pearl’ die hem uitdaagt en prikkelt. Tijdens een diner wordt Belser heen en weer geslingerd tussen zijn bewondering voor zijn vriend en de bekoorlijkheid van Gina, die op een gegeven moment zelfs ‘wiegt als een luxejacht’. Later blijkt dat zij zich heeft zitten verbijten: ‘Weet jij dat ik vanavond erg veel zin had om jouw filosoof op te vrijen, alleen maar om hem van jou af te pakken. Ik heb soms het gevoel dat ik lelijk in de weg sta tussen jullie beiden’ (p. 96). Gedwongen tot een keuze kiest Belser voor haar: ‘Ik moet de rest van mijn leven aan haar besteden, ze is tien filosofen waard’. Op dat moment verdwijnt Gina uit het boek. Belser is secretaris geworden van Sondag die zich zo volledig op zijn eigenlijke werk kan concentreren en zich niet hoeft laten afleiden door zakelijke besognes en met hem gaat hij op een internationale toernee. Vlak voordat Gina naar haar zus in Engeland vertrekt, vertelt ze Belser dat ze in verwachting is.
De toernee wordt geen succes. Nog voordat ze kunnen afreizen wordt er een aanklacht tegen Sondag ingediend, omdat de
beklaagde de goede naam van de heer Merly heeft geschaad door hem zonder bewijs daartoe te leveren, publiekelijk als een geheim agent van de C.I.A. af te schilderen en hieraan de bedenking vast te knopen dat de heer Merly zich bij zijn leven tot een van de ergste vormen van corruptie heeft geleend, zijnde het politieke misbruik van een gezaghebbend ambt.
Nu zijn vijanden de kans hebben om Sondag als een subversief denkende, anti-Westers handelende filosoof te brandmerken, zullen ze van die mogelijkheid proberen gebruik te maken. De afloop van het proces kondigt zich a.h.w. al aan door het verloop van de lezing in Parijs. In de Franse hoofdstad moet Sondag zijn betoog onderbreken door een bomalarm. Door de filosoof wordt dit gezien als een nadrukkelijk bewijs voor zijn stelling over de besmettelijkheid van het geweld in de samenleving. Na de interviews met Sondag en Peter Ustinov vormt de gang van zaken tijdens het proces het derde, journalistiek getinte fragment van de roman. Op heel overtuigende wijze weet Ruyslinck de argumenten die tegen Sondag worden gehanteerd uit te laten komen in de strijd tussen aanklagers en verdedigers voor de rechters. Hier is het filosofische geen abstractum meer, een bezigheid voor kamergeleerden om de wereld op een irreëele manier te verbeteren, want:
Individualisme is volmaakt oninteressant als het geen verlengstuk van de waarheid is. Dit maakt nu juist Leopold Sondag als mens én als wijsgeer zo interessant, niet alleen in mijn ogen, maar in die van miljoenen geestdriftige lezers: dat hij door zijn ideeën, en door de moed en standvastigheid waarmee hij ze verdedigt, zonder het wellicht zelf te weten als zo'n verlengstuk fungeert (p. 257),
zoals Sondags advocaat Hofman het uitdrukt. Het denken als maatschappelijk relevante activiteit heeft altijd tot problemen geleid met de starre verdedigers van recht en orde, omdat deze iedere creatieve daad beschouwen als een bedreiging van hun positie. De parallellen met het lot van Socrates en recenter, dat van Bertrand Russell worden door Ruyslinck benadrukt. Uiteindelijk wordt Sondag ‘bij onstentenis van bewijskracht’ symbolisch veroordeeld tot het betalen van de proceskosten. Na afloop blijkt dat het hele proces in het teken had gestaan van de uitspraak die al tevoren vaststond: Sondag móest veroordeeld worden, want de erkenning dat Merly een handlanger was geweest van de C.I.A. had de Belgische minister van justitie en de geheime dienst in moeilijkheden gebracht.
Via een brief van Gina komt het weerzien van haar wat dichterbij, maar daarvoor moet Sondag nog optreden in Luxemburg. Daar komt hij niet eens aan spreken toe, want onder druk van de farmaceutische industrie die bezwaren koesterde tegen Sondags campagne tegen de vivisectie, was de spreekbeurt afgelast. Ziek keert de filosoof terug naar huis. Belser richt vervolgens de babykamer in en geeft bijna zijn gehele honorarium uit aan presentjes voor zijn aanstaande vrouw, want hij is van plan Gina na haar terugkeer ten huwelijk te vragen. De romantische illusie wordt bruusk verstoord want het vliegtuig van Gina stort kort na de landing neer; zij komt daarbij om het leven. De hele roman zit ingeklemd tussen de twee polen dood en leven en aan het eind van het boek voeren Sondag en Belser voor het crematorium hier een gesprek over, waarmee de cirkel gesloten is, want de dood bracht hen weer bij elkaar (de ontmoeting op het kerkhof aan het begin) en de dood moet ook hun tegengestelde geaardheden, bij Sondag de gerichtheid op het niet-zintuigelijke, het metafysische, bij Belser het afgestemd zijn op het sensuele, het aardse, de lust, opheffen. ‘Ik kwam meer en meer tot het besluit, dat het leven een krankzinnige, onoplosbare algebraïsche functie was: de bekenden werden stuk voor stuk opgelost en je bleef met het onbekende zitten’ (p. 363) besluit Belser.
Op toernee met Leopold Sondag is een indringende, met een fabuleus taalvermogen geschreven roman, waarin Ruyslinck de contradictie tussen rede en gevoel heeft belichaamd in de figuren van Thomas Belser en Leopold Sondag. Thomas naar de ongelovige onder de apostelen en Belser zozeer verwant aan Ruyslincks burgerlijke naam, Raymond de Belser. Voor Sondag heeft de filosoof Leopold Flam als uitgangspunt gediend, het is geen portret van hem, want Ruyslinck kende hem tot voor kort niet persoonlijk, maar werd gefascineerd door diens ideeën. Hij heeft daarover in het Liber Amicorum L. Flam (1973) een bekentenis geschreven waarin veel staat over Ruyslincks eigen wereldvisie en problemen die hij in zijn werk uitwerkt. Ruyslinck schrijft over de schok der herkenning die hij krijgt bij de