Mulisch bijgezetGa naar eind*
W.L. Brugsma
Geachte aanwezigen
Ware het dat de Grote Regisseur het doek reeds had laten vallen over leven, lijden en triomf van Harry Kurt Victor Mulisch... en ware het dat ik geroepen was de politieke aspecten van zijn leven met mijn achteruitrijlicht te beschijnen, ik zou hebben gesproken van het onwankelbaar rechtvaardigheidsgevoel, en de even onwankelbare solidariteit met de zogeheten onderliggenden van de schrijver die mijn vriend is en wiens kist zo ongeveer dáár zou hebben gestaan.
Zo liggen de zaken - gelukkig - echter niet.
Een regisseur van iets bescheidener omvang, Dimitri Frenkel Frank, heeft mij belast, als ware ik de Binnenlandse Veiligheidsdienst, enige berispende kanttekeningen te plaatsen bij de politieke afwijkingen van degene die hier, ten rechte, wordt bijgezet in de vitrine der onsterfelijkheid, hoewel hij, zoals dat heet, nog boven de grond staat, nee... beter is te zeggen - hoewel hij nog welgemutst in gindse fauteuil boven de grond zit. En daarom mag ik hem nu niet loven, want dat zou lijken op vriendjespolitiek!
Omdat ik het ook nog kort moet vatten, zal ik het als volgt formuleren:
Mulisch heeft geen politieke afwijkingen: hij is er een! Dit geldt in meer dan één opzicht. Reeds zijn genetische constructie is innerlijk tegenstrijdig: een Joodse moeder en een vader die van huis uit wortelde in de Arabische wereld... de naam Mulisch is namelijk een verbasterende samentrekking van de naam Moulay Hassan, een Marokkaanse vorstennaam. Harry doet nooit minder.
Het geldt nog meer voor zijn verhouding met het communisme. Mulisch heeft altijd gezegd dat hij communist is. Maar alle communisten, met mogelijke uitzondering van Fidel Castro, zeggen dat hij geen communist is. Hoe zit dat nu?
Ik denk dat door zijn enigszins aforistische manier van bijval tonen. Toen zijn collega Solzejenitzhin door het Kremlin eerst werd opgesloten en vervolgens verbannen, verklaarde Mulisch dat hiermee werd bewezen dat het communisme de letterkunde tenminste serieus neemt.
Mulisch verhoudt zich aldus tot Moskou als Gerard Reve tot het Vaticaan en dat is dan overigens ook het enige dat deze twee schrijvers gemeen hebben. Eén erkenning in deze richting is Mulisch inmiddels wèl ten deel gevallen. Hij wordt beschouwd als te zijn een saloncommunist. Wat mag dat betekenen?
Een saloncommunist is iemand die in de voetsporen treedt van Marx en Lenin maar die weg aflegt per zes cylinder Triumph, daarbij een Dunhill-pijp in de mond, af en toe halt houdend om een glaasje vintage champagne te nuttigen, kortom iemand die de verworvenheden van het socialisme het liefst in ogenschouw neemt vanuit de levensloge die doorgaans voor de Britse aristocratie is gereserveerd.
De lichte discrepantie tussen ideologie en levensstijl heeft Mulisch overigens gemeen met Leonid Brezjnev. Maar als Mulisch de Dunhill uit de mond neemt, dan doet hij dat om te zeggen: neem mij mijn voorrechten af en verban mij, zo dat in het belang van de arbeidersklasse is, naar Rottumeroog. En zo iets zal je van Brezjnev zelden horen.
Nu zijn er mensen die sceptisch blijven over de edelmoedigheid die hieruit spreekt en die vinden dat de saloncommunist een voorschot moet nemen op de historische onvermijdelijkheid door auto en wijnvoorraad op voorhand in te leveren en eigenhandig in Harlingen een enkel reisje op de veerboot naar de Vlielandarchipel aan te schaffen. Zulks naar analogie van de man uit Nazareth die de wereld zou veranderen door zelf het goede voorbeeld te geven. Nou, wat daarvan gekomen is, dat weet u: het C.D.A.
Dat kan Mulisch dus niet verweten worden, maar ik moet wel bekennen dat in de 26 jaar vriendschap die ons verbinden, ook bij mij wel eens twijfel is gerezen aan de wasechtheid van Harry's rode borstrok.
De zekerste weg om de verbouwing van de Nederlandse samenleving te blokkeren is het uitspreken van een voorkeur voor het communisme. En wanneer iemand werkelijk ‘the best of two worlds’ wil hebben dan moet hij revolutionair links intellectueel in Amsterdam worden, hij wordt dan materieel en spiritueel