Muiterij & discriminatie in het oude Indië
Margaretha Ferguson
‘Maar welk beeld,’ vroeg iemand mij onlangs naar aanleiding van een voor mij gebruikelijke boutade tegen de Ruslandvisie van Karel van het Reve, de Chinavisie van Kousbroek etc., ‘acht u dan wèl juist?’
‘Er bestaat geen juist beeld,’ zei ik, ‘het beeld van Van het Reve en consorten is wel juist, maar het is niet volledig. Een volledig beeld van een samenleving bestaat uit een oneindig aantal aspecten, die door een oneindig aantal subjecten of groepen van subjecten positief of negatief gewaardeerd worden. De subjectiviteit ligt vooral in de keuze van op zich onloochenbare aspecten en de overbelichting daarvan door de diverse groeperingen.’
Onze keuze van ‘waarheid’ geldt ons per definitie niet overzienbare heden, maar nog evenzeer het verleden. De enige manier m.i. om het waarheidsgetrouwe beeld van een samenleving zo veelomvattend mogelijk te maken is, je openstellen voor tegenstrijdige publicaties. Dus: vóór die verrukkelijke boeiende reis naar Indonesië wordt aangevangen, naast het reisgidsenproza en de heimweeliteratuur zoals die bovenal wordt bedreven door het tijdschrift Moesson (uitg.: Tongtong), kennisnemen van wat bijvoorbeeld het voortreffelijke blad Onze Wereld, uitgegeven door de Novib, en de stencils van de Werkgroep Indonesië van de Leidse Universiteit te melden hebben. Het is jammer dat het eveneens door de Moesson-groep uitgegeven heimwee-boekje Mendoeng van de jonge Indischman Ralph Boekholt dermate onbenullig is, met kleine proza-stukjes vaak zonder kop of staart, dat het geen enkel tegenwicht kan bieden tegen meer kritische geschriften Indonesië betreffende. De platenboeken van Hein Buitenweg die vooral de visuele schoonheid en het schilderachtige van de tropen naar voren halen, maar waarin voor een andere dan vertederende visie op ‘de eenvoudige tani (boer)’ etc. weinig plaats is, kunnen het misschien ietsje beter uithouden naast dat andere, eindelijk verschenen ware verhaal over De muiterij op de Zeven Provinciën.
Dit verhaal wordt gedaan door Maud Boshart, in 1933 korporaal op de Zeven Provinciën. ‘Ongetwijfeld is Indië een mooi land, maar wanneer de bestaansvoorwaarden er voor sommige mensen nu niet van dien aard zijn, dat men een behoorlijk leven kan hebben, is het opmerkelijk zo vlug als die prachtige natuur je geen belangstelling meer inboezemt,’ merkt hij nuchter op en geeft vervolgens een schets van het leven van een marineman in Indië. Is deze gehuwd dan betekent dat een twee jaar durende afwezigheid van vrouw en kinderen ‘en, nu volgt het ongelooflijke, de huismoeder ontvangt als dank voor het afstaan van haar echtvriend aan het vaderland, minder loon in de week dan wanneer ze haar man in Holland heeft’.
Na de Wall-Street-crisis van 1929 die als economische malaise in Indië sterk doorwerkt, worden over heel Indië de salarissen bekort, particuliere bedrijven inbegrepen. Ook bij de marine wordt enorm bekort, maar om ‘eventuele activiteiten van de organisaties lam te slaan verschijnen er in de Indische pers regelmatig berichten van uitstel, vermoedelijk niet doorgaan,’ etc. Nieuwe feiten van salarisbekorting echter logenstraffen deze geruchten, waardoor de ontevredenheid bij het personeel ernstige vormen gaat aannemen. Maud Boshart is actief in de vakbond en dringt aan op samenwerking met inlandse vakbonden. Hij is echter niet op de hoogte van de muiterij die door de inlanders wordt begonnen, maar blijkt de aangewezen persoon om tijdens de muiterij op te treden als bemiddelende instantie tussen lager personeel en officieren. Wat zijn relaas vooral zo overtuigend maakt is dat hij heel duidelijk aangeeft waar hij zelf staat, en vanuit die positie toch een helder oog heeft voor de verdiensten èn tekortkomingen bij alle partijen.
Een zwakte van het boek is dat deze herkenbaarheid wel niet zal worden bereikt bij lezers die Indonesië niet kennen en bijv. de zuiverheid van de dialogen in ‘Indisch-Nederlands’ niet kunnen proeven.
Hij vertelt over wat er precies gebeurde die vijf dagen van de muiterij (in het Indië van die tijd deed als grapje de ronde het niet woordelijk juiste verhaal dat de muiters naar hen achtervolgende autoriteiten hadden geseind: ‘Ons niet hinderen!’), hoe er met geweld een einde aan werd gemaakt, door het werpen van een bom die vele tientallen slachtoffers tot gevolg had. Vervolgens de arrestatie, de bejegening als gevangene, de ronduit absurde gerechtelijke processen, het gevangenenvervoer naar Nederland, de uiteindelijke straf.
Bosharts verbazing dat hijzelf wordt gezien als de gevaarlijkste raddraaier leidt tot zijn in-