| |
| |
| |
Het distributiekantoor voor taal en typografie van K. Schippers
Johan Diepstraten
‘Waarom ben je vrijdag naar Haarlem gegaan?’
Dan zeg ik: ‘Waarom wil je dat weten?’
Dat levert totale verwarring op.
‘Ja, nou, waarom...?’
‘Ja, waarom wil je dat nou weten?’
‘Tja, dat weet ik niet’.
‘Dus je vraagt iets, maar niet omdat je het wil weten. Waarom dan wel?’
Waarschijnlijk uit een soort mondgymnastiek.
Ga maar na wat je hoort overdag. Alles. Ja, nou God, misschien omdat ze wezenlijk geïnteresseerd zijn in elkaar. O ja, 't is triest.
K. Schippers
In de roman Bewijsmateriaal van K. Schippers heeft de hoofdpersoon de idee ontwikkeld van een taalbank. De mensen in het land zouden beter over hun taalgebruik nadenken als aan hen per maand een nauw omschreven aantal woorden zou worden toegewezen. Het principe is heel eenvoudig: afhankelijk van opleiding, kennis, beroep, kleurgevoel en staatsbelang wijst de bank aan iedereen een hoeveelheid woorden toe. De oude vakgeleerden kunnen bijspringen, want zij weten best hoeveel woorden bijvoorbeeld een timmerman nodig heeft. In dat systeem bestaan bonnen voor werktaal en andere coupons voor woorden die niet met de werkzaamheden in verband staan. Het Distributiekantoor voor Taal en Typografie legt zwijgverboden op aan spilzieke praters. Er zijn natuurlijk woord verzamelaars: liefhebbers kunnen het alleenrecht voor een bepaald woord verwerven, woorden kunnen worden gekocht, maar ook geveild. In De waarheid als De koe (1963) beweerde Schippers dat mensen alsmaar praten, niet om iets te zeggen, maar om alleen maar de tijd te vullen. Vijftien jaar later heeft hij de taalbank uitgevonden als remedie tegen het eindeloze gekwek: ‘Iedereen zou dieper zwijgen, de stilte zou eindelijk zinvol zijn’ (Bewijsmateriaal, p. 42)
Bewijsmateriaal - volgens het omslag een ideeënroman - speelt zich af in een onbekend land waar vrede en welvaart heersen. De hoofdpersoon manoeuvreerde zich in een uitzonderlijke positie door zich ooit eens af te vragen: ‘Weegt een papier met een potloodstreep erop zwaarder dan een blanco papier?’ Als dit soort ideeën bij de mensen zou gaan leven, kon dat het vlekkeloos lopende produktieproces ernstig verstoren. Een teveel aan verbeelding zou het volk onrustig kunnen maken. De hoofdpersoon krijgt opdracht verder over dit soort onzinnigheden na te denken en te onderzoeken of deze gedachten al bij andere mensen leven. De onderzoeker moest waken over de grenzen van het nut door voorwerpen en hun onderlinge verhoudingen te bestuderen. Immers: ‘wie de dingen los van hun omgeving ziet, kan zich in onze samenleving niet handhaven’, (p. 48)
De gedachtenstroom van de hoofdpersoon in de roman komt overeen met wat Schippers deed in Verplaatste tafels (1969), Sonatines door het open raam (1972) en Een vis zwemt uit zijn taalgebied (1976). Gedichten uit deze bundels komen in prozavorm terug of worden in Bewijsmateriaal aangevuld. Rijtuigen uit de stad uit Een vis zwemt uit zijn taalgebied (p. 14):
is voor het jubileumnummer van Tirade (200, p. 707) veranderd in:
‘WIEL
Voor de uitvinding van het wiel bestonden er geen verhalen over het wiel’,
en wordt in Bewijsmateriaal gecompleteerd tot: ‘Is wiel een eeuwig woord? Het bestond niet voordat het wiel was uitgevonden’. (p. 138) De grens tussen proza en poëzie is bij Schippers moeilijk te trekken, maar bovendien doet het er niets toe. Hij heeft zich nooit willen neerleggen bij de poëzie als vorm. ‘Als ik nooit een gedicht voor me zou hebben gehad, was ik ook nooit op het idee gekomen om iets op te schrijven in die krankzinnige vorm. Ik heb het
| |
| |
altijd vreemd gevonden dat het er überhaupt was, het gedicht als vorm. Ik ben er nooit uitgekomen waarom je dat dan zomaar gebruikt, alsof er niets aan de hand is’. (De Nieuwe Linie, oktober 1976) Het gaat bij Schippers om de precisie waarmee hij ideeën uitdrukt en daarin is hij heel nauwgezet.
Het beste bewijs daarvan is te vinden in Een avond in Amsterdam (1971) dat tien gesprekken bevat van Schippers met Ben ten Holter. Wat Ten Holter doet vanaf het moment dat hij zijn bureau opruimt om naar huis te gaan totdat hij na een korte wandeling de sleutel thuis in het slot steekt wordt van seconde tot seconde bekeken. Dat gaat als volgt:
Schippers: ‘Zakdoek. Portefeuille. Papier- en zilvergeld als je een jasje aan hebt. Alleen zilvergeld bij een broek. Gewoon geld als je het hébt. Nog meer? Lucifers? Talismannetjes?’
Ten Holter: ‘Nee, verder niets.’
Schippers: ‘Maar je hebt toch wel eens van die pluisjes in je jaszakken? Stof dat zich ophoopt in hoeken en naden.’
Ten Holter: ‘Ik rook niet. Dus geen restjes tabak van sigaretten, die het stof vast kunnen houden. Dat scheelt. Wel paardeharen.’
Schippers: ‘Hoe?’
Ten Holter: ‘Dan voel ik ineens dat er ergens een paardehaar zit.’
Schippers: ‘Steekt uit het jasje?’
Ten Holter: ‘Steekt is teveel gezegd....’ etc.
| |
Werkelijkheid
Schippers houdt zich bezig met de werkelijkheid, de perspectieven van waaruit de werkelijkheid bezien kan worden, het relativeren en het preciseren ervan. Meer nog dan dat: ‘De werkelijkheid niet intensiveren, maar verijlen, wegmaken’. (Verplaatste tafels, p. 96) In de gedichtenbundel Een klok en profil (1965) schrijft hij (p. 11):
De werkelijkheid lijdt niet
verschillende gezichtspunten.
Het motto van die bundel is in dit verband veelzeggend: ‘When a clock is seen from the side (in profile) it no longer tells the time’. (Marcel Duchamp). Wat Schippers doet is je leren op een andere manier te kijken door steeds de gezichtpunten te veranderen. Als je op een bepaald moment om je heen kijkt zie je van een situatie alleen datgene wat je verwacht of je selecteert wat voor jou van belang is. Die andere manier van waarnemen komt in zijn werk voortdurend terug. Taal is een middel om de werkelijkheid weer te geven en daarmee experimenteert Schippers naar hartelust. In Bewijsmateriaal gaat hij verder dan in zijn vroegere werk, alle registers van het absurde worden opengetrokken. Althans, het komt bij eerste lezing misschien absurdistisch over, maar de geformuleerde vragen en ideeën hebben toch veel met de alledaagse werkelijkheid te maken. In een interview met Philip Mechanicus (De Tijd, 26 mei 1978) zei Schippers: ‘Eén keer heeft eens iemand gezegd: “Wat eet jij snel”. Ik weet natuurlijk niet meer wanneer dat was net zoals je niet meer weet wanneer je voor het eerst de kleur rood zag, dat zou je dan wel willen en wat je er toen over dacht, maar dat is niet meer te achterhalen. Misschien ben je daarna, omdat iemand is gaan zeggen: “Wat eet jij snel” gaan denken dat je snel at. Misschien at je helemaal niet zo snel, maar omdat een ander dat een keer beslist had ben je dat gaan doen. Ik geloof dat taal die invloed wel kan hebben. Ik ga ook wel eens expres nog sneller eten bij mensen die dat al weten, dan weten ze nog beter dat ik snel eet. Of expres heel langzaam maar dan merkt niemand dat’. In Bewijsmateriaal vraagt de hoofdpersoon zich herhaaldelijk af of de taal de werkelijkheid dicteert. Hij werkt samen met een voorwerpkundige die gebeurtenissen moet vertalen in tijd en die weer moet onderbrengen in werkwoorden. Zij heeft een taalboekje dat haar
leidt: ‘Voor haar lag het in orde der dingen besloten, dat wat taal voorschrijft vanzelfsprekend wel op móét doemen’.
