Het zal je kind maar wezen
Margaretha Ferguson
Steeds vaker, en misschien is dat toch een uiting van een kampsyndroom waaraan ik meen niet te lijden, keren mijn overpeinzingen terug naar het werpen van de atoombommen op Hirosjima en Nagsaki in augustus 1945; bommen die aan honderdduizenden Japanners het leven kostten of leidden tot levenslange, afgrijselijke invaliditeit, en die meer dan honderdduizend Nederlanders in de Japanse kampen waarschijnlijk het leven redden, in ieder geval het mijne. De koude oorlog die inzette nog voor de warme (Tweede) wereldoorlog helemaal ten einde was, bracht al snel enige verwarring in ons zwart-wit-interneringskamp bewustzijn dat de strijdenden simpelweg onderscheidde in vriend en vijand. Voormalige vijanden veranderden nu in tijdelijke beschermers, nieuwe vijanden doemden op aan de horizon. Maar tamelijk lang bleven ‘de Amerikanen’ de redders, de bevrijders, zo niet de helden dan toch de vrienden.
Niets is stompzinniger dan geloof hechten aan ethische waarden in nationalistische politiek. Een heel scala aan niet op de volle waarheid berustende gemeenplaatsen gaat hiermee gepaard. Wreedheden worden altijd bedreven door de vijand, en wie de eenvoudige waarheidsdrang voelt ook eens de ‘eigen’ daden te belichten ontketent zijns ondanks een nationale rel, getuige de opschudding die enkele jaren geleden ontstond toen Hueting het een en ander naar buiten bracht over de oorlogsmisdaden die ‘onze jongens’ tijdens de politionele acties hebben bedreven, een mini-mini-vormpje van de opschudding die nu in Westduitsland is ontstaan door de televisievertoningen van Holocaust. De verdringingsmechanismen in ons politieke bewustzijn werken echter op volle toeren, zodat de zalvende gemeenplaatsen over verdediging van onze vrijheid etc., toch altijd weer makkelijk een voedingsbodem vinden. Zou een boek als van Michael Herr: Verslagen uit Vietnam in deze wereldwijde bewustzijnsvernauwing enige verruiming kunnen brengen? Het boek is in 1977 verschenen onder de titel Dispatches, en sindsdien is de internationale bewapening alleen maar toegenomen.
Maar de grote kracht van Verslagen uit Vietnam ligt juist daarin dat de schrijver zich niet afgeeft met gemeenplaatsen, maar met de werkelijkheid die alle gemeenplaatsen wegvaagt. Ook moraliseert hij niet, hij kiest geen partij, hij klaagt niet aan. Hij deelt alleen maar mee wat hij heeft gezien en gehoord, en gevoeld en gedacht en ondergaan. Als correspondent is hij naar Vietnam getrokken, en hij blijft daar bijna een jaar.
Een kolossale schildering van de door zijn landgenoten begane ongelooflijkste wreedheden, maar ook van de omgang met elkaar, een schildering van niet zachtzinnige en vaak humoristische conversatie, van uiteenlopende personages. Mensen die zich helemaal hebben vereenzelvigd met hun gewelddaden, anderen die krankzinnig worden om wat ze hebben gezien, en velen een groot deel van de tijd onder de verdovende middelen.
Net zoals Guernica van Picasso een mooi schilderij is, net zoals de oorlogstaferelen van Goya ‘mooi’ kunnen worden genoemd, is Verslagen uit Vietnam bepaald een mooi boek. Dat komt door de kracht van de stijl, de scherpte van de beelden, de integriteit van de diep-doordringende observatie. Bovendien is het een boek dat de lezer heel wat wijzer zou moeten maken omtrent de zichzelf bijna vernietigende wereld waarin hij (nog) leeft. Angstaanjagend is dat je door Verslagen uit Vietnam met de neus wordt gedrukt op het feit dat oorlogvoeren, met alles wat daaraan vastzit, misschien iets volkomen menselijks, iets gewoons, en daardoor onontkoombaars is. Er komen in dit boek een heleboel mensen voor, sommigen wel, anderen niet bij name genoemd. Maar je ziet ze voor je, als personages, als marionetten soms die niet loskunnen van hun touwen en van de hand die ze bestiert. Die personages zijn zo griezelig herkenbaar, en hun reacties, dat zijn niet reacties van een duister soort vechtjassen van altijd een andere landsaard, nee, het zijn reacties die op de duur geen verwondering meer wekken. Dankzij de meesterlijke pen van Michael Herr die de oorlogvoerende èn zijn slachtoffer (verdeeld over beide partijen) allereerst laat zien als een mens zoals u en ik.