggewerkt. Een ander handig schoolboekje over geschiedenis. Volgens de auteur werd de eerste wereldoorlog veroorzaakt door het kapitalisme. Dus weg ermee! zegt bibliotheek C. De centrale van bibliotheek D koopt vrijwel alles wat er op godsdienstig gebied verschijnt. Maar een protestants-christelijk boekje dat een afwijkende visie geeft op de opstanding van Christus hoort er toch niet thuis. De kerk en haar kruis van Karlheinz Deschner mag hier niet door de filialen gekocht worden: de rubriek godsdienst mag alleen een lofzang op het christendom zijn. Een boekje over Zuid-Afrika wordt door bibliotheek E niet gekocht omdat, zoals men durft toe te geven, het ‘vanuit communistisch standpunt geschreven is’. (De semi-fascistische boekjes van Heitink, Brandt en consorten, die eindeloos ‘begrip’ tonen voor de blanke minderheid, vormen hier natuurlijk geen enkel probleem). We zien dus duidelijk variaties op drie thema's. | |||||||
Electronische ogen en zelfcensuur.Naast de censuur van overheid en bibliothecaris is er nog een derde vorm: de zelfcensuur van het publiek. Zelfcensuur zal optreden wanneer men bang is dat het lenen van bepaalde boeken in de toekomst een nadelige uitwerking zal hebben. En zoiets is alleen mogelijk wanneer die uitlening geregistreerd wordt (een koppeling van lener- en boekgegevens) en de registratie bewaard. Uitleenregistratie is voor de bibliotheek noodzakelijk om te weten waar de boeken blijven. Maar het publiek is met zo'n registratie niet gediend en kan dus eisen dat de gegevens vertrouwelijk behandeld worden. Nu is uitleenregistratie niet alleen een tech- | |||||||
[pagina 46]
| |||||||
nische aangelegenheid om bij te houden waar de boeken zijn. Bibliotheken willen er ook graag bedrijfsinformatie uit putten (hoeveel romans, hoeveel studieboeken enz. zijn er uitgeleend) om een beter beleid te ontwikkelen. En daarnaast toont de overheid een groeiende interesse voor de registraties om er informatie aan te onttrekken. De zaak van de baby uit Wateringen toonde dat al aan. Belangrijk is het te beseffen dat het hier om gevoelige gegevens gaat, of beter geformuleerd: om gegevens die, zonder uitzondering, want niet alleen een lijst met boeken die door iemand geleend zijn kan leiden tot het trekken van bepaalde conclusies, ook voor platen die gehaald worden uit de discotheek-afdeling, geldt dit (het meenemen van muziek van bijvoorbeeld Kurt Weill of Sjostakowitsj kan er in bepaalde situaties toe leiden dat men als ‘communist’ bestempeld wordt). Nu zijn de bestaande uitleenregistraties niet bijzonder toegankelijk: veel zoekwerk levert nog maar weinig op. Maar in de nabije toekomst gaan ook de openbare bibliotheken automatiseren. En met behulp van een computer kan gemakkelijk en snel veel informatie vergaard worden. De privacy-waarborgen zijn in de geplande opzet van het computersysteem totaal onvoldoende, en het is niet denkbeeldig dat, wanneer over een paar jaar iedereen een persoonsnummer heeft en de Rijkscomputer Centrale Personenadministratie (CPA) functioneert, de landelijke bibliotheekcomputer geïntegreerd gaat worden in een nationale data-bank. Wanneer alle uitleenregistraties bewaard blijven, dan bestaat de mogelijkheid dat uitleengegevens via de CPA naar de computers van overheidsinstanties schieten. En het hangt van de situatie af, wat voor beslissingen er op grond van o.a. die informatie dan ten aanzien van personen genomen worden. Wil men de maatschappij volledig beheersen dan is het helemaal niet nodig om de mensen 24 uur per etmaal te beloeren met camera's: massale informatievergaring en verwerking is veel effectiever. De electronische ‘ogen’ waarmee de staat op die manier onze literatuurkeuze volgt, draagt ook niet bepaald bij tot een vrije boekenkeuzeGa naar eind2.. | |||||||
Waarin een vrij (?) land onvrij kan zijn.Een afronding. We hebben in het voorgaande een aantal onplezierige zaken onder de loupe genomen. Naast concrete feiten is een gedeelte van het betoog noodzakelijkerwijs theoretisch en speculatief geweest. Onderzoek naar de feitelijke situatie is nooit gedaan en het blijft bij censuur altijd moeilijk om de dingen onomstotelijk te bewijzen. Maar duidelijk is dat niemand kan beweren dat het publiek werkelijk een volledig vrije keuze kan doen of dat er in de Nederlandse Openbare Bibliotheken niet gecensureerd wordt. Hoe omvangrijk deze censuur in Nederland is, valt vooralsnog niet vast te stellen. Maar als we niet waakzaam zijn zal zij alleen maar terrein winnen.
Bijzondere aandacht verdienen de houding van de overheid en de ontwikkeling van de automatisering.
Wat de censuur van de bibliothecarissen betreft: wij kunnen de oorzaken van hun gedrag in deze begrijpen, maar niet goedkeuren. Een Openbare Bibliotheek, die zegt alzijdig te zijn, een collectie te hebben die representatief is voor het culturele veld, die zegt ‘neutraal’ te zijn, mág geen boeken weren op grond van politieke, ethische of religieuze motieven. Anders is er geen sprake meer van een Openbare Bibliotheek. Misschien moeten we wachten op het tijdstip dat de jonge bibliotheekkrachten van nu beleidsbepalend gaan worden. |
|