Bzzlletin. Jaargang 7
(1978-1979)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 26]
| |
Wie is Ian McEwan?Ian McEwan wordt door velen beschouwd als de ‘boy wonder’ van de hedendaagse Engelse literatuur. Hij heeft die reputatie verkregen door de twee bundels met korte verhalen die tot op nu van hem verschenen: De laatste dag van de zomer, zijn eerste boek dat in 1975 | |
[pagina 27]
| |
gelijktijdig in Nederland, Engeland en de Verenigde Staten verscheen (aldaar echter onder de even gerechtvaardigde titel First love, last rites) en Tussen de lakens, dat in mei 1977 in ons land uitkwam en pas in het najaar van datzelfde jaar in Londen als In Between the Sheets zou verschijnen. Een aanwijzing voor de respons die McEwans verhalen in ons land krijgen. Kennelijk correspondeert de sfeer ervan met iets wat ook in ons literaire klimaat velen aanspreekt. De schrijver McEwan vertoont verwantschap met Jan Wolkers, Dirk Ayelt Kooiman, Jan Donkers en Heere Heeresma. Hij voelt geen affiniteit to de Engelse schrijvers van dit moment. Zelf zegt hij: ‘Er gebeurt (op literair gebied) niets in Engeland. Oude dames. Alleen maar Iris Murdoch.’ ‘Wanneer je vandaag de dag in Engeland literatuur bedrijft, word je gekonfronteerd met een gigantische hoeveelheid fiktie die te maken heeft met klassebewustzijn, goede manieren, middle class of juist upperclass, cricket.’ Ian McEwan zou, als je de Engelse klasseindeling beslist wilt hanteren, ingedeeld moeten worden bij de lower middle class. Geboren in 1948 in een pre-fab huis in de Engelse garnizoensplaats Aldershot. Vader beroepsmilitair, dus vaak overgeplaatst, ‘zodat ik nergens echt wortel heb kunnen schieten’. Hoewel hij een broer en een zus heeft - respectievelijk 10 en 12 jaar ouder dan hij -, groeit hij in feite als enig kind op, ‘de betrekkelijke eenzaamheid die dat met zich meebracht vind je in de verhalen wel gespiegeld’. Als hij elf jaar is, gaat hij naar een ‘boarding school’ (een openbare, dus niet zo'n dúre Engelse kostschool), waarvan de meeste kinderen uit East End kwamen, vaak uit onvolledige gezinnen. Op achttienjarige leeftijd gaat hij naar de universiteit, maar het vooruitzicht na een studie Engelse taal- en letterkunde docent te worden lokt hem steeds minder. In die tijd schrijft hij zijn eerste verhaal en gebruikt voor het eerst drugs. ‘Dat was de eerste echte gebeurtenis in mijn leven: de gebruikelijke gang van zaken werd erdoor verbroken. Ik was daar trouwens nog laat mee ook. Het was in '71, toen de eigenlijke trend al voorbij was. Ik ging naar Pakistan, bleef er zeven maanden, kwam terug, en schreef na een tijdje een tweede verhaal. Die eerste verhalen ontstonden dus in een situatie dat ik zo'n beetje een drop-out was. Ik leefde van sociale zaken en luisterde naar rock-muziek’. Aldus Ian McEwan in een gesprek dat Jan Donkers en Gerrit Kooy met hem hadden en dat gepubliceerd werd in De Revisor van september 1975. Sindsdien is McEwan herhaaldelijk geïnterviewd en telkens weer komt hij op mij over als een bijzonder aardige, ietwat schuchtere jongen met intelligente ogen achter de ronde glazen van zijn ziekenfondsbrilletje. Zo'n karakterisering zegt op zich niets, maar verklaart tot op zekere hoogte mede het schokeffect dat hij bij lezers die dit beeld voor ogen hebben, teweegbrengt. | |
