In de Onderwereld van Paul Snoek
Hans van de Waarsenburg
De in 1933 geboren Vlaamse dichter Paul Snoek is in zijn land een gekend, gevreesd en graag geïn***terviewd man. Deze dichter-schilder is niet slechts een dubbeltalent, maar een driedubbeltalent: dichter-schilder- en goedgebekt enfant terrible.
Elk van deze talenten kombineert hij op bepaalde tijden met een ander en dit heeft tot resultaat, dat de Vlaamse Pers gedurende een aantal weken van munitie voorzien is.
Nu, op het moment dat zijn gedichtenbundel Welkom in mijn onderwereld net verschenen is en de Antwerpse Boekenbeurs nauwelijks voorbij, dient de gemiddelde Vlaming - dat is toch zeker zij/hij die de geïllustreerde weekbladen Mimo en de Post leest - te weten, dat Paul Snoek Vlaanderen gaat verlaten om domicilie te kiezen in de Verenigde Staten.
En zo verkondigde hij in 1973 na de publicatie van tot dan toe zijn laatste bundel Gedichten voor Maria Magdalena in wezen een bundel die in 1971 in een privé-oplage van slechts 100 exemplaren verscheen, dat hij nooit meer zou schrijven. Voortaan zou hij alleen nog maar schilderen. Een dichter leek verdwenen, een schilder was hem opgevolgd.
Gelukkig echter had zich in het jaar 1971 een merkwaardige wending voorgedaan in het dichterschap van Paul Snoek. De experimentele, gebeeldhouwde, van prachtige kleuren voorziene eenzaamheids- en zeegedichten (:De Ouwe Snoek Moet Je Gelezen Hebben), die dikwijls de menselijke vervreemding tot onderwerp hadden, werden a.h.w. door zijn bekroonde bundel Gedrichten definitief naar het 50-ers verleden gedreven. Met zijn ‘gedokumenteerde aktualiteitspoëzie en/of alternatieve griezelgedichten’ vond Paul Snoek een aansluiting qua onderwerp en kille inhoudelijkheid, die dieper en verder ging dan men toen kon vermoeden. Het ‘body-builder-omslag’ gecombineerd met de titel Gedrichten kunnen alleen maar opgevat worden als zeer provocerend. Bij lezing en herlezing blijkt deze bundel echter de basis te zijn waarop Paul Snoek 7 jaar na dato heeft kunnen verder bouwen.
In de bundel Gedrichten treft naast de parlandotoon, de direkte aanspreektoon t.o.v. de lezer (toehoorder; deze gedichten zijn hoorbaar, terwijl je ze leest), vooral de cyclus Diepvriesreportages, misschien wel het gedeelte, waaraan de bundel zijn titel ontleent. In deze cyclus wordt het bestaanbare doorbroken door een bijna visionaire Jules Verne-achtige fantasie. Een fantasie die door haar strak volgehouden intonatie en beeldkeuze direkt beslag legt op het lees- en voelgebeuren van de lezer. Deze lezer krijgt het gevoel dat er iets merkwaardigs, iets griezeligs met hem gebeurt: een niet onderhuidse maar direkt waarneembare aantrekking èn afstoting. Deze gedichten galmen bijna klinisch en veroorzaken waarneembaar kippevel. Deze Gedrichten leggen een nauwelijks ontgonnen poëtisch terrein bloot, de klamme, kitscherige, kloteklepperswereld van de C of D of E-film.
De dichter echter wenste zich voort te schilderen. De dichter zorgde voor zijn verzamelbundels. De dichter zorgde zelfs voor een schaamteloze roman (1977). En gelukkig schilderde de schilder voort en ook - zoals nu blijkt - dichtte de dichter voort.
In zijn nieuwe bundel Welkom in mijn onderwereld - net als Gedrichten onderverdeeld in 4 afdelingen - is ‘de body-builder’, ‘de grootspreker’ in zekere zin teruggekeerd naar een - misschien - naar zichzelf verwijzend ultiem uitgangspunt:
In een omslachtig bed vol eenzaamheid,
met pluizige tranen en een lange winter,
zo eindigt steeds de liefde uitzichtloos.
En troost is dan een dichtgevroren woord.
De kille, mechanische stem heeft hier aan timbre gewonnen. Er is in deze bundel sprake van een dichter die het leven, de liefde, niet alleen vermoedt, maar er opnieuw een houvast aan krijgt.
Er is sprake van ‘een man die weerom als een onweer te keer gaat’. (17) Deze bundel had in essentie een bundel van opstanding, van nieuwe opstandigheid kunnen zijn uit de gedrichten, de gedrachten van een voor de dichter achterhaald tijdperk.
Het kille, spirellerende, esthetiserende, mechanische evenals het Vlieg-element, dat soms aan de gebroeders Wright, maar ook soms aan de schilderijen van Kokoschka doet denken (een substantieel onderdeel uit zijn schilderswereld) zou hier naar kunnen verwijzen.
In het tegen-over-gestelde kan men in deze bundel een strijd volgen, die zich in wezen alleen maar kan afspelen in de spelonken van de dood: