van de bank en een mevrouw van het Gemeentelijk Huisvestingsbureau. Bij de inrichting van zijn woning wordt Wesseling geholpen door zijn vrij opdringerige buurvrouw, die zelf echtgenoot en jengelende kinderen beu de jonge vrijgezel naast haar de ogen uit komt steken. Veel verder dan wat geflirt komen de twee buren niet en de ik-figuur voelt zich geleidelijk aan steeds onbehaaglijker in zijn royale huis en verkoopt het weer in ruil. voor een etage in de stad. Het huis is evenals Afscheid van Oltman een spiegel van onze tijd: mislukte relaties, nieuwe geldende conventies die even dwingend zijn als de oudere. Maar, en dat geldt als bezwaar tegen praktisch alle verhalen uit de bundel: wat we zien is alleen de buitenkant, van het innerlijke leven van de hoofdpersonen vernemen we weinig en zo komen de gebeurtenissen inderdaad niet boven het niveau van alledag uit. Gelukkig is Anton Brand een prima stilist en verraadt hij op sommige plaatsen zijn eigen literaire voorkeuren, maar door zijn hoofdpersonen te onderwerpen aan een bepaalde werkelijkheidsopvatting was de bundel voor de lezers nog boeiender geweest. Het effect dat Brand bij de lezer nu soms bewerkstelligd is onbevredigend. Een reeks gebeurtenissen wordt verteld, de sfeer opgebouwd en de personen geschetst en op een gegeven moment houdt het verhaal op, d.w.z. het wordt besloten door een kernachtige slotregel (‘Men moet zijn beperkingen kennen’ in Het huis, ‘God zou grote ogen opzetten’ in Assendorperplein) of een samenvattende alinea (in Nicolà).
Voor twee verhalen gaan deze beperkingen niet op en het zijn dan ook de beste van de bundel. In Dodendans gaat een bijna dertigjarige man naar zijn ouderlijk huis terug, omdat zijn vader op sterven ligt. Daar wordt hij weer geconfronteerd met de leefwereld van zijn ouders, die hun zoon Peter op vijftien jarige leeftijd als gevolg van een ongeval verloren en daarna het nakomertje Paul als een surrogaatzoon beschouwden die altijd vergeleken moest worden met het niet meer levende ideaal.
De één het produkt van zorgzaamheid en liefde, de ander van teleurstelling en verbittering, verwekt in een seconde van onnadenkendheid of - veel erger - onmacht. We werden haast parallel opgevoed: in hetzelfde huis, naar dezelfde school in dezelfde kleren. Aan tafel dronk ik melk uit mijn eigen beker, al stond daar Peter op en niet Paul. (pg. 62)
Pas als de vader gestorven is zal voor de ik-figuur de druk van een broer die hij nooit gekend heeft kunnen verdwijnen, maar als symbolen van zijn nog voortdurende aanwezigheid zijn er in het huis een foto en een kindertekening. Toch komt hij er zélf niet toe om ze te verscheuren. ‘Misschien had de komst van de andere Peter er ook mee van doen’. Die andere Peter is de huisarts, van ongeveer dezelfde leeftijd als de ik-figuur. Er ontstaat een heel geladen en door Brand subtiel uitgewerkte spanning tussen de twee mannen. Uiteindelijk is het de arts die de tekening en het portret verscheurt, vlak nadat de vader gestorven is. En na de begrafenis is het deze Peter Abram die beschadigd is, want zijn relatie met Paul heeft zich niet kunnen ontplooien:
Anton Brand '78/foto: Keer Tahak.
‘Ik keek hem na: een iets meer dan dertig jaar oude man, die lichamelijk gebogen liep, zijn hoofd tussen zijn schouders, als had hij van iemand een enorme dreun gekregen’ (pg. 79). Het laatste verhaal, Het bombardement speelt zich af in Brabant (Roosendaal?) en ook hier is er sprake van een spanning, want de tweede wereldoorlog dreigt, die na een eerste ontlading, een bombardement waarbij het Joodse vriendinnetje van de ik-figuur, zelf ook een meisje, om het leven komt en de anderen geslagen achter blijven. De sfeer in het Joodse gezin en in dat van de ik-figuur wordt beschreven en ook de handelwijze van de onderwijzeres van de beide kinderen, een non, die niet terugdeinst voor fysiek geweld en ook niet voor de wel godsdienstige NSB-ers die zij prefereert boven niet-gelovige socialisten, zoals de vader van de ik-figuur. Na het bombardement komt zuster Hildegonda wat terug van haar eerder gedane, fascistische uitspraken (‘God had Carola's volk vervloekt en de vreselijke oorlog die eerdaags Nederland zou bereiken, was door hem gekozen om voor eens en altijd met dat volk af te rekenen’) en prijst de ijver van het omgekomen meisje. Het gehuichel van de non wordt door de ik-figuur met enige grove verwensingen afgestraft. Het bombardement is een uitstekend uitgewerkt verhaal, soms zelfs verrassend gedetailleerd (bijvoorbeeld over de gedragingen van Paus Pius).
Het aardse gebeuren is een goed debuut, natuurlijk vooral door de twee laatst besproken verhalen. Een iets geloofwaardiger verhaalontwikkeling, een consistentere uitwerking van de hoofdfiguren zal het door de thematiek interessante werk van Anton Brand ten goede komen.
Anton Brand: Het aardse gebeuren
Meulenhoff. 168 blz. f 21,50