Post in 1977 bekend als de Academisten. Natuurlijk is dit een sterk gesimplificeerde voorstelling van de literaire zaken, maar bruikbaar om aan te geven hoezeer onze normen vastliggen. Er wordt de jonge schrijversgeneratie die er op dit moment in Nederland bestaat (Kellendonk, Kooiman, De Jong,'t Hart, Brand, Meijsing en nog enkele belangrijke anderen) wel verweten, dat ze bij gebrek aan werkelijke onderwerpen, zich verstouten stijloefeningen te schrijven, zonder met iets ‘nieuws’ te komen. Ik denk dat het geconditioneerd zijn door het thematische bereik daar de oorzaak van is. Maar schrijvers die werkelijk een poging wagen om door aanpak en uitdrukkingsmethoden tot vernieuwing te komen, verdienen onze speciale aandacht. Patrizio Canaponi is er één van. Een on-Hollandse naam die al snel aan een pseudoniem doet denken (maar het niet écht is, want het is de naam van zijn moeder), een extra aanbeveling in het tijdschrift van de eerste publicatie, - De Revisor -, als ‘een prozadebuut van formaat’, een barokke schrijftrant die volledig breekt met het zo vertrouwde ironisch realisme en een verhalenbundel die volgens sommige persberichten dat predikaat heeft meegekregen, omdat de auteur er niet in was geslaagd de brokstukken tot een roman te componeren.
Direct het eerste verhaal uit zijn debuutbundel Een gondel in de Herengracht en andere verhalen, getiteld Bruno Tirlantino of De bruiloft van Prinses Ann biedt een staalkaart van Canaponi's kunnen. Hoofdfiguur is een excentrieke docent aan de Universiteit van Oxford, ook dichter, Tirlantino. Over zijn handelswijzen komen we iets te weten via de ik-figuur van het verhaal die bevriend is met Emily. Zij is het die een nauw contact onderhoudt met Tirlantino. Tussen sluittekens blijkt voortdurend dat het verhaal van het diner in Oxford en de orgie daarna, achteraf wordt beschreven, omdat de ik-figuur zijn relatie met Emily inmiddels beeindigd heeft. De maaltijd is de chronologische lijn die door het verhaal loopt, maar voortdurend onderbroken door kleinere verhalen of gebeurtenissen, die altijd onverwacht beginnen, omdat Canaponi sterk associatief te werk gaat. Er komt een voorwerp voor en de eerste ontmoeting met Emily wordt beschreven. Zo gaat dat herhaalde malen. Het mooiste verhaal-ineen-verhaal vormt het slot. De dag na de maaltijd en het drinkgelag is Tirlantino getuige van de huwelijksplechtigheid van Prinses Ann. De gasten zien die gebeurtenis op de beeldbuis. Voor de gelegenheid heeft de dichter zijn haren geverfd en zich uitgedost met tal van buitenissige sieraden. 's Avonds ziet de ik-figuur in de badkamer Tirlantino die op de t.v. een samenvatting van de huwelijksvoltrekking ziet en dan duidelijk waarneembaar slachtoffer is geworden van de verdovende middelen die hij gebruikt. Pas na lezing van de hele bundel is vast te stellen dat de ik-figuur uit Bruno Tirlantino de voornaamste hoofdpersoon is van het boek en zich in het eerste verhaal alleen opstelt als toeschouwer bij een verder voor het verhaal gegeven marginale gebeurtenis. Toch zijn de omtrekken van waar het eigenlijk om gaat in Canaponi's debuut al constateerbaar: de taal, niet alleen als een lava van woorden, maar ook als
levensvoorwaarde (van Emily wordt niet voor niets gezegd: ‘Wier wezen geheel uit taal bestaat’). De tijd, nooit aanwezig als het abstracte begrip, maar concreet gestalte krijgend in personen. Over Tirlantino die opeens grijs is geworden: ‘Je mag dan sinds je achttiende geen dag ouder geworden zijn... maar zal ik jou eens wat vertellen, mannetje: je ware leeftijd laat zich gewoon niet verloochenen. Die ware leeftijd van jou heeft zich vijftien jaar lang misschien heel diep in je schuilgehouden, maar breekt nu mooi in enkele vlagen naar buiten!’ Tirlantino, ‘tenger en weerloos als een knaap’, zit ingeklemd tussen de jeugd en de volwassenheid en met die leeftijden verbonden instelling en houding.
Het verhaal ‘Tsjaikovski stopt al zijn zwaarmoedigheid in de fagot of Een cactus op het graf van Chopin is praktisch identiek aan het eerste: een stroom van gebeurtenissen, voorvallen door een nog vagere verhaaldraad verbonden, maar sterker een eenheid vormend door de herhaling van zinnen, zoals in de titel, of van motieven. Maar we zijn dan al vertrouwd met de hoofdfiguur: Attilio, die nadat hij op een uiterst bizarre manier verwekt is - daarover gaat ook het laatste verhaal - in Nederland opgroeit als een kind tussen veel Italiaanse vrouwen, de familie van zijn moeder. Zij is getrouwd met een fabrikant in huishoudelijke artikelen, Rossaerts, die tijdens de politionele acties in Indonesië als soldaat werkzaam is en menig militair staaltje meemaakt. Een duidelijke exponent van het type ruwe bolster en voor Attilio ‘een indringer’. Een verstoring ook van het opgroeien in een vrouwengezin: ‘Ach, hij had het zo goed gehad tussen al die vrouwen. Zijn moeder, overgrootmoeder, oudtantes, nichtje en tal van andere vrouwen hadden hem tot ziekmakens toe gestreeld en gekneed. Tussen sponzige, beenderloze lijven was hij tot weekheid gewalst’. Vier generaties symboliseren niet alleen het voortgaan van de tijd, of het pogen er greep op te krijgen zoals Attilio's grootmoeder die de wijzers van de klok verzet, maar geven ook de problematiek aan voor Attilio. Wie is hij, bij wie hoort hij, tot welke generatie behoort hij? Patrizio Canaponi schrijft niet de roman over Attilio Santini die in een groot gezin opgroeit, omdat deze jongen niet bestaat. De werkelijke Attilio is juist op zoek naar een identiteit in de baaierd van verwekkingsverhalen, oorlogsgebeurtenissen, omringende familieleden. Om dat zoeken te verbeelden heeft Canaponi geen duidelijke Attilio beschreven, maar één die nu eens hoofdpersoon in een verhaal is, dan weer toeschou-