Franse kroniek
Pierre H. Dubois
Patrick Modiano's Rue des Boutiques Obscures
Ontrafeling van een illusie
Er werd verwacht, en het was inderdaad misschien ook wel te voorzien, dat de Prix Goncourt, de Franse literaire prijs die jaarlijks het meest tot de verbeelding spreekt, voor 1978 naar de 31-jarige auteur Patrick Modiano zou gaan, die hem al meer dan eens op het nippertje is misgelopen, en die ongetwijfeld ook een van de meest markante talenten is uit de laatste jaren. Zijn nieuwe roman Rue des Boutiques Obscures ligt zó volledig in de lijn van zijn voorgaande boeken dat het al evenmin vreemd is dat hem - zeer ongebruikelijk bij de Prix Goncourt - deze prijs werd toegekend ‘voor het geheel van zijn werk’.
Al vanaf zijn eerste boek La Place de l'Etoile in 1968 was zijn werk een grote verrassing. Want een schrijver van éénentwintig jaar kwam in het jaar van de studentenrevolutie, het jaar van de actualiteit bij uitstek, met een boek waarin de realiteit die was van de jaren van oorlog en bezetting. Een merkwaardig soort nostalgie, die trouwens al spoedig door anderen zou worden nagevolgd, maar die bij Modiano een uiterst vervreemdend en Kafka-iaans karakter had.
Want, geboren in 1947, had de schrijver die jaren niet gekend, maar ondanks zijn jeugd schilderde hij die nachtmerrie-achtige voorbije tijd met zoveel exactheid en talent, met zoveel paradoxale authenticiteit, dat het niet verbeterd had kunnen worden door iemand die deze periode wel uit eigen ervaring zou hebben meegemaakt.
Ronde de Nuit, dat een jaar later het licht zag, liet ongeveer dezelfde sfeer herleven, evenals in 1972 zijn derde roman, Les Boulevards de ceinture, die bekroond werd door de Académie Française en waarin het thema van de collaboratie het kader werd voor een speurtocht naar een vader die ongrijpbaar bleef, een schimmige (maar wel door en door aanwezig) figuur, betrokken in duistere zaken, op een onduidelijke manier met die collaboratie samenhangend.
Zijn vierde roman Villa Triste uit 1975 had wederom iets van nostalgie, al verschoof de thematiek wel enigszins van milieu: naar een zwervend groepje toneelspelers (de moeder van Modiano was in haar jeugd actrice), terwijl zijn laatste roman, vóór de nu bekroonde, Livret de familie uit 1977, weer de obsessie illustreert van de herkomst van de schrijver, die erin op zoek is naar de wortels (en de sleutels) van zijn bestaan.
Modiano's jongste roman Rue des Boutiques Obscures is op het eerste gezicht een combinatie van de voorgaande. De hoofdpersoon van het verhaal is een zekere Guy Roland, een man die werkzaam is voor een particulier detectivebureau dat gedreven wordt door een Baltische baron. Wanneer deze ermee ophoudt en Roland niets meer te doen heeft, zet hij niettemin zijn onderzoekingen voort. Er blijft voor hem namelijk een kapitaal raadsel onopgelost, de beantwoording van een vraag, die telkens weer in het werk van Modiano opduikt, naar de identiteit van zijn personage: wie is hij?
Guy Roland is een man die aan amnesie lijdt: hij is zijn herinnering kwijt, hij heeft zijn verleden verloren. In dit boek probeert hij op het spoor daarvan te komen, alsof het hier het verleden betrof van iemand anders, van een willekeurige cliënt van wie hij dat in zijn functie van particulier detective zou moeten zien te achterhalen.
In een voorwoord bij een boek van Patrick Modiano dat het vorig jaar verscheen, geen roman maar een lang gesprek met de inmiddels overleden schrijver Emmanuel Berl, getiteld Interrogatoire schreef hij iets dat al te opvallend is om het in dit verband hier niet aan te halen. Modiano zegt daar: ‘En face de Berl, je retourne à mes préoccupations: le temps, le passé, la mémoire. Il les ravive, ces préoccupations. Il m'encourage dans mon dessein: me créer un passé et un mémoire avec le passé et la mémoire des autres’.
Dat nu is precies wat zijn personage Guy Roland in Rue des Boutiques Obscures doet, met dien verstande dat hij werkelijk poogt te vinden wat zijn ‘ik’ is.
Het fascinerende van het verhaal, als plot, maar vooral als idee, is dat het niet lukt, maar dat er met de kleine, toch wel steeds groeiende hoeveelheid gegevens die echter nooit beslissend worden of op het laatste moment aan de speurder onthouden blijven door wat met puur toeval (of een term als noodlot) zou kunnen worden omschreven, een wereld ontstaat van een verontrustende geheimzinnigheid.
Een paar vergeelde foto's in een doos (ook al aanwezige requisieten in zijn Livret de familie), een reeks vage aanwijzingen van een barhouder (‘ik heb u vroeger gezien met iemand, met een man... wie was hij ook weer?... misschien die of die...’), ondervragingen van onduidelijke personages die ons opnieuw terugvoeren naar