Een Japanner leert een zijwaarts geschreven Taal
Margaretha Ferguson
Iemand die Fukuzawa in het Japans heeft gelezen vertelde mij dat de auteur zijn teksten eerst voorlas aan zijn huishoudster; begreep zij het, dan achtte hij de taal voldoende duidelijk. Fukuzawa (1835-1901) zag in het taalgebruik een belangrijk middel tot democratisering van de verstarde verhoudingen en onderlinge gevoelens in het 19e-eeuwse Japan. Als één van de aspecten van die verstarring beschouwde hij de overheersende Chinese cultuur, vandaar dat hij in zijn geschriften het gebruik van Chinese woorden met opzet beperkte. Inplaats daarvan, zo schrijft de rector van de door Fukuzawa opgerichte Keio-gijuku Universiteit in zijn inleiding bij de eerste Engelse vertaling in 1934, gebruikte Fukuzawa meer populaire en verjongende uitdrukkingen van de plebejische klasse, iets wat door een geleerde uit die tijd nog nooit was vertoond.
Nu kan niemand verwachten dat deze 19e-eeuwse Japanse nieuwlichterij in het taalgebruik via een Engelse vertaling in een Nederlandse versie van 1978 nog te proeven is, maar een verwoording waaraan de oorspronkelijke auteur kennelijk zoveel, ook maatschappelijkbetrokken, aandacht heeft besteed had toch wel een minder houterig Nederlands verdiend dan wat we nu in deze vertaling herhaaldelijk te lezen krijgen. Deze opmerking geldt in het geheel niet voor de aan het eind van het boek opgenomen uitvoerige en instructieve Aantekeningen, waarvan ik aanneem dat die door de vertaler zelf zijn samengesteld (vermeld wordt het niet).
Fukuzawa was bepaald wel iemand met het heilige vuur. Als zoon van een Samoerai (lid van de hoogste kaste) was voor hem een streng afgebakende loopbaan weggelegd, met slechts lichte variaties omhoog of omlaag. In een levenslang emancipatie-proces bevrijdt Fukuzawa zich van de door geboorte, gebrekkige opleiding, geldgebrek, strenge hiërarchie, familie-, clan-, nationale en politieke conventies opgedrongen belemmeringen.
Als een van de eersten legt hij zich toe op het bestuderen van de ‘zijwaarts geschreven taal’, het Nederlands, destijds in zwang omdat men in Japan een hoge dunk had van de Nederlandse medicijnen èn van de Nederlandse wapenfabricage en krijgskunst. Om aan lessen en leraren te komen maakt de jongeman vele tochten van dagenlang lopen, om aan leerstof te komen schrijft hij complete boeken over. Hij breidt zijn studie van het Nederlands uit met die van Engels en Frans, en wordt zo geleidelijk aan tot ‘buitenlandkundige’. Werkend als leraar, als vertaler, als tolk, verkrijgt hij geleidelijk aan zo'n bekendheid dat hij wordt meegenomen op de eerste reizen van Japanners naar Amerika en Europa. Bijna al zijn verdiende geld besteedt hij op die tochten aan het kopen van buitenlandse boeken. Fukuzawa hoort tot de vurig vaderlandslievenden die beseffen hoe zeer Japan kennis nodig heeft, niet alleen van westerse technieken, maar ook van westerse manieren van denken over de mens (ter bevrijding uit de overheersing van het ook door Fukuzawa, net als later door de Chinezen Loe Sjuun en Mao-Tse-Toeng als verstarrend aangevoelde Chinese confucianisme). Door deze brede visie ontstaat op den duur een enorm oeuvre aan vertalingen en eigen geschriften waarmee Fukuzawa zijn volk de ogen tracht te openen. Ook in zijn persoonlijk gegeven lessen staat hij een rationalistische, ontmythologiserende zienswijze voor, met groot respect voor ‘aantal en rede’.
In de zeer bewogen jaren van de Japanse geschiedenis in de tweede helft van de negentiende eeuw betekent een dergelijke, in alle opzichten naar grotere openheid en democratisering gerichte geesteshouding een stevig risico. Een aantal ‘buitenlandkundigen’ wordt eenvoudigweg het hoofd afgeslagen en Fukuzawa geeft eerlijk toe dat hij lange jaren doodsbang is geweest voor sluipmoordenaars. Ook geeft hij eerlijk toe zijn hele leven lang min of meer verslaafd te zijn en te zijn gebleven, aan de drank. Van ‘vrouwen’ wist hij zich aardig afzijdig te houden, met enige trots meldt hij in zijn eigen huwelijk monogaam te zijn en de waarde daarvan tracht hij ook mede te betrekken in het opvoeden van zijn volk tot grotere zelfstandigheid en persoonlijke onafhankelijkheid. Het gewicht dat Fukuzawa toekent aan de ontwikkeling van de persoonlijkheid maakt van hem een hardnekkig individualist door alle politieke schommelingen heen. Niet zonder humor vertelt hij tot welke moeilijke situaties dit individualisme hem meer dan eens heeft gebracht.
Aan het eind van zijn leven ontwaart hij met blijde verbazing dat Japan zich inderdaad heeft ontwikkeld in de door hem gehoopte richting. ‘Ik had geen idee dat de inhoud van mijn boeken ooit zou worden toegepast op onze eigen maatschappelijke toestanden..... over het geheel genomen is het land goed en wel op