Boeken voor de Basisschool
Dolf Verroen
Stad en land is een thema waar je op school (en andere gebouwen) een heleboel mee kunt doen, maar voor een schrijver moet het bijzonder moeilijk zijn om dit thema, dat eerder educatief dan speels lijkt, op boeiende wijze vorm te geven. De werkgroep kinderboek van de CPNB heeft er dan ook goed aan gedaan om Gertie Evenhuis te vragen over dit onderwerp het kinderboekenweekboek te schrijven, want Gertie Evenhuis kent niet alleen stad en land uit eigen ervaring, zij probeert in haar boeken, zowel in toon, onderwerp en stijl, de jeugd steeds dichter te benaderen. In De tram is geel het gras is groen is haar dat ook weer bijzonder goed gelukt en het is één van de leukste boekenweekboekjes van de laatste jaren geworden. In een boeiend verhaal heeft zij aangetoond wat nu precies het verschil tussen stad en platteland is, zonder ‘eng educatief’ te worden of over de hoofden van de kinderen heen te schrijven. Integendeel. Met veel humor ontzenuwt zij de vooroordelen, illusies en verkeerde voorstellingen die er over stad en platteland bestaan. Het verhaal is eigentijds, boeiend en spannend - met een naar mijn smaak overigens al te fantastisch einde - en ik denk dat heel veel kinderen het erg fijn zullen vinden. Wat vooral erg goed van Gertie Evenhuis is: dat zij niet van twee mentaliteiten is uitgegaan, maar laat zien hoe mensen in het algemeen op hun omstandigheden reageren. Een mooi uitgevoerd boekje, goede, rustige typografie en schitterende illustraties van Piet Klaasse.
Een boek dat het verdient om in zo grote oplaag te verschijnen.
Wie het zeker ook had kunnen schrijven en dan vast ook een grote groep kinderen bereikt zou hebben is Willem Wilmink, een jeugdboekenschrijver van formaat die het in de jaarlijkse prijzenslag altijd weer tegen de buitenlandse middelmaat heeft moeten afleggen en zijn grotere bekendheid dan ook uitsluitend te danken heeft aan zijn voortreffelijk televisiewerk. Zijn bij Kosmos verschenen verhaal Ver van de stad speelt zich helemaal af op de boerderij, waar stadse Kees gaat logeren. Al heeft het boek niet de tegenstelling stad en land tot uitgangspunt, die tegenstelling, die andere manier van leven, komt er duidelijk in naar voren. Als je het vergelijkt met De tram is geel het gras is groen lijkt Ver van de stad, dat veel rustiger van verhaal is en steeds ‘dicht bij huis’ blijft, bijna ouderwets, maar ook hier is het de schijn die bedriegt. Ondanks de bijna ouderwetse warmte en veiligheid die zo kenmerkend voor stijl en verhaal zijn, komen er op uiterst natuurlijke wijze, bijna onopvallend, dingen aan de orde die men in weinig kinderboeken zal aantreffen. Om te beginnen het geloof. De boerenfamilie is katholiek (met alle Mariaverschijningen van dien) en Kees is ‘niks’ en hoe dat op hem inwerkt is precies beschreven zoals kinderen dat ondergaan. Ook vooroordelen, de gevaarlijke gek (psychiatrische inrichting) en zelfs de dood komen aan bod en dat alles onder het mom van een doodgewoon jongensboek.
Ook het volgende verhaal van Willem Wilmink Buurjongens (eveneens bij Kosmos) lijkt zo'n gewone, echt voor normale jongens geschreven jongensboek. Het roept herinneringen op aan Kievit en Abcoude, aan Leonard Roggeveen en ook even aan de eerste boeken van Jan Terlouw. Maar er is een diepgaand verschil: de warmte van Jan Terlouw is een schijnwarmte, zoals de veiligheid bij Roggeveen een onderwijzersveiligheid is. Hun figuren zijn jongens zoals ze moeten zijn - ze vormen bijna een ideaalbeeld - en, in tegenstelling tot de werkelijkheid, zie je aan deze jongens niet dat er één op de zoveel homosexueel is, dief of echtbreker wordt of zich in de maatschappij niet zal kunnen handhaven. De figuren van Willem Wilmink zijn daarentegen veel kwetsbaarder, maar ook veel natuurgetrouwer, gewone jongens, kinderen, zoals je ze in werkelijkheid ook ontmoet. Nu gaat Buurjongens een beetje over erotiek, over Kees, dezelfde als uit Ver van de stad, plus zijn vriendje Gerrit. Ze zitten (soms) een beetje moeilijk met meiden, met verliefd zijn, met de schijn, met de werkelijkheid. En toch, toch is Buurjongens een gewoon jongensboek, al is het niet alledaags in de zin van banaal. Ofschoon de vader van Gerrit het leven niet aan kan en tijdelijk in een inrichting verblijft, is het niet zo'n ‘modernistisch boek van tegenwoordig met een onvolledig gezin’ er in, zoals sommige reactionaire lieden (zelfs schrijvers!) ook al tegenwoordig roepen. Wanneer ik in positieve zin een vergelijking zou moeten maken - hoewel ik vergelijkingen uit den boze vind - zou ik deze twee boeken willen omschrijven als een verlengstuk van Kees de jongen van Theo Thyssen. In deze boeken wordt het gewone niet ongewoon (zoals soms beweerd wordt) nee, het gewone blijft gewoon, maar het wordt niet verbanaliseerd en het krijgt de waarde die het toekomt. In de eerste plaats natuurlijk door het talent van de