Bzzlletin. Jaargang 7
(1978-1979)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||
‘Aan al het goeie zit een slechte kant’
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||
Komt het vaak voor dat u met stijgende verbazing naar andermans theorieën over uw werk luistert? Uiteindelijk is de enige uitleg voor wat je doet, dat wat je doet. Ik ben niet het soort schrijver die bepaalde theorieën over schrijven uitwerkt, en vervolgens op pad gaat om deze theorieën te bewijzen. Ik heb korte verhalen geschreven omdat ik geloof dat ze me de vrijheid geven om verschillende stemmen uit te proberen en ik geloof dat ik daarvoor elke keer weer andere kriteria toegepast heb. Kijk, als je gevraagd wordt op welke principes je je schrijven baseert, dan zeg je... ik weet het niet, en dat is niet erg hulpvaardig, of je merkt dat je onbewust opeens een recensie die je vorige week gelezen hebt, begint te echoën. Een recensie waarin iemand je van uitleg over eigen werk voorzien heeft, en daar hou je je dan aan vast.
Maar autobiografische elementen, dat is toch makkelijk na te gaan? Ja, maar over het algemeen zijn erg weinig van mijn verhalen direkt autobiografisch. In het beschrijven van mijn eigen leven ben ik nooit erg geïnteresseerd geweest. Ik ken veel schrijvers die dat doen en sommigen daarvan doen het erg goed, maar mij interesseert het over het algemeen niet. Tegelijkertijd ligt het natuurlijk voor de hand dat elk schrijven op een bepaalde manier autobiografisch is. Voor mij is het een hele wazige vorm van mijn eigen leven dat zijn weg vind in mijn verhalen, erg misplaatste stukken autobiografie, in zware vermomming. Het verhoudt zich waarschijnlijk tot mijn eigen leven als dromen tot de werkelijkheid, dat wil zeggen dat ze vaak herkenbaar zijn als vermommingen van bepaalde ervaringen, maar die hoeven niet noodzakelijkerwijs op een naturalistische wijze neergezet te zijn. Het verhaal First love, last rites is tamelijk autobiografisch, en enkele karakters hier en daar ook wel, maar over het algemeen zijn het vervormingen en vermommingen van verschillende persoonlijke ervaringen... dromen... angsten.
U praat aldoor over dromen, maar veel van uw verhalen komen meer als nachtmerries op mij over, ze zijn uiterst deprimerend. Ik denk dat ‘Vrolijkheid’ als onderwerp van schrijven me niet erg interesseert, (lacht) maar ik houd wel van vrolijke mensen. De meeste fictie, de meeste kunst in feite, houdt zich op de een of andere manier met het kwaad bezig. Een paar erg zoete kindersprookjes uitgezonderd. Ik betwijfel of je veel van belang in de kunst zou kunnen vinden dat zich niet op een of andere manier met de spanningen tussen het goed en kwaad bezighoudt. Aan al het goeie zit een slechte kant. Voor de meeste mensen is het leven helemaal niet prettig. Ik ben niet van plan om een soort ontsnappingsproza te schrijven. Maar ik vind dat veel van mijn verhalen wel degelijk humor, zwarte humor, bevatten. Sommige mensen hebben daar meteen waardering voor, anderen zullen het nooit grappig vinden omdat ze vaak van sexuele aard zijn. Maar er is een sterke komische impuls in deze verhalen, het is het enige tegengif tegen de kwaliteit van de nachtmerrie, de donkerheid die je beschrijft.
