Omgangspoezie in 10 lessen les 2
Geo Staad
Toelichtende waarschuwing tegen sinterklaasrijmen en omslachtige feestliederen.
Hebben we allemaal Les 1 vóór ons? Dan kijken we nu naar het versje aan het slot. Dat is namelijk omgangspoëzie.
Het richt zich tot iemand met bruikbare informatie - geen jammerklacht, huisbakken overpeinzing of voorzichuitgebabbel.
Verder heeft het een strikte, tevens handige vorm (waarover meer in Les 4).
Het is iets anders dan literaire poëzie en rijmelarij.
In deze les zullen we de rijmelarij afhandelen.
Het kenmerk daarvan is, dat men van rijm naar rijm (of wat daarop lijkt) voortzwoegt naar een vooralsnog onbekend punt, waar het gedicht mag ophouden.
Het rijmschema is doorgaans aa bb cc en zo verder. Als er ook een metrum in zit, zal dat waarschijnlijk de trochee zijn, en wel viervoetig.
Beste Henk, je bent vandaag
Jarig en dat zien wij graag
Daarom wil ik nu proberen
Jou op rijm te feliciteren
(of feel'citeren, wat net zo ongelukkig klinkt)
Want je wordt al (heus, 't is waar)
Precies eenentwintig jaar
En dat is een hele leeftijd
En voor jou een heuglijk feit
Daarom vieren wij dus feest
In van broederschap een geest
Dit is nog maar de aanhef, en we kunnen het complete dichtwerk op zeker 50 regels taxeren.
U ziet welk een omhaal van woorden besteed wordt aan slechts drie gegevens: de naam van de ontvanger, zijn leeftijd en de vreugde die zijn verjaardag teweegbrengt.
Dezelfde eindeloosheid treedt op in ondoordachte feestliederen.
Als u op een partijtje vier à vijf man met vellen papier ziet binnenkomen - direct te herkennen aan lacherigheid, vaak ook aan speciale hoedjes e.d. - moet u zorgen dat u uit het gezicht verdwijnt, meteen. Want er zal een feestlied worden voorgedragen op een bekende melodie met een refrein dat allen kunnen en dus moeten meezingen.
De maker, tamelijk vastzittend aan de structuur van Daar bij die molen, is begonnen met de regel We zijn hier allen bij elkaar, en dat is reuzefijn. Daarop rijmt zijn, dat is duidelijk, dus hij bedacht een regel die op zijn eindigde. Die moest logisch worden voortgezet in regel 3, en toen bleek hij in de volgende regel rekening te moeten houden met mee, vandaar dat regel 4 besluit met tevree.
U kunt zich voorstellen, hoe weinig kennisgeving het eerste couplet behelst.
In het tweede couplet begint dan de geschiedschrijving (Jan en Stien, gauw gezien, een paar, vijftig jaar). En zo kruipt het verder. De auteur is er nog wel in geslaagd om elk feit in één couplet af te ronden.
De carrière van Jan, het leven van Stien, de kinderen en hun wedervaren, de achtereenvolgende domicilies, de hobbies, ziektegevallen, belangrijke aankopen - alles wordt bezongen.
Zodat de menigte minstens twintig keer het refrein moet aanheffen: Het gouden bruidspaar, het gouden bruidspaar, het gouden bruidspaar is onze Stien en Jan. Het gouden bruidspaar, het gouden bruidspaar, het gouden bruidspaar, daar houden wij zo van.
We moeten ons nu eens ontworstelen aan die langdradigheid.
Vooral de hoofdpersonen worden er kotsmisselijk van. Het is eigenlijk terreur.
En terreur waarbij het slachtoffer dankbaar moet lachen, dat kun je alleen je vijanden aandoen.