Het levensprincipe van de enige nationale held van de gefingeerde staat is dat het tekort aan verbeelding de werkelijkheid in stand houdt. De hoofdpersoon van de roman, de onderzoeker van de werkelijkheid, moet zijn bevindingen in een rapport weergeven. Het wezen van de werkelijkheid denkt hij te vinden bij een professor in een dode taal, waar het zwijgen een belangrijk deel van de spraakkunst uitmaakt. Hier stuit de ontdekker op een vermakelijkhe paradox: ‘Door het leren van een geheime taal kon ik mijn ontdekkingen inleveren en tegelijkertijd verzwijgen’ (p. 132) Schippers blijft de lezer altijd één stap voor en bedenkt de wonderlijkste wendingen, zodat Bewijsmateriaal een spannend, maar ook een komisch boek is. De professor had een analyse gemaakt van de langst doorgestreepte tekst die in zijn taal bewaard was gebleven. Omdat schrappen een vak is krijgt de hoofdpersoon opdrachten om op een wit vel te oefenen met doorhalingen in zijn stijl. ‘Ik twijfelde er niet aan dat mijn rapport, mits doorgestreept, voor komende geslachten minstens zo krachtig zou zijn als de door de professor geparafraseerde dode rol. Maar het rapport metéén geschrapt inleveren? Dat kon misschien later. De dode taal was als dekmantel voldoende’, (p. 160)
| |
| |
| |
Circus
De essentie van Bewijsmateriaal is - denk ik - gelegen in de reis die de hoofdpersoon maakt met de professor en de man in het wit naar het noorden van het land, volgens de ouderen het ‘nimmer-nimmer-land’ dat nooit in kaart is gebracht. Niets is daar ooit benoemd, alles is doelloos aanwezig. (Een vis zwemt uit zijn taalgebied, p. 15: ‘Schilderijen, maar ook / objecten, boeken, voorwerpen / wachten op betekenis’) Het noorden wordt bewoond door kermisvolk en dat is natuurlijk geen toeval. De kermis en het circus zijn niet weg te denken uit het werk van Schippers. Een vis zwemt uit zijn taalgebied heeft de opbouw van een circusvoorstelling en in Het Parool (25 september 1971) zei hij: ‘Kunstenaars, dat is eigenlijk: de kermis. Circus, dat is de oervorm van kunst. (...) 't Blijft gewoon: Moeder haal je dochters binnen, de kermisklanten komen eraan. Kijk maar om je heen, 't klopt, al die kunstenaren doen maar aan, heb ik wel es gehoord (...) Kunst is altijd zo bezwangerd alsof er werkelijk iets geniaals, ingrijpends, onweerlegbaars aan toegevoegd wordt. Dat vind ik je reinste flauwekul’.
De dode taal hoorde toe aan het volk over de bergen in het noorden dat een eigen cultuur had geschapen. Het unieke ervan was dat het volk de kunst van het zwijgen perfect in het leven had weten te integreren. Het onbekende gebied noemden zij ‘wit’, volgens deskundigen een ‘niet-kleur’. Wit werd het symbool voor de missie. Zwijgen en wit, twee synoniemen en kenmerkend voor de dode taal. Wat je zegt kan het beste in zwijgen worden bewaard. Zij ontdekken de zwijgtaal.
Bij Faverey leidt het onderzoeken van de mogelijkheden in taal tot het schrijfproces: ‘ruimte markeren waarin taal zich / achtervolgt, inhaalt; zich opeet’. Bij Schippers heeft het benoemen, het schrappen en het wit de consequentie dat de personen opgaan in het papier. ‘Het papier, dat was ik zelf. Al was ik verdwenen, ik kon gewoon doorschrijven. Ik kon de loop der gebeurtenissen bepalen zonder dat ik aanwezig was. Ik moest alleen rekening houden met de grootte van het papier. Anders was het gauw vol en kon ik geen invloed meer uitoefenen’. (p. 259) Bewijsmateriaal eindigt met de mooie regels: ‘Nog enkele zinnen, het papier is bijna vol. Vaarwel omdat, adieu misschien. We waaien langs een papeterie. Ik overweeg verder te schrijven in het boek van de professor, maar mijn eerbied voor deze verdoemde nationale figuur weerhoudt mij daarvan. Ik verspeel ruimte. Nog plaats voor een paar woorden. Ik’.