Uw verhaal ‘Two Fragments, March 199-’ weerspiegelt nu niet direct een blijmoedig vertrouwen in de toekomst. Nee, maar als je de gewone man in de straat vraagt wat hij van de toekomst verwacht, en daarmee bedoel ik niet de intellectuelen, de onheilsvoorspellers en de milieubeschermers, dan zul je ook geen opgewekt antwoord krijgen. De hele beschaving gaat op dit moment een richting uit die alleen bevredigend is voor een hele kleine groep, en zelfs die groep, de handhavers van de status quo, zijn niet erg op hun gemak. Ik ben niet optimistisch over de politieke toekomst van het westen... en het oosten, en dat klinkt natuurlijk in mijn verhahalen door. Ik begrijp nooit waarom mensen zo door mijn verhalen geschokt zijn. Ik ben er nooit helemaal zeker van of het komt doordat ik een vreemd soort afstand tot ze heb, waardoor ze moralistisch neutraal voor me worden, dingen die ik in het massavermaak en de reclame zie, maken op mij een veel groteskere en, zowel fysiek als psychologisch, veel geweldadiger indruk dan de zaken in mijn verhalen. Een verklaring is waarschijnlijk het feit dat mensen bepaalde verwachtingen van fictie hebben. Vooral in dit land waar fictie voornamelijk bestaat uit beschrijvingen van het sociale en openbare gedrag van mensen, en de kunst van het fictie schrijven betekent dat je een openbaar gebied binnentreedt, waar het beschrijven van privé-ervaringen als pornografie of als exploitatie beschouwd wordt, afdwalend naar het gebied van de slechte smaak. Ik snap echt niet waarom mensen zo door mijn verhalen geschokt worden terwijl ze als ze naar de bioskoop gaan zien hoe mensen elkaar vrolijk door het hoofd schieten. Maar ik denk dat je als je mensen dingen van heel dicht bij laat zien, bepaalde heel algemene vormen van vervreemding, die mensen in de stad ervaren, zij daar heel onbehagelijk van worden. Soms probeer ik mezelf ervan te overtuigen dat het juist voldoening geeft dat die mensen zich zo onbehagelijk voelen van dat verhaal, maar vaak denk ik ook dat het ze belet om te lezen wat er echt staat, dat ze alleen het meest manipulerende en uitbuitende en pornografische zien, iets wat ze in feite helemaal niet zijn, ze zijn heel vaak juist het omgekeerde. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||
Een Engelse kritikus schreef ‘hij wil shockeren en hij slaagt erin’. Dat soort reacties krijg ik meestal van recensenten die 20 jaar ouder zijn dan ik. Je vraagt je af waar ze aan denken, zijn hun meest intieme gedachten identiek aan hun publieke uitspraken? Hebben ze er zelf geen idee van hoeveel hun publieke- en privé persoonlijkheden van elkaar verschillen? Ik denk dat voor een bepaalde generatie lezers alles wat met sex te maken heeft op een bepaalde manier behandeld moet worden: het moet duidelijk erotisch-pornografisch zijn, want dan kunnen ze het afkraken. Als het sexueel is binnen een literaire - bij gebrek aan een beter woord - context, dan voelen ze zich niet meer op hun gemak. Je zou kunnen zeggen dat, als je in een beschaving leefde waar het ontzettend grof was om over bomen te praten, en een boek zou schrijven over mensen die op een kantoor werken en die op een bepaald moment dat kantoor verlaten om te gaan pick-nicken, en dat ze toen in het voorbijgaan een paar bomen zagen, en dat het noodzakelijk voor het verhaal was om te beschrijven dat ze tussen die bomen doorliepen - dan zouden de bewakers van de status quo in die beschaving zeggen dat het een boek was dat geobsedeerd was met bomen. Wat je in werkelijkheid krijgt is dat ze hun eigen obsessies op mijn werk projecteren. Volgens mij is het meeste van het sexuele gedrag in mijn boeken heel vanzelfsprekend. Ik was stomverbaasd toen ik voor het eerst bij de korte inhoud opsommingen van mijn verhalen in kritieken las. De feiten klopten wel, maar het was verbazingwekkend om te zien hoe sexueel geobsedeerd die kritisie zijn, de mate waarin ze alleen maar op bepaalde beschrijvingen hamerden die puur sexueel waren, alsof er niets anders over het korte verhaal te zeggen valt dan het weergeven van de inhoud. Ik denk dat dat een algemeen probleem van het recenseren van korte verhalen is, het wordt niet serieus genomen, en mensen vinden het verschrikkelijk moeilijk om korte verhalen aan een buitenstaander te beschrijven zonder terug te vallen op het ‘anecdotes slijten’.
Dat is het voortborduren op de O'Henry traditie waar het korte verhaal specifiek anecdotisch moest zijn, met een vast begin, midden en slot. Ja, dat is de ongelukkige versie van het korte verhaal, de klassieke 19de eeuwse versie die altijd het zwaartepunt in de staart heeft - zo van ‘het was helemaal geen wolf, het was mijn moeder’. Maar daar zijn we af, Joyce heeft met Dubliners dat patroon opgeblazen, en dat is toch al lang geleden. Hij maakte het mogelijk dat je aan mensen een klein stukje van iemands ervaringen laat zien, zonder dat je de hele karakterontwikkeling eerst moet volgen, en aan het einde hoef je ook niet je toevlucht tot trucs te nemen. Toch heeft die nieuwe vorm op een of andere manier nooit zo'n vaste voet aan de grond gekregen, dat ze het klassieke idee dat het korte verhaal een soort opgetuigde anecdote is, omver kon werpen.
