Hier is het niet slechts de eenvoud en koele brutaliteit van de eerste zes woorden, die het effekt sorteren, maar ook het ijzingwekkend hanteren van het nonchalante alledaagse idioom ‘helped him on his way’, dat haast speels aandoet. Zo'n zin toont meesterschap in het selecteren van woorden. Het is een magistraal begin, waarop de rest volslagen logisch volgt, en volgen moet.
Het portretteren van de figuren in het boek, veelal door de taal die ze hanteren, is uitmuntend geslaagd, en dan vooral het tekenen van het portret van de verteller, de veertien jaar oude zoon, die voelt, dat hij gedeeltelijk verantwoordelijk voor zijn vaders dood was.
Deze zoon is een ziekelijke, aarzelende jongen, die bezig is zijn eigen sexualiteit te ontdekken, hevig aan het masturberen is, zich steeds weer in een privéwereld terugtrekt en opsluit, die vervelend en plagerig kan doen, die weigert zich te wassen, die weigert, liefde of genegenheid voor anderen te tonen, en wiens gezicht met puisten bedekt is. McEwan kan hem niet afstotelijk genoeg maken... maar het is ook met de bedoeling, om te laten zien, zonder sentimentaliteit, dat deze jongen ook een mens is en niet alleen maar een monster.
Het verhaal speelt zich af tijdens een zomer van moordende hitte en droogte tegen een desolate achtergrond, waardoor de psychische ontreddering weerspiegeld en onderstreept wordt. Door gemeentelijke saneringswerken staat het huis waarin het gezin woont vrijwel alleen en geïsoleerd in een stervende volksbuurt, waar de kinderen uit de omgeving de verlaten naoorlogse noodwoningen zelf afbreken of in brand steken. De claustrofobie van deze enscenering wordt door de hitte, de stank (want de kinderen verwaarlozen het huis) en door hun fundamentele domheid verhoogd.
Bezwaren? Kritiek? Soms lijkt het alsof akelige details zijn ingelast alleen om het schokkend effekt, dus à la Wolkers. (Het halen van snot uit de neus en het uitsmeren op meubels, het opstapelen van allerlei soorten afval en vuil in de keuken en zelfs onder de bedden. Het doden, of liever onhandig levend begraven, van een kikker in de tuin... maar hoe komt een kikker in deze woestijn van uitgedroogde aarde en cement terecht? Kikkers leven naast water.)
Zo'n verhaal had de lezer moeten deprimeren, maar het boek is zo knap geschreven, dat ik, toen ik het uit had, een vreemd soort verrukking voelde. Bij het naar bed gaan merkte ik, dat ik aan Edgar Allan Poe dacht. Er zit niets dichterlijks in het werk van McEwan, en Poe's romantische, onrealistische stijl ligt ver van de zijne verwijderd. Maar in het werk en de geest van beide auteurs ligt iets demonisch, iets duivels, verborgen. Ook komen er in beide oeuvres dezelfde elementen voor, zoals b.v. een perverse sexualiteit, incest, ziekte, bederf en dood.
Ik moest ook aan Iris Murdoch denken en aan een uitdrukking, die zij eens tijdens een gesprek met mij bezigde, nl. ‘the trickery of art’, welke uitdrukking zij in haar jongste roman, The Sea, The Sea, tot ‘the trickery and magie of art’ heeft uitgebreid.
Het is moeilijk, een manier van romans schrijven en een prozastijl te bedenken, die meer van die van McEwan verschillen dan de hare, als men tenminste enkele experimentalisten buiten beschouwing laat. Indien er lezers van Bzzlletin zijn, die ook De Nieuwe Linie lezen, zullen dezen al weten, dat ik in mei van dit jaar met McEwan een gesprek had, toen ik in Londen was. Hierbij hadden wij het onder andere over stijl en McEwan, de heldere stilist, uitte toen wat kritiek op de soms gecompliceerde zinsbouw van Murdoch. Niettemin denk ik, dat het in deze wonderbaarlijke roman, The Cement Garden, aan zï\:jn ‘trickery and magie’ te danken is, dat ik mij na het lezen van zo'n triest en afschuwelijk verhaal gelukkig voelde. Zijn stof is weerzinwekkend, maar uit deze stof heeft hij een magnifiek boek weten te maken.
Hoe anders is de jongste roman van Murdoch, waarover ik het verleden maand had. Toen was ik slechts tot bladzijde 54 gekomen, maar ik had toen al vermoedens, dat de betrekkelijke kalmte, die in deze pagina's heerste, spoedig tot een eind zou komen. Ik had hierin ook gelijk.
Deze roman is de langste die Murdoch tot nu toe geschreven heeft. Al in 1961, in haar overbekende essay ‘Against Dryness’, dat in het maandblad Encounter werd afgedrukt, heeft zij tegen de mooi afgeronde roman gepleit, de roman, d.w.z., als voorwerp, dat je als het ware als een sieraad in de hand zou kunnen nemen. Het leven, waarover de roman tenslotte gaat, vraagt om een andere, lossere vorm, zelfs een die naar het amorfe streeft. Het leven lijkt op de zee.
In de nieuwe roman legt Murdoch het zelfbedrog bloot van Charles Arrowby, een vermaard toneelspeler en -regisseur. Charles is een verslagen egoïst maar wil voor zijn leven dat op puur egoïsme is gebaseerd boete doen. Nu hij zestig geworden is, neemt hij zijn intrek in een akelig, spookachtig huis, dat aan een eenzame, rotsachtige kust in Noord-Engeland staat. Charles wil mediteren. Wat hem allemaal aardig niet lukt.
De ene acteur of actrice na de andere komt hem uit Londen opzoeken en plagen. En dit niet alleen: Charles ontdekt ook, dat een vrouw, die in het dorp woont, zijn verloren jeugdvriendin van weleer is, en hoewel zij oud, dik, lelijk èn getrouwd is, wil hij, en zal hij, haar tot de zijne maken. Zij wordt zelfs in zijn huis door hem gevangen gehouden.