Herman Frederiks in Parijs
Hans van de Waarsenburg
Als romanschrijver debuteerde Wim Hazeu in 1970 met De helm van aarde. In 1972 verscheen zijn 2e roman met de - nog steeds intrigerende - titel: Duitse honden bijten en onlangs verscheen bij Uitg. Nijgh & van Ditmar Hazeu's derde roman Een duif boven Parijs. Net als Jaap Harten en Louis Ferron heeft Wim Hazeu in beide vorige romans blijk gegeven van een sterke betrokkenheid bij het merkwaardige fenomeen: DUITSLAND. Zo valt b.v. op dat er in alle drie de romans van Hazeu sprake is van een vader, die in een kamp heeft gezeten, waarin hij door verzetswerk terecht is gekomen. Deze vader laat Hazeu in veranderende détailaspecten optreden. In deze nieuwe roman b.v. als jeugdherinnering. De hoofdpersoon Herman Frederiks herinnert zich van een huiszoeking alleen maar Duitse laarzen. Als jongetje zat hij onder de keukentafel en zag dit alles op die merkwaardige ooghoogte gebeuren, (een associatie met Kosinsky's De geverfde vogel schoot me even te binnen).
Hazeu's betrokkenheid met de door Duitsland gevoerde 2 wereldoorlogen is echter meer ‘afstandelijk’, nuchterder. Hij heeft geen indringende trilogie geschreven als Louis Ferron b.v. waarin via een mengeling van historische en gefantaseerde personages getracht wordt de wortels bloot te leggen, evenals de mentaliteit, die tot zulke ontzaglijke slachtvelden en moordpartijen hebben geleid.
In zijn romans staan het individu (dikwijls niet in staat tot een echte liefdesrelatie; wel tot verliefdheid door middel van, laten we zeggen ‘melancholische hulpeloosheid’) en het geweld, de onderdrukking, de oorlog kortom, centraal tegenover elkaar. Beide middelen vormen tot nu toe merkwaardige kernen in zijn romans. Daarnaast komt er nog bij, dat zeker in deze derde roman de hoofdpersoon een identiteitskrisis doormaakt.
Als journalist heeft Herman Frederiks zijn baan bij de krant opgezegd:
De hoofdredacteur had hij meegedeeld dat hij zich niet kon verenigen met zijn criteria van ethisch reveil, herstel van de gezagsorde en publieksbevrediging.
De ontstane leegte na zijn vertrek probeerde hij nu misschien te kunstmatig op te vullen met het werken aan het boek. (pag. 23)
Het boek dat hij in opdracht van een uitgever gaat maken, heeft de Eerste Wereldoorlog tot onderwerp. Om dit karwei te klaren vertrekt hij naar Bretagne. In zekere zin raakt Herman Frederiks daar enige tijd bevrijd van het kernthema van zijn identiteit: ‘wie ben ik en waarom leef ik’. (pag. 160). Al met al een identiteitskrisis van een mens tegenover de huidige maatschappij, en een krisis tegenover een ander individu. In Een duif boven Parijs is dat Viviane. Tijdens zijn verblijf in Bretagne, tijdens zijn ‘oefening in het alleen-zijn’, is zij het personage dat Hazeu nodig had, om de misschien wel fundamentele onmogelijkheid tot een vaste liefdesrelatie duidelijk te maken. Viviane is de broze schakel met Nederland, de uitgever (een grote uitgever, die nu niet direct sympatiek beschreven wordt...), zijn moeder, zijn meer vitalistische vriend Hans Greidanus. Viviane zelf heeft twee kinderen, heeft een vrij-huwelijk met een verder niet aan bod komende purser van de K.L.M. Zij komt hem soms in Bretagne bezoeken. Hermans houding tegenover haar is een weifelende. Soms laat hij zich meeslepen, meestal reageert hij gereserveerd, terughoudend, zwijgzaam, hoewel hij anders zou willen. Herman Frederiks, journalist, schrijver, op zijn manier erg betrokken bij wezenlijke zaken, een mens die voorzichtig tast en aanraakt en onzeker wordt, wanneer hij echte menselijke warmte voelt.
Dit alles speelt zich af tegen het decor van een Bretons landschap, dat tevens ‘een zeeschap’ is. Wim Hazeu laat hiermee zijn derde boek voor de derde maal in het buitenland spelen (afgezien van een passage uit Duitse honden bijten dat zich afspeelde in Domburg).
Ook is voor Hazeu typerend, dat in zijn romans, naast dit ‘buitenlandse’ aspekt ook het aspekt van verzet, ‘oorlog in het klein’ in de aktuele handeling van de roman zèlf zich afspeelt. Herman Frederiks raakt in Bretagne betrokken bij de Bretonse Vrijheidstrijd via de boer Léon Lemaire. Hij bezorgt deze boer een alibi, nadat er een bomaanslag is gepleegd op het plaatselijke casino, dat in de toeristische tijden vooral door ‘Parijzenaars’ wordt bezocht. In wisselende passages beschrijft Hazeu de mo-