ThematiekVan de acht verhalen in zijn eerste bundel worden er twee verteld door jongens van respectievelijk 14 en 12 jaar, een verhaal handelt over een jongetje van 10 jaar, twee gaan - in de ik vorm - over adolescenten van ongenoemde leeftijd, en dan is er nog de Conversatie met een kustbewoner, waarin de ik-figuur weigert om volwassen te worden: ‘Ik wil weer één jaar oud zijn’. Zelf zegt McEwan hierover: ‘Achteraf beschouwd merk ik nu dat in veel van de verhalen varianten van het begrip “inwijding” verwerkt zijn, soms goed- en soms kwaadaardig. Het lijkt me niet zozeer een inwijding van jeugd in volwassenheid of van illusie in waarheid, maar van de ene fantasie in de andere’. Als dit laatste waar is, dan schrijft McEwan over de fantasieën die het proces van volwassen worden (kunnen) begeleiden. Over de obsessies en frustraties die de oorzaak zijn van deze fantasieën. De verwarringen en de onzekerheid die gepaard gaan met de groei naar volwassenheid worden op de lezer overgebracht, vaak op provocerende wijze. Het lijkt me niet zo toevallig, dat hij de overdrijving als stijlfiguur veelvuldig toepast: een bij uitstek puberaal fenomeen. Met erotische gevoelens weten veel van zijn hoofdpersonen zich geen raad. De liefdesdaad is veelal vreugdeloos, wordt althans vreugdeloos beschreven, waardoor ze onerotisch wordt. Bekeken vanuit de ‘optiek van een grensganger’ in het gebied tussen jeugd en volwassenheid moeten vele handelingen van ouderen absurd, smerig, bedreigend en toch aanlokkelijk zijn. Opvallend is de afkeer van het menselijk lichaam bij veel hoofdpersonen. Zij voelen zich ‘gebonden’ aan een onaantrekkelijk lijf, dat zweet, kwijlt, urineert, ejaculeert of menstrueert. Al de vloeibare en slijmerige excrementen vormen een obsessie voor hen. Een psycho-analiticus zou hier waarschijnlijk opmerken, dat bij McEwan de orale en genitale fase wel een beduidende rol spelen, maar dat de anale kennelijk ontbreekt. In zijn tweede bundel groeit een kwaadaardige puist in iemands anus. ‘De blokkade is compleet’, zou Freud daarvan gezegd kunnen hebben. Die tweede bundel (Tussen de lakens) telt zeven verhalen. In zes ervan speelt een volwassen man de hoofdrol en in het zevende een volwassen aap. Al deze personages stralen, zoals Carel Peeters treffend opmerkte, een gelaten passiviteit uit. Sleutelwoorden zijn ook hier: eenzaamheid of | |
[pagina 28]
| |
later opgetreden vereenzaming; onbehagen, dreiging en droefgeestigheid. En ook hier weer McEwans voorkeur voor sterk realistische en vaak weerzinwekkende details. | |
VrouwenVoor het omslag van De laatste dag van de zomer is gebruik gemaakt van het schilderij Summer Time van Mike Gorman. Het toont ons een adembenemend schone jonge vrouw in een soort Leda-en-de-zwaan-houding, liggend in door groen gebladerte gezeefd zomerlicht. Dit omslag slaat, afgezien van titel en werfkracht, werkelijk nergens op. Tenzij alles wel zeer ironisch is bedoeld. De vrouwen in McEwans verhalen worden over het algemeen op een ontluisterende manier beschreven. In Stereometrie wil de hoofdpersoon zich van zijn vrouw, die o.a. aan nachtmerries lijdt, laten scheiden. In Conversatie met een kastbewoner is de moeder gek en wil zij verhinderen, dat de ik-figuur volwassen wordt. In het titelverhaal van De laatste dag van de zomer wordt Jenny aldus beschreven: Ze is zo dik dat haar armen niet recht naar beneden kunnen hangen. Ze heeft rubberbanden om haar nek --- Ze geeft me een hand en maakt, nog steeds naar me kijkend, een soort gillerig geluid, als een beleefd paard --- Haar hand is warm en vochtig en roze als een spons, met onderaan elke vinger een kuiltje --- Ze heeft een heel groot gezicht, rond als een rode maan, en dikke brilleglazen, waarachter haar ogen zo groot als golfballen lijken. In Vermommingen is de tante van Henry een gedegenereerde, oude toneelspeelster. Eerste liefde en laatste riten toont ons de jonge vrouw Sissel, ‘met schimmel tussen haar tenen’. In Tussen de lakens van hetzelfde laken een pak. Het gruwelijkst - zeker voor mannen - is de oudere hoofdverpleegster uit Pornografie getekend, dominerend en sadistisch. Het is niet alleen uit woede, dat zij samen met een leerling -verpleegster de minnaar die hun besmet en bedrogen heeft op vakkundige wijze ontmant. (‘We zullen een mooi stompje laten zitten, als herinnering aan ons’). De angst van de man voor de penisnijd van de oervrouw? Sally Klee, de schrijfster uit Overpeinzingen van een gemainteneerde aap lijdt niet alleen aan een onsmakelijke sexuele afwijking (bestialiteit), maar ook nog aan nachtmerries en spruw. In Twee fragmenten: zaterdag en zondag, maart 199- is de minnares een visverkoopster, wat tot de volgende sexueel-ontmoedigende situatie kan leiden: Terwijl ze praatte masseerde ik haar nek en haar rug. Nu ruikt alles naar vis, Henry, riep ze uit. Ik had het voor de nog om haar hangende genitale geur van een andere minnaar gehouden - ze had er veel - maar dat zei ik niet. Haar angsten en klachten verschilden niet van de mijne, en toch - of liever, dus - zei ik alleen maar vage, troosteloze dingen. Ik werkte mijn duimen tussen de dikke huidplooien rond haar middel. Ze zuchtte. En ook hier komt de al genoemde oervrouw op overweldigende, symbolische wijze - en Ian McEwan is bepaald niet wars van symboliek in het verhaal achter de man opduiken: ‘Voor een torenhoge beha-advertentie stond een man aandachtig op zijn horloge te kijken. Achter hem plukte de reuzin met bevroren zorgeloosheid aan haar bandjes.’ In het titelverhaal Tussen de lakens zien we weer een mislukt huwelijk. ‘Ze haatte hem om zijn vreesachtigheid, zijn passiviteit en om al de verspilde uren tussen de lakens. Het had haar heel wat huwelijksjaren gekost om dat te zeggen.’ De ambivalente, navrante titel is uit een song van ‘The Rolling Stones’: Don'cha think there's a place for you in between the sheets? In het verhaal Heen en weer is het opnieuw de oervrouw, in de gedaante van een vriendin met dochtertjes. In de donkere slaapkamer liggend naast zijn slapende geliefde constateert de ik-figuur: ‘Ja, het oeroude heen en weer gaan heeft haar in slaap gewiegd en heeft mij, in de slaap, naar haar toe getrokken en haar been over het mijne gelegd. Het donker wordt blauw en grijs en onder haar borst, tegen mijn slaap aan, voel ik de oeroude tred van haar hart heen en weer gaan.’ Met angst in zijn hart denkt hij: ‘Ik ben het, ik ga het eerst dood en jij leeft misschien wel eeuwig.’ Mary uit Psychopolis heeft als sexuele afwijking haar voorkeur voor ‘bondage’, maar valt als neurotica niet erg op in een gezelschap van neurotici in een neurotische stad (Los Angeles, waar Ian McEwan enige tijd verbleef). Wat wél opvalt is, dat hier voor het eerst in een enkele zin iets over de schoonheid van vrouwen wordt gezegd: ‘Ik zag nu ook hoe mooi de vrouwen (op het strand) waren, hun bruine ledematen uitgespreid, net zeesterren.’ Nee, het enige verhaal waarin een volwassen vrouw werkelijk lyrisch wordt beschreven is Zo dood als het maar kan. Haar lichaam paste zich door zijn golvende | |
[pagina 29]
| |
veranderingen van houding aan de unieke eisen van iedere creatie aan. Met ademloze gratie voegden de lijnen van haar volmaakte lichaam zich in een teder contrapuntisch spel naar de veranderende arabesken van modieus raffinement. Pas halverwege het verhaal wordt ons duidelijk, dat deze vrouw en minnares een etalagepop is. De dwangneurose van de ik-figuur leidt tot jaloezie op zijn chauffeur en tenslotte tot een meer tragische dan komische ‘crime passionel’ op de etalagepop. De omineuze naam van de overspelige pop is... Helen(a). Het is veelzeggend, dat ook indien er geen reden is voor afkeer door lijfelijke processen het batig saldo van de relatie nihil is. | |
MeisjesHet omslag van Tussen de lakens toont ons het schilderij ‘The Three Marguerites I’ van de Rotterdamse schilder Arie van Geest. Zelden zag ik een toepasselijker afbeelding. In een zomerlandschap zit een jong meisje op een stenen muurtje. Ze heeft een wit jurkje aan, evenals haar vriendin (of zusje), die naast haar staat. Samen hebben zij attributen van jeugd, onschuld en zomer: een pop, een poesje en pasgeplukte margrieten in hun handen. Voor Ian McEwan is de zomer overigens identiek met de jeugd, getuige het verhaal De laatste dag van de zomer. Het verval van de herfst treedt dus al bij het volwassen worden in. Als je het boek omdraait zetten de muur en het zomerse landschap zich voort en op de voorgrond ligt in canailleuze houding de derde Margaretha zonder verhullend wit jurkje. Haar ogen hebben een wetende, uitdagende taxerende blik. Zij is in dat obsederende grensgebied tussen jeugd en volwassenheid en bezit daar alle lichamelijke kenmerken van.
Hoe vergaat het de jonge meisjes in Ian McEwans verhalen? De eerste Marguerite, het tienjarig zusje van de veertienjarige hoofdpersoon uit Huisvlijt wordt door hem ontmaagd bij het vader-en-moedertje spelen. Op de achtergrond speelt de derde Marguerite in de gedaante van het meisje Loeloe Smith, dat tot alles bereid was en alles al had gedaan (zoals de jongens beweerden). Faalangst drijft de jongen bij het ‘uitproberen’ op zijn zusje. In Vlinders treffen we een eerste of tweede Marguerite aan in het argeloze meisje Jane, dat door de sexueel gefrustreerde hoofdpersoon wordt meegelokt en wordt vermoord. Een soort beauty-and-the-beast-verhaal. Vermommingen laat ons kennis maken met het mooie meisje Linda, dat al iets van het wetende van de derde Marguerite heeft en ook nog de onbevangenheid van Alice in wonderland bezit. Het dochtertje van de hoofdpersoon uit Twee fragmenten vertoont al op zeer jeugdige leeftijd die verwarrende mengeling van uitdagende onschuld, die dus niet meer zo onschuldig is. In Tussen de lakens wordt de veertienjarige dochter van Stephen Cooke als volgt gekarakteriseerd: Ze bewoog zich gemakkelijk tussen kind en vrouw. Als hij geluiden uit haar slaapkamer hoort komen, doen die hem denken aan zijn vrouw in, of dichtbij een orgasme. En toch, als zij slaapt, met een zweem van een glimlach op haar gezicht en in de bleekheid van haar naar hem toe gekeerde hals meende hij als op een heldere morgen in zijn jeugd een veld vol verblindend witte sneeuw te zien dat hij, een kleine jongen van acht jaar, niet had wagen te bezoedelen met de littekens van zijn voetstappen. Een veelzeggend en symbolisch slot van dit verhaal.
In de houding van Ian McEwans personages bespeur ik angst voor de vrouw als incarnatie en voortbrengster van dit aan de aarde gebonden, zeer lijfelijke leven. De vrouw als verleidster, vooral als zij de actieve rol speelt, de vrouw als oermoeder. Het is de vrouw die de fantasieën van pubers en adolescenten beheerst. Het jonge meisje draagt dit alles al met zich mee. Al zeer jong kan zij de gedaante van de derde Marguerite aannemen en wordt zij gevaarlijk en aantrekkelijk. Het is wat goedkoop - een auteur is niet aansprakelijk voor de handel en wandel van zijn creaties - de oorzaak van die angst te zoeken in de typische jongenswereld van een Engelse kostschool. Ook McEwan is echter product en slachtoffer van onze tijd, waarin het lichamelijke rijpingsproces het geestelijke doorgaans ver achter zich laat. | |
SfeerVerreweg de meeste van zijn verhalen spelen in Londen, waar hij momenteel woont. Het zijn niet de plaatsen waar doorgaans de toeristen komen, afgezien dan van Soho. De sfeer van desolaatheid in de armoewijken van Londen geeft McEwan trefzeker weer. Ik liep naar links, omdat dat de kant was waar ik met mijn gezicht naartoe stond. Ik liep verscheidene straten door, tussen ligusterheggen en hete, geparkeerde auto's. In elke straat hing dezelfde etenslucht van de lunch die werd klaargemaakt. Ik hoorde hetzelfde radioprogramma door open ramen. Ik zag katten en honden, maar erg weinig | |
[pagina 30]
| |
mensen en dat alleen in de verte. Ik trok mijn jasje uit en droeg het over mijn arm. Ik wilde bij bomen en water zijn. Er zijn geen parken in dit deel van Londen, alleen parkeerterreinen. En het kanaal is er, het bruine kanaal dat tussen fabrieken door loopt en langs een schroothoop, het kanaal waar de kleine Jane in is verdronken. In de Twee fragmenten: zaterdag en zondag, maart 199- loopt de hoofdpersoon over de Vauxhallbrug en kijkt naar de Thames. ‘Sommige mensen zeiden dat de rivier op een dag droog zou vallen en de gigantische bruggen dan zinloos nieuw grasland zouden overspannen.’
In beide fragmenten hangt een sfeer als na een ongenoemde ramp, waarna alles niet of maar zeer gebrekkig functioneert. Een visioen van een post-industriële samenleving die nagenoeg geheel gedesintegreerd is, bevolkt door lusteloze en vreugdeloze mensen. In Fragmenten vindt overigens een voor mij onverklaarbare verschuiving van de hoofdfiguur plaats: van derde naar eerste persoon.
Met dezelfde trefzekerheid als waarmee hij de soms morbide sfeer van Londen weergeeft, schildert hij als in een impressionistisch schilderij de landelijke sfeer van de Thames-vallei op een laatzomerse avond. Daarna loop ik (de twaalfjarige hoofdpersoon) naar de rivier om naar mijn boot te kijken. Ik heb hem gekocht met wat geld dat ik heb gekregen toen mijn ouders zijn gestorven. Tegen dat ik bij de steiger ben is de zon onder en de rivier is zwart met stukjes rood erin, net als de lapjes goed die op zolder lagen. Vanavond is de rivier traag en de lucht is warm en zacht. Ik maak de boot niet los, mijn rug doet teveel pijn van de zon om te roeien. In plaats daarvan klim ik erin en wieg mee met het kalme rijzen en dalen van de rivier. Ik kijk hoe de rode lapjes wegzinken in het zwarte water en vraag me af of ik teveel van Jenny's lucht heb ingeademd. Het meest impliciet, dus misschien wel het indringendst, is de wijze waarop Ian McEwan de sfeer schildert van Los Angeles. ‘Ik had nooit naar L.A. moeten komen,’ zei Terence, toen de serveerster hem een tweede kop koffie inschonk. ‘Voor Engelsen geeft het niet. Jullie zien alles wat hier gebeurt als | |
[pagina 31]
| |
een bizarre komedie van uitersten. Maar dat is omdat jullie er buiten staan. In werkelijkheid is het psychotisch, volslagen psychotisch.’ Psychopolis is in meer dan een opzicht een uitzonderlijk knap verhaal, ironisch en ‘relaxed’ geschreven en soms op een navrante manier humoristisch. | |
HumorDe humor in de verhalen van Ian McEwan heeft meestal een nogal ‘terloops’ karakter. Soms zit er een element van absurditeit en ook wel van wreedheid in, een soort Han-de-Witachtige humor dus. Een sterk voorbeeld hiervan vinden we in Huisvlijt, waar twee arbeidersjongens door middel van winkeldiefstallen hun zakgeld op een aanzienlijk hoger dan modaal niveau brengen. Een Heere Heeresma had de volgende passage kunnen schrijven... Ik was trouwens rijker dan al mijn vele ooms of mijn overwerkte vader of wie ik verder ook van onze familie kende. | |
[pagina 32]
| |
moest natuurlijk tactvol zijn met lachen, want het zou niet aangaan zo'n geschenk te bederven, vooral omdat zij er zo duidelijk van genoten het mij te geven. Voorbeelden van ‘terloopse’ humor zijn er in de verhalen te over. De oude man van de groothandel in pornografische tijdschriften: ‘Het is allemaal vullis. Ze moesten het verbieden’. De op een etalagepop verliefde man: ‘Ik ben drie keer getrouwd geweest en mijn huwelijken hebben in chronologische volgorde acht, vijf en twee jaar geduurd. Elk huwelijk was beter dan het voorgaande, al was het alleen omdat het korter duurde.’ ‘Ik trok een bijzonder mooie ochtendjas aan, een geschenk van mijn tweede vrouw (die nu overigens oppositieleider in het Lagerhuis is) en ging naar de keuken om koffie voor mijzelf te zetten.’ | |
BalansBij het lezen van de verhalen van Ian McEwan dacht ik enkele malen aan de titel van een verhalenbundel van Belcampo: Tussen hemel en afgrond. In zowel De laatste dag van de zomer als in Tussen de lakens staan sublieme verhalen. Maar in beide bundels komen ook verhalen voor die beter in portefeuille hadden kunnen worden gehouden. Pikmans in de schouwburg en Conversatie met een kustbewoner ontsieren m.i. zijn eerste bundel. In Tussen de lakens zijn hiervan a.h.w de pendanten Pornografie en Overpeinzingen van een gemainteneerde aap. Dit laatste verhaal heeft bovendien een op storende wijze ongeloofwaardige plot. McEwan werkt vaak naar een te sterke climax toe en dat ontsiert een schitterend verhaal als De laatste dag van de zomer. Ook in Vlinders schaadt het psychologisch én verhaaltechnisch zwakke slot dit huiveringwekkend knappe verhaal. Een misschien niet door iedereen als hinderlijk ervaren verschijnsel is McEwans voorkeur voor symboliek. Voor mij was deze in Eerste liefde en laatste riten te nadrukkelijk aanwezig. Wie zich al te zeer ergert aan de weerzinwekkende, meelijwekkende anti-helden in de verhalen van McEwan kan ik (her)lezing van W.F. Hermans Antipathieke romanpersonages aanraden. De sterk realistische details komen niet enkel voort uit de bij McEwan kennelijk wel aanwezige drang om te schokken, maar zijn doorgaans wel degelijk functioneel. De wreedheid van het verhaal Vlinders wordt bijvoorbeeld nog geaccentueerd door de beschrijving van een jongensbende die voorbereidingen treft een levende kat te roosteren. Wat Ian McEwan tot een goed schrijver maakt is vooral zijn trefzekere stijl. Woordkeuze en zinsbouw zijn doeltreffend. Het komt mij voor, dat hij in het laatste verhaal van zijn tweede bundel een maximum aan efficiëntie in taalgebruik heeft weten te bereiken. Met name het grandioze slot van Psychopolis is een toonbeeld van functioneel schrijven. Het is te hopen, dat Ian McEwan deze lijn doortrekt in zijn eerste roman The Cement Garden, die binnenkort gelijktijdig in Nederland en in Engeland zal verschijnen. |
|