Bzzlletin. Jaargang 7(1978-1979)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 53] [p. 53] Drie gedichten Oliverio Girondo Plein De bomen filtreren stadsgedruis. Wegen die blozend rondborstige plantsoenen omhelzen. Idylles die iedere culinaire slordigheid verklaren. Mannen, zonverdoofd, wie weet gestorven. Het leven hier is stads en simpel. Het enige waardoor het ingewikkeld wordt: Zo'n vent met een poppesnor, die voedsters het hoofd op hol brengt en alles uit ze melkt wat ze met hun uiers verdienden. De wacht met z'n brandspuit als een Manneken-Pis. Een dame die de aandacht trekt van een agent, als ze merkt dat de tweeling in haar buik elkaar aan het wurgen is. Uit: Twintig gedichten om in de tram te lezen, 1922 Faustachtige rat-sirene Het hindert je dat hij knaagt aan je dak, aan je stilte? Maar vertel eens - als je kunt - wat doe je daar, je zit daar maar tussen verzonnen wezens die in plaats van vlees en bloed bestaan uit letters, accenten, medeklinkers, klinkers? Het vleit je, vermaakt je, dat ze naar je kijken, je naderen, om je draaien vóór ze bereid zijn als een hond te springen op de stijve pagina's? Wie weet is je tijdverdrijf onschuldig; maar iemand met langere tanden, gemener dan de mijne, maakt bij het kiezen van het ingewand wáár hij op een dag aan je zal knagen - zo hij niet al in je aderen woont - dat onnozele plan van je je leven weg te moffelen steriel en absurd. Daar zijn de ramen, ze bieden het excuus om je armen wijd te openen. Ga er voor staan, kijk naar het maritieme tumult op de straten. Hoor je de sirene niet die roept uit de haven? Uit: Nocturnes, 1932 [pagina 54] [p. 54] Nachtegaal van het slijk Corbière Waarom sla je je ogen neer? Ik weet wel dat je naakt bent, maar kijk me maar rustig aan. De dagen leren dat lelijkheid niet bestaat. Je kanunnikebuik en je reumatische handen nemen niet weg dat je 's avonds in het moeras naar de sterren kijkt en zingt en Gregoriaanse missen officieert. Kom zoveel je wilt naar mijn afdak en mijn lantaarn. Je vermaakt me met je gulzigheid en je overleving tussen recente wezens: ‘parvenus’ op aarde. Maar je moet me vergeven als ik je geen hand geef. Jij hebt koud bloed. Ik ril van koorts. Uit: Persuasión de los días, 1932 Vorige Volgende