De schoolmeester en de melancholie
Boudewijn Büch
De term - het woord - melancholie wordt in de regel beter aangevoeld dan dat er een redelijke, sluitende verklaring voor kan worden gegeven. Het woord betekent nagenoeg hetzelfde als ‘zwaarmoedigheid’, ‘zwartgalligheid’, ‘hypochondrie’ of ‘nostalgie’. Nauwkeuriger: het betekent deze woorden samengevat. Misschien dekt het woord ‘weemoed’ de betekenis nog het best.
In de spreektaal wordt ‘melancholie’ nog al vaak gebruikt, nauwelijks echter meer in dĭe zwaargeladen betekenis die het woord tot aan het begin van onze eeuw heeft gehad. Het zich melancholisch-voelen heeft in de twintigste eeuw steeds meer de inhoud gekregen van het vage gevoel van Weltschmerz, aangevuld met een glas wijn en spaarzame verlichting.
Toch is het de melancholie geweest die vanaf, ongeveer, 1770 tot en met - in Nederland - de Tachtigers de gemoederen wel heel sterk heeft beziggehouden. Men kan zonder enige moeite stellen dat de melancholie in deze vervlogen tijd een ‘erkende’ én gekende kwaal was. Een serieus te nemen ziekte.
Robert Mauzi spreekt in zijn L'Idee du Bonheur au XVIIIe siècle over een, grotendeels, gelukkige achttiende eeuw. We kennen deze eeuw dan ook als de eeuw van het optimistische terug-naar-de-natuur van Rousseau, de blijmoedige leefgemeenschaps-idealen van Voltaire en van de in Nederland voortploegende dichter-boer Poot, de betrekkelijke positivistische wijsbegeerte van Hemsterhuis.
Poot, schrijven wij. Toch breekt met Poot tevens het tijdperk van de melancholie aan. Iedereen zal wel zijn zoetvloeiende maangedichten kennen. De maan ging iets speciaals betekenen in de literatuur. Dit hemellichaam stond voor de noodlottig-verliefde minnaar, weemoed, verlangen naar verten, ja: voor de melancholie.
De gele sikkel begon zijn gigantische opmars door de kunsten. Er is bijkans geen avond- of nachtschilderij van C.D. Friedrich aan te wijzen of men zal er de maan op aantreffen. Gustave Doré maakte de maan tot een vast lemma op zijn gravuren. Dromerige pianostukken aan de maan opgedragen; geen toondichter liet na ze te schrijven. Maangedichten, oden aan de maan. De maan was niet meer tegen te houden.
Het kan hier niet de plaats zijn de maan en de melancholie hun volledig perspectief binnen de kunsten te geven. Opvallend kan het inmiddels wel worden genoemd dat de term ‘lunatic’ (gek, een tik van de molen, maanziek) steeds meer de betekenis van ‘melancholisch’ ging krijgen. Hoewel de term reeds in de 16e eeuw in Engeland gebruikelijk was - in Frankrijk nog veel eerder - kreeg zij haar bijzondere betekenis aan het einde der achttiende eeuw. Het Duits kende ook al heel vroeg de variant ‘mondsüchtig’. En, om bijna te vervallen in een speculatieve etymologie: het maankop, Mohnkopf, het opium dus, het amerikaanse ‘Blue Moon’, de dichter van de Blauwe Bloem (de mystieke duitse dromer-dichter Novalis), het muziekgenre The Blues, L'Amour Bleu, het had en het heeft er allemaal een beetje mee te maken.
De opmars van de melancholie begint in een periode die wij in de literatuurgeschiedenis benoemden als de Sturm und Drang. De smachtende, door en door trieste medemens leed in woud en tuinprieel nachten onder het maanlicht. Het begon allemaal met Klinger die in zijn Sturm und Drang Dramen deze geteisterde mens tot bijna karikaturale hoogte liet opdraven. Goethe bleef niet achter, evenmin Schiller. We kennen natuurlijk De Werther, de Götz, Kabale und Liebe en de nodige hyperromantische opera's. In Nederland deed Rhijnvis Feith ook een duit in de zak. Een moment leek de melancholie te verdwijnen door dat de - ogenschijnlijk - bekeerde Goethe Europa het klassicisme ging dicteren. Toch waren de maan, het geklaag en gejammer nog niet voorgoed verdwenen. Integendeel, bij menig opgroeiende puber verschijnt zij geregeld in het poesiealbum.
De franse romantiek gaf een grote jammerklacht te lezen, de engelse romantische dichters schenen niet anders dan te lijden en te melancholiseren. Byron, Keats en Shelley waren de toppers. Keats' Ode on Melancholy,