In de recensie van Tom van Deel (VN, 27 mei 1978) over Bewijsmateriaal is te lezen dat de roman doeltreffender zou zijn geweest als ‘er wat meer verhaal en wat minder bespiegeling in had gezeten’. Dat is hetzelfde als een slager verwijten dat hij geen kadetjes verkoopt. Schippers is gefascineerd door taal en de werkelijkheid en waakt net als zijn hoofdpersoon over de grenzen van het nut. Schippers is op dit moment met dezelfde onderzoekingen bezig als in 1963, alleen zijn de tegenwoordige taalexperimenten wat ingewikkelder. In Een vis zwemt uit zijn taalgebied zijn gedichten opgenomen die geschreven zijn in Schippers' vroegste periode. Een vis zwemt van Noordwijk naar Hamburg en schiet daarna kuit bij Dover:
had in Een klok en profil kunnen staan. Gedichten als Emballage of La longueur de ce poème vergen meer van de lezer en sluiten thematisch nauw aan op Bewijsmateriaal. Het is lastig om in het werk van Schippers ontwikkelingen aan te wijzen, alleen al omdat het ontstaan van zijn werk en het verschijnen ervan in boekvorm niet volgens dezelfde chronologie is gegaan. Iedereen die Bewijsmateriaal leest, herkent de steeds terugkerende elementen.
| |
‘Materiaal’
Het verplaatsen van materiaal (dingen en taal) heeft echt vorm gekregen in Verplaatste tafels, maar was ook al aanwezig in Een klok en profil. The value of comma's (voor Jan Hanlo) (p. 13):
The mayor says the inspector is an ass.
The mayor, says the inspector is an ass.
The mayor says, the inspector is an ass.
Betekenisverandering door het verschuiven van een komma. Even bekend als dit gedicht is Materiaalverplaatsing uit Een vis zwemt uit zijn taalgebied (p. 94):
In dezelfde bundel is Controle van materiaal opgenomen (p. 31):
| |
| |
Boekhandel Van Gennep te Rotterdam heeft bij het verschijnen van K. Schippers' Bewijsmateriaal deze roman meteen geconcretiseerd. ‘Op de bank ligt een zwarte jas’ is een sleutelzin in Schippers' boek. In Van Genneps etalage ligt inderdaad op de bank een zwarte jas. Foto: Pieter Vandermeer.
Schippers ging naar mijn idee het verst met het verplaatsen van materiaal in Verplaatste tafels, een Barbarberboek met een misleidende titel. Wie verwacht in een dergelijk boek een correspondentie van Schippers met Stan Laurel? Wel experimenten als: Een doos op tafel (p. 54):
potlood op vellum over gesso
Een doos op tafel zetten.
Uit dezelfde hoek vier foto's maken:
doos die 7 minuten op tafel staat
doos die 12 minuten op tafel staat
doos die 17 minuten op tafel staat
doos die 20 minuten op tafel staat
In Bewijsmateriaal worden voornamelijk proeven gedaan met dingen. De bekendste ervan is naar aanleiding van de zin: ‘Op de bank ligt een zwarte jas’. (Voor de presentatie van Bewijsmateriaal had Boekhandel Bas zijn etalage analoog aan die zin ingericht) De voorwerpkundige moest dit feit op werkwoord en tijd gaan indelen. Welk werkwoord was hier geldig? ‘Wachten’? Dan kreeg je meteen twee afgeleide vraagstukken. Wachtte de jas op zijn rechtmatige eigenaar, dus net zo lang tot zij hem weer in haar valies zou stoppen? Als dat wachten ook meetelde, werd er teveel over de voorbereidingen verklapt. En het ging toch om de voorstelling, zoals het geschreven stond. Of moest ik soms de middelmatige rol spelen van een man of vrouw die een jas vergeet en hem later weer ophaalt? Ofschoon ik hem niet had gepast, leek hij mij iets te krap. Bovendien werd de zin dan wel erg tendentieus'.
Op zaterdagmiddag 6 mei zaten op de bank twee meisjes, twee mannen en een kat. De verteller van Bewijsmateriaal, de kat van bladzijde 28, de twee meisjes van bladzijde 52 (‘zo'n aristocratisch gezicht’ doet het vermoeden) en de oude professor in een dode taal van bladzijde 131?
V.l.n.r. Reinold Kuipers, Maria Heiden, K. Schippers, Marijke van den Engel / foto: Pieter Vandermeer.
Bijzonder vind het volgende experiment (Bewijsmateriaal, p. 219): ‘Zijn alle dingen stille conférences als ze geen geluid maken of niet in beweging zijn?’ Hij opende zijn koffer, haalde er een peer uit en zette die midden op tafel. ‘Op deze plek maakt de peer geen geluid. Is hij werkelijk stil? Nu verplaats ik hem. Even geeft hij zijn stilte voor het oog op, al is deze verplaatsing nog zo miniem. Daar staat hij weer, opnieuw stil, zo lijkt het. Maar mogen we dat stil noemen? We zien hem, zelfs uit drie verschillende hoeken’. