Omgangspöezie in 10 lessen/7
Geo Staad
Sonnet komt van het Italiaanse sonetto (liedje) en heeft dus eigenlijk een n teveel.
Ieder kent het sonnet. Welnu, het sonnet bestaat niet. Er zijn in feite drie groepen (waarvan de derde niet au sérieux te nemen is), en hun gemeenschappelijk kenmerk is de volta, de inhoudelijke wending tussen het eerste en het tweede, d.i. laatste gedeelte.
De twee belangrijke groepen komen daarbij nog overeen in formaat (14 regels) en metrum (5-voetige jamben).
Groep I is de oudste en vertoont de tweedeling 8/6, vaak in deze vorm: 4+4 3+3. Het eerste deel (octaaf) beschrijft, het andere (sestet) concludeert, bepeinst, betoogt, ridiculiseert... kortom, benadert het onderwerp van een andere, doorgaans meer beschouwelijke kant.
In deze groep kennen we het Italiaanse sonnet (abba abba cde cde) en het Siciliaanse (abab abab cdc dcd), waar in onze tijd het Zwitserse sonnet bijkwam - Zwitserland zal hiervan opkijken - dat als volgt verloopt: aaba bbab (variant: abaa bbab) cde edc.
Milton gebruikte het Italiaanse schema, doch plaatste de volta niet tussen de regels 8 en 9: bij hem valt die van ergens in regel 8 tot achterin regel 9, al naar het uitkomt. Aanstellerij. Wordsworth paste voor het sestet diverse schema's toe, waarmee hij het wezen van de 8/6- vorm niet aantastte; integendeel, want een behoorlijke structuur kan eigen initiatief velen en vraagt er zelfs om. Een goedhartig applausje dus voor het sonetto rispetto (abababcc en Ital. of Sicil. sestet).Ga naar eind1.
Varianten zien we ook in Groep II, die van de 12/2-sonnetten. Verreweg het bekendst is het Shakespearesonnet (niet naar de uitvinder genoemd) dat drie kwatrijnen (abab cdcd efef) en een distichon gg bevat.Ga naar eind2.
De volta laat hier dus lang op zich wachten, en daardoor kan het laatste gedeelte extra kernachtig worden - een epigram, als het even wil.
Spenser hield de 12/2-indeling aan, maar deed het minder boers: abab bcbc cdcd ee, met schakelrijm dus. Helemaal mooi is het terza rima sonnet in zijn lichtvoetigheid - aba bcb cdc ded ee.
Groep III omvat het soort bedenksels dat zich met 10, 11, 18 of 20 regels (niet altijd 5-voetig) bij de sonnetten indeelt, maar waarvoor eigenlijk gecollecteerd moet worden. Sonnetten zonder rijm heb je ook nog. Ach ja.
Sonnetten. U vraagt zich af waar het voorbeeld blijft. Eerlijk gezegd denk ik niet dat ik de plaatsruimte kan en wil missen. Er zijn al te veel van die dingen in omloop, en u moet er al eens een zijn tegengekomen (o.a. een leerzaam model in O.K. / D.m.V.). Het is een alledaagse versvorm, vrijwel uit het hoofd te maken, en ziet er toch heel gewichtig uit.
Daardoor valt het nu al eeuwen lang in handen van allerlei lyrisch gebroed dat jammerklachten, liefdesgestamel, elementaire natuurkennis, zelfbedachte aphorismen en verbale snuisterijen aan de man wil brengen.
Bij het woord ‘sonnet’ doemt meteen de dweepzieke leraar Nederlands op, het precieuze bundeltje, het facie van Kloos, of Perk. Storend en foutief, want deze versvorm is volstrekt niet afkerig van humor en gezond verstand. Omgangspoëzie is er goed aan besteed. Gelukkig zijn er tegenwoordig mensen die dat door hebben, die het sonnet niet hullen in wierook en kaarslicht, maar er nuchter, amicaal mee omgaan.
U heeft de keuze tussen 8/6 en 12/2. Wat wilt u - een puntige summing up of een echt slotbetoog? Het hangt natuurlijk zeer van de situatie af. Stel, u wenst geluk met een examenuitslag. Daarover hoeft u niet uit te weiden: de gelukkige weet zelf, welk vak het was en hoe moeilijk, en waar het gebeurde. Een distichon volstaat. U heeft dan 12 regels om de geadresseerde te bezingen, gevolgd door (bijvoorbeeld) En waarom vindt nu dit gejubel plaats? / Wel, gister haalde hij zijn (of zij haar) candidaats.
Geeft u echter een belangrijk boek cadeau, een commentaarvragende plaat, een zeldzaam voorwerp of zo, dan kunt u daar beter 6 regels voor reserveren; desnoods zelfs een octaaf, om dan na de volta persoonlijk te worden. U ziet maar. In elk geval is het raadzaam om het slot eerst uit te werken, met een klad van het eerste gedeelte in uw achterhoofd. Ieder gedicht, hoe luchtig ook, moet sterk eindigen.
Ik vertel u wederom, dat het rijmen op namen en op het geschenk, de prestatie, de heuglijke gebeurtenis een weldadige uitwerking heeft. Ook op u trouwens, want u begint met het aanleggen van een lijst rijmwoorden, en daar komen ideeën uit voort. Maak het echter niet te gek. Ernst-subaltern, st... en dat soort capriolen moet u nalaten. Als iemand Ernst heet, rijm dan op zijn achternaam of op zijn kenmerk (Ernst, de dameskapper - slapper, gewapper etc.). Er is altijd wel uit te komen, dat is het mooie van een sonnet.