Hoe zou u uw eigen versie willen omschrijven, door wie bent u beïnvloed? Van de mensen die ik las toen ik zo'n jaar of twintig was, had Kafka de grootste invloed op me en... (aarzelend) Freud. Ik heb nooit een poging gedaan om net als Kafka te schrijven, maar ik was erg geïnteresseerd in de mogelijkheid om gedesocialiseerde fictie te schrijven. Dat is belangrijk voor een Engelse schrijver, weten dat je niet persé over klasse, klasse mobiliteit en de klasse nuances hoeft te schrijven, dat de karakters niet in een bepaalde sociale stijl vastgeworteld hoeven te zitten en dat ze ook niet eeuwig en altijd tussen zitkamers en tennisbanen heen en weer geschoven hoeven te worden. Die vrijheid gaf Kafka me, maar ik geloof niet dat ik daarnaast bewust erg door anderen beinvloed ben, hoewel je onbewust natuurlijk altijd beïnvloed wordt door alles wat je leest.
Ik heb het gevoel dat er toch een overeenkomst is tussen uw verhalen en het klassieke korte verhaal, namelijk dat ze vaak in een gewone vertrouwde omgeving beginnen en dat dan langzaamaan een vervreemdend effect optreedt. Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in het verkrijgen van een soort evenwicht tussen het naturalistische en het fantastische. Als je mensen in extreme situaties wilt betrekken dan moet je dat doen door van een herkenbare omgeving uit te gaan, maar ik geloof dat dat een vrij algemene methode is. Kafka gebruikt het zeker ook, heel klassiek proza met een heel ordelijk verloop die onverwacht langzaamaan situaties begint te beschrijven die geheel buiten de menselijke ervaring liggen, of waanzinnig logische aanvullingen bij die ervaring. Mijn werk is in dat opzicht niet uniek.
Wat wel een unieke indruk maakt in uw verhalen is de volwassene-kind relatie, waarbij kinderen vaak de volwassenen zijn en de volwassenen als ze met een kind geconfronteerd worden, opeens merken dat ze zelf nooit op zullen groeien, op de manier die van ze verwacht wordt. Het is moeilijk om een patroon in je eigen schrijven te ontdekken, vooral een patroon dat je eigen ideeën over de samenleving weerspiegelt. De vriendschap met een kind is een veel bijzondere en ingewikkeldere zaak dan de meeste mensen denken, en dat komt waarschijnlijk omdat de meeste mensen die hechte relaties met kinderen hebben ook hun verzorgers zijn, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||
en als je de hele dag alledaagse vervelende dingen voor ze, en met ze, op moet knappen, dan hou je hun vreemdheid en uniekheid voor gezien. Maar als je beter kijkt zie je dat kinderen een zelfde soort uniekheid als volwassenen bezitten. Het verhaal Two Fragments uit In Between the Sheets is gebaseerd op mijn relatie met de kinderen van mijn vriendin. En het titelverhaal van dat boek gaat over een relatie tussen een man, zijn dochter en haar vriendin. Een resencent zei dat hij uit dat verhaal het gevoel kreeg dat een vriendschap met een kind net zoiets was als een verhouding met een dwerg hebben - daar moest ik vreselijk om lachen maar het is, op een vreemde manier wel, een beetje waar. Relaties met kinderen zijn heel anders dan met volwassenen, kinderen zijn zich veel bewuster van wat ze echt willen en zeggen dat ook meteen. Die mythe van de sexuele onschuld van het kind daar heeft Freud allang mee afgerekend. Ik denk dat er een enorme kloof bestaat tussen hoe mensen over zichzelf denken, en hoe ze over zichzelf als kinderen denken. Verder heb ik eigenlijk niets over kinderen in mijn werk te zeggen, alleen natuurlijk dat ik net als andere schrijvers mijn eigen ervaringen na ga, daarom gaan mijn eerste verhalen over kinderen van een jaar of acht negen. Vervolgens wilde ik over de pubertijd schrijven omdat die ervaringen eigenlijk de spil van ieders verdere leven vormen. Sommige mensen komen er met succes doorheen, anderen komen er nooit uit. Nu begin ik stukken van mijn eigen ervaringen als volwassene te beschrijven.
Hoe oud bent u nu? Bijna 30.
Kunt u me iets over uw jeugd vertellen? Mijn vader was in het leger, daarom reisden we, vanaf de tijd dat ik heel jong was, naar verschillende posten in de uithoeken van het slinkende Britse Imperium. Ik ben in een militair stadje in Zuid Engeland geboren. Later zijn we naar Singapore en Noord-Afrika gegaan, en uiteindelijk in Duitsland terecht gekomen. Mijn broer en zuster waren veel ouder dan ik. Ik groeide dus op als enig kind. Over het algemeen had ik een erg gelukkige jeugd met een erg grote mate van vrijheid. Ik had een hoop vriendjes, maar bracht toch ook veel tijd alleen lezend door. Ik denk dat ik tussen mijn zevende en twaalfde jaar meer gelezen heb dan in welke andere periode van mijn leven dan ook. Op mijn elfde werd ik naar kostschool in Engeland gestuurd, en toen brak een minder gelukkige tijd aan, het was een jongensschool en je leven draaide opeens om prestaties en examens. Ik studeerde Engels aan de universiteit van Sussex en tijdens mijn derde jaar daar begon ik te schrijven. Maar ik begon pas serieus te schrijven toen ik voor mijn doctoraal zat. In dat laatste jaar van mijn studie heb ik 25 tot 30 verhalen geschreven. Tegen het einde van dat jaar publiceerde de Transatlantic Review: conversations with a cupboard man - dat was voldoende aanmoediging voor me om met schrijven door te gaan.
Waarom begon u te schrijven? Gewoon omdat u teveel vrije tijd had? Kijk, het grote probleem voor mijn generatie is: Wat moet je doen als je je universiteitsdiploma in je zak hebt? Ik heb heel lang gedacht dat mijn toekomst lag in lesgeven aan de universiteit. De Engelse Literatuur was een discipline voor me. Tot mijn 21ste beschouwde ik het als een soort priesterschap, je ging naar de universiteit, haalde je diploma, schreef een doctoraal scriptie en dan solliciteerde je naar een baantje en je onderwees literatuur op dezelfde manier als je het Christendom uit zou dragen. Ik raakte erg gedesillusioneerd tijdens mijn eerste jaar aan de universiteit, maar tegelijkertijd had ik wel een nog steeds grote liefde voor fictie- en het is niet zo'n grote stap om dan maar te besluiten om zelf te schrijven, en om het gevoel te hebben dat je eigenlijk niet in loondienst wil zijn. Voor mij was de enige manier om geen ambtenaar of leraar te worden of om maar wat op weg naar Kabul rond te sjouwen: me ervandaan schrijven. Dat is één reden. Wat zei Freud ook al weer over schrijven? Mensen schrijven voor sex, geld en macht. Een ironische opmerking, maar ik ben ervan overtuigd dat al die verlangens en de verlangens om iets anders dan een doodgewone baan te hebben, zeker een rol speelden in de gedachten van iemand die net twintig was geworden.
Wat dat geld betreft, kunt u nu van het schrijven leven? In het begin kreeg ik veertig gulden voor een verhaal waar ik vier maanden over gedaan had, er zijn veel gemakkelijkere manieren om geld te verdienen dan het schrijven van fictie, althans het soort fictie dat ik schreef. Maar nu kan ik er wel van leven, vooral sinds de boeken vertaald zijn.
Veel jonge schrijvers klagen over de druk van de uitgevers, dat ze zodra ze een succesvol boek geschreven hebben, nu opeens elke zes maanden er een klaar moeten hebben liggen. Nee, dat probleem heb ik niet. Ik schrijf heel langzaam en ik heb erg begrijpende uitgevers. Ik denk dat als ze eenmaal de stap genomen hebben om mijn verhalen te publiceren en daarvoor door de kritisie afgestraft zijn, ze je verder je eigen gangetje laten gaan. Ik heb al in geen zes maanden iets geschreven. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||
Hoelang heeft u over de roman gedaan? Het echte schrijven kostte me een jaar, het rondknoeien aan het einde nog eens zes maanden. Ik heb er dus anderhalf jaar aan een stuk door aan gewerkt. Het werd een soort baan, wel prettig eigenlijk... (lacht) eindelijk een baan, maar ik was dan gelukkig wel tegelijkertijd werknemer en werkgever. Als je verhalen schrijft dan ben je ervan bewust dat het einde vanaf het begin in zicht is. Een verhaal schrijven kost me meestal twee maanden, en met een roman kan je vergeten dat er ooit een einde aan komt, het is net of je er de hele rest van je leven aan bezig zult zijn. Kijk, als je aan het einde van een zware dag een paar glaasjes op hebt, dan fantaseer je misschien een beetje over de dag waarop je de laatste zin zult schrijven en dan begint je hart sneller te kloppen, en dan zeg je, nee, daar kan ik nu niet aan denken. Je moet gewoon altijd in het midden van zo'n boek wonen. Op het moment dat je het idee dat je het boek ooit zult eindigen, verwerpt, komt er iets heel rustigs over je.
Bent u niet bang om uzelf te herhalen, u heeft dat verhaal ‘reflections of a kept ape'’ geschreven, over de vrouw die elke avond schrijft maar wanneer de aap uiteindelijk over haar schouder kijkt ziet hij dat ze haar eerste succesvolle boek bladzij voor bladzij aan het overtypen is. Iedere schrijver heeft die angst. Ik had dat zeker na de publikatie van mijn eerste bundel verhalen. Toen ik op tweederde van mijn tweede boek was kreeg ik het gevoel van ‘wat is er eigenlijk voor nieuws aan’, en ik zat er te dicht boven op om te kunnen zien dat In Between the Sheets een eenheid had. Op dat moment heb ik reflections of a kept ape geschreven. Sommige schrijvers accepteren dat, het idee van ‘dit is jouw materiaal en dat moet je eindeloos herhalen’ - daar voel ik me niet zo lekker bij. Je moet je zelf onder druk zetten anders ga je inderdaad bladzij voor bladzij zitten kopiëren. Dan verlies je niet alleen het vertrouwen van je lezers maar je energie en de frisse kijk op de zaken. Dan wordt je de Meester van het boek over Masturbatie, of over Oost Berlijn, of over Het Tweede Huwelijk. Natuurlijk is mijn boek een soort herhaling van eerder beschreven terrein, kinderjaren, pubertijd en het gevoel van eenzaamheid, de afstand die mensen hebben en je lid zijn van het menselijke ras, jij persoonlijk niet de verantwoordelijkheid voor de zaken om je heen draagt. Maar ondanks dat ik nog geen tiende gezegd heb van wat er te zeggen was, is er voldoende van in mijn werk tot uitdrukking gekomen. Ik moet nu een andere richting op gaan, daarom heb ik de laatste tijd helemaal geen proza meer geschreven. De afgelopen drie maanden heb ik aan televisiestukken gewerkt. En portretten van biljarters? Ach, ik had er een paar jaar geleden een paar gedaan, en je weet hoe dat gaat in de journalistiek, als je een ding doet dan denken de mensen dat je daar goed in bent. Dan vragen ze je om het weer te doen. Na een tijdje merk je dat je er goed in bent, maar dat betekent niet dat je er een bijzondere interesse voor hebt. Ach, het is een excuus om het huis uit te gaan. Ik heb de laatste tijd helemaal geen journalistiek werk gedaan - luiheid denk ik, en ik vind het ook eigenlijk niet zo leuk, achteraf gezien wel, maar niet als ik er mee bezig ben. Mensen zijn meestal stompzinnig en je moet aldoor maar doen alsof je echt geïnteresseerd bent in wat ze zeggen - God, dat praten met toneelspelers dan moet je die kolosale ego's hanteren, dat is heel vervelend. Maar op reis gaan voor een blad dat zou ik wel willen, naar China b.v., dan zou ik ook nog wel over Chinese actrices schrijven... (lacht). Het is goed voor schrijvers om op pad te gaan. Ik heb nu genoeg geld om de hele dag thuis achter mijn buro te kunnen zitten, en dan 's avonds een beetje vrienden bezoeken - maar dat wordt toch wel benauwend. (Lacht) Weet je, er komt een biljarter in mijn nieuwe boek voor, die zou er zonder mijn journalistieke werk waarschijnlijk niet geweest zijn. Maar als ik weer echt met schrijven begin dan wil ik een soort huwelijk sluiten tussen de intensiteit van de vertelling in de eerste persoon en een breder, socialer, meer betrokken, kritisch, soort fictie. Het soort dat verantwoordelijkheidsgevoel ten aanzien van de wereld waarin wij leven heeft. En niet alleen maar een vierkantje trekken en daarin gaan zitten. Ik weet nog niet precies hoe ik het aan zal pakken en misschien is het wel een grote fout, maar ik heb het gevoel dat ik in die richting moet gaan werken. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||
Nationale boeken tiendaagseDe Nationale Boeken Tiendaagse is een initiatief van Nederlandse uitgevers dat tot doel heeft de belangstelling voor het boek en het lezen bij zo breed mogelijke lagen van de Nederlandse bevolking te stimuleren. Het is de bedoeling de Nationale Boeken Tiendaagse tot een jaarlijks terugkerend evenement te maken.
