Guillemin, specialist van Lemartine en zijn tijd, of Roland Mortier, kenner van de achttiende eeuw (die, overigens voor de eerste maal in een Franse literatuurgeschiedenis, uitvoerig en zorgvuldig aandacht besteedt aan Belle de Zuylen / Madame de Charrière!)
Het cultuurbeeld, de ‘conditie’ van het schrijverschap, wordt in deze ongemeen boeiende delen belicht vanuit fundamentele hoeken die elders achterwege blijven. Zo wordt er in het deel over de zestiende eeuw uitvoerig ingegaan op allerlei aspecten van humanisme en renaissance in verband bijvoorbeeld met de verspreiding van ideeën, op de behoedzame wegen die het groeiend ongeloof ging, op de evolutie van politieke en juridische denkbeelden in hun literaire expressie. Bij de achttiende eeuw wordt aandacht besteed aan zaken als censuur, vrijmetselaarsloges, pedagogische systemen als die van de Jezuïeten, aan klandestiene manuscripten, aan de werking van de Encyclopédie, kortom aan heel het ideologisch net dat zich over Frankrijk uitspreidde in de vorm van al of niet anonieme, subversieve, geheime en openbare publikaties.
De ontwikkeling van de wetenschap, van de pers, van het feuilleton, van het boek als marktproduct, het ontstaan van de kritiek, het volkse romantisme, de contacten tussen literatuur en andere kunsten, krijgen een bijzonder accent in de eerste helft van de negentiende eeuw, terwijl de ontwikkeling van de populaire roman, het kinderboek, de rol van het melodrama, het chanson, de uitgeverij, de relatie tussen krant en schrijver, het realisme met zijn achtergronden, enz. in de tweede helft van die eeuw een extra-licht werpen op de schrijvers en hun werk.
Film, radio, televisie, de rol van de goedkope edities, het stripverhaal: het maakt allemaal in het raam van deze opvatting van geschiedschrijving deel uit van een optiek die de literatuur in een veel ruimere, maar ook veel reëlere context plaatst, dan waarin ze gewoonlijk wordt gesteld. Het behoeft niet gezegd, dat er in die geest ook veel meer zorg is besteed aan illustratie-materiaal. Ook in dit opzicht is het aantal afbeeldingen en de aard en presentatie van de literaire iconografie zonder voorgaande.
Ik moet zeggen, bij wijze van conclusie, dat ik nooit eerder een Franse (maar ook geen andere) literatuurgeschiedenis onder ogen kreeg die zich zo gefascineerd laat lezen en bekijken. Dat niet alleen: ik ken er ook geen waarvan de oorspronkelijkheid zo groot is en tegelijkertijd gepaard gaat met zoveel verantwoorde, deskundige en prikkelende informatie.
Ofschoon er in Frankrijk op dit gebied wel wat bestaat en er juist de laatste jaren opmerkelijke werken worden gepubliceerd (ik denk bijvoorbeeld aan de 16-delige serie ‘Littérature Française’ onder leiding van Claude Pichois bij Arthaud), is dit ongetwijfeld het meest inspirerende, verrassende en ‘nieuwe’.