obligate gebeurtenis als een voorwoordje bij een verzameld werk zit Böll midden in dat wat hem op dat moment bezig houdt. Zo'n voorwoord gaat niet aan het werk vooraf, maar zou eigenlijk als laatstgeschreven tekst achterin moeten worden opgenomen; immers een onderdeel van Bölls werk zelf.
Siegfried Lenz heb ik nooit zo zien zitten. Weliswaar een generatiegenoot van Böll en Grass, als schrijver evenzeer actief in literair, moreel en politiek opzicht, en een even geliefd en succesrijk na-oorlogs schrijver. Zijn grote romans zijn deels trouw in het Nederlands vertaald; ik denk aan Het voorbeeld en Duits! en hetzelfde geldt voor een verhalenbundel als Het doordeweekse been. Ik vond de breedsprakigheid van Lenz meestal te weinig bezield, zijn meestal omvangrijke romans waren te weinig thematisch geladen, teveel beschrijving. Maar goed, knap was het altijd wel, al begon het ‘verplichte’ lezen toch altijd met zekere tegenzin. Vandaar dat de dikke roman Heimatmuseum zo lang gelegen heeft. En dat terwijl het een fascinerend boek is; voor mij het absolute hoogtepunt van zijn oeuvre. De roman is ook ditmaal breedsprakig (650 bladzijden lang) maar is nu doortrokken van een bezetenheid die een beetje aan Günter Grass doet denken door de extravagantie van de gekozen invalshoek. Een Nederlands woord voor Heimat is er niet; de Duitsers weten er overigens zelf vaak niet goed weg mee. Maar som is dat land van herkomst scherp geografisch te omlijnen. Keulen bij Böll, ‘Danzig’ bij Grass. Ook voor Lenz ligt de Heimat in het tegenwoordige Polen, het voormalige Masuren, Mazoerië of Mazoerenland. Het gebied is door de eeuwen een speelbal geweest van de omringende staatkundige machten, in deze eeuw kwam het gebied weer bij Duitsland, na de tweede wereldoorlog tenslotte bij Polen. De hoofdpersoon van Lenz' roman, Rogalla heet hij, vertelt in een lange, in feite het boek vullende, monoloog, het verhaal van zijn Mazoerisch Museum, waarin hij alles van zijn Heimat had willen bewaren. De roman is een terugblik. Rogalla ligt met brandwonden in het ziekenhuis, hij heeft zijn museum in brand gestoken en in de loop van 15 bezoekuren vertelt hij aan een
bezoeker hoe het hem en zijn museum is vergaan. Het meest opmerkelijke aan deze roman is dat Rogalla zichzelf typeert als een geheel a-politiek mens, die wars van alle politiek en staatkunde voor zijn museum heeft gevochten en het heeft beschermd tègen alle politieke en staatkundige inpalming. Juist door die houding krijgt de roman zelf politieke trekken die niet te veronachtzamen zijn. Ik heb Lenz soms min of meer als best-seller-auteur afgedaan, maar het is van harte te hopen dat deze zo persoonlijke en heel bezielde roman óók weer een succes wordt.
De auteurs Gabriele Wohmann en Peter Härtling zijn hier vrijwel onbekend; bij mijn weten ook nooit in het Nederlands vertaald. Dat is dan merkwaardig, want beiden zijn uitstekende schrijvers met een altijd weer boeiende thematiek. Omdat ik van beiden twee recente romans heb liggen, hier van die twee boeken een korte karakteristiek als voorproefje van uitvoeriger aandacht voor hun werk.
Frühherbst in Badenweiler is een intrigerende mengeling van artistieke, sociale en politieke facetten in één roman. Badenweiler is een Kurort, zomaar een afgelegen plek die Thomas Mann uitzocht voor zijn Tristan, en die zo monumentaal gestalte kreeg als Die Zauberberg. Gabriele Wohmann plaatst in deze omgeving een componist, Hubert Frey. Frey in een omgeving waar ook Tsjechof heeft vertoefd, Frey die een boek over Schubert wil schrijven; het is allemaal wat melancholiek. Maar aan de andere kant is er zijn vrouw Selma, die bij de televisie werkt, hun huwelijk, en speelt op de achtergrond het gegeven mee dat het 1977 is, het jaar dat bekend geworden is als de periode van het Deutschland im Herbst. (zie daarvoor de gelijknamige film, of lees behalve Wohmann Böll!). Het is vooral de sfeertekening, waardoor de mengeling van al deze factoren bij Gabriele Wohmann evenwichtig en boeiend wordt.
Ook bij Peter Härtling een Hubert; maar dat is dan ook echt de enige overeenkomst tussen beide romans. Hubert oder Die Rückkehr nach Casablanca heet zijn roman. De titelfiguur is de zoon van een fascist, zijn vader was een fanatieke nationalist en uniformdrager die enthousiast opging in het Hitlerdom. Hubert is echter het tegenbeeld van zijn vader, een dromer, niet ‘mannelijk’, een mislukker. Ook na de oorlog, na de dood van zijn vader komt hij niet onder diens druk uit. En als hij dan films van Humphrey Bogart ziet, ziet hij in die figuur een houding die hij zich wenst om iets te zijn, althans om iets te lijken. De roman begint met: Ernst wurde es, als Hubert Windisch sich einen Hut kaufte; een borsalino uiteraard. In een kritiek op deze roman heb ik gelezen dat Härtling te soepel vertelt, dat alles net te veel cliché en schabloon is. Daar heeft deze roman, in tegenstelling tot ander werk van Härtling, wel de schijn van, maar juist in die schijn zit het wezen van dit boek. Wat je voor ogen krijgt is de levensloop van Hubert, zijn jeugd, de oorlogsjaren, de na-oorlogse jaren met zijn huwelijk etc., dat alles precies met de ogenschijnlijk gladde kunstmatigheid die zo karakteristiek is aan die beroemd geworden films met Bogart. Statt durch erlebte Geschichte wird der Leser durch Kulissen geführt, schreef die criticus als verwijt, maar hoe meer je die truc van Härtling doorziet, hoe interessanter de roman juist wordt.
Heinrich Böll: Werke 6-10
Uitg. Kiepenheuer & Witsch, Keulen |