De Nationale Boeken Tiendaagse zal plaatsvinden van 3 t/m 12 november a.s. Middelpunt is de boekenmarkt, een voortzetting van soortgelijke aktiviteiten in de RAI, die dit jaar gehouden zal worden in de Koepelzaal van het Amsterdamse Sonesta hotel (de voormalige ronde Lutherse kerk), waar deelnemende uitgevers een presentatie zullen geven van hun fondsen, auteurs en illustratoren en in het bijzonder van hun nieuwste uitgaven. Op en rond deze boekenmarkt zullen diverse aktiviteiten ontwikkeld worden die - met medewerking van o.a. radio, televisie en theaters - deze presentatie tot een manifestatie van nationaal belang zullen maken. De toegang bedraagt fl. 3,50 p.p., voor groepen van 10 en meer kunnen reduktiekaarten à fl. 2,50 worden aangevraagd bij Kan Gottmer b.v., Brink 10-12, Laren (NH), 02153-11727.
Bezoekers van de Nationale Boeken Tiendaagse zal een aantrekkelijk programmaboekje beschikbaar worden gesteld met informatie over de boekenmarkt, en het volledige programma van alle aktiviteiten die in het kader van de Nationale Boeken Tiendaagse georganiseerd zullen worden. Ook in dit boekje: een interessante quiz en enige (speciaal hiervoor geschreven) korte verhalen van bekende Nederlandse auteurs die deze uitgave een bijzondere waarde geven. Om deze manifestatie tot een nationaal evement te maken en daarbij alle lagen van onze bevolking te betrekken, zullen in het kader van de Nationale Boeken Tiendaagse een groot aantal aktiviteiten ontwikkeld worden. Diverse media (televisie, radio en pers) bleken bereid daar aandacht aan te besteden. In de Koepelkerk zullen op verschillende plaatsen aktiviteiten plaatsvinden, terwijl BZZTôH in Centrum Bellevue een vijftal manifestaties heeft georganiseerd, waarvan drie voor kinderen. Hieronder volgt een overzicht van de geplande aktiviteiten met vermelding van tijd en plaats. | |||||||||||||||||||||||||
Aktiviteiten NBT
| |||||||||||||||||||||||||
vrijdag 3 november 1978 - dag 1
| |||||||||||||||||||||||||
zaterdag 4 november 1978 - dag 2
| |||||||||||||||||||||||||
zondag 5 november 1978 - dag 3
| |||||||||||||||||||||||||
maandag 6 november 1978 - dag 4
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||
dinsdag 7 november 1978 - dag 5
| |||||||||||||||||||||||||
woensdag 8 november 1978 - dag 6
| |||||||||||||||||||||||||
donderdag 9 november 1978 - dag 7
| |||||||||||||||||||||||||
vrijdag 10 november 1978 - dag 8
| |||||||||||||||||||||||||
zaterdag 11 november 1978 - dag 9
| |||||||||||||||||||||||||
zondag 12 november 1978 - dag 10
Deelnemende uitgevers: Loeb, Servire, Bezige Bij, Leopold / Nijgh en van Ditmar, Elsevier, Bert Bakker, Time Life, Querido, Westfriesland, Meulenhoff, Ploegsma, Gottmer, Bruna, Weekbladpers, Arbeiderspers, Van Gennep, Harmonie / Polak en van Gennep / Landshof, Lemniscaat, Van Ditmar, Elsevier, Erven J. Bijleveld, Drukhuis, Boom, Coebergh, Sun / Aarts / Sua, BZZTôH, Bezige Bij / Thomas Rap, Spectrum, Sjaloom / Ecologische Uitgeverij, Heuff / Heureka, Christofoor, Lotus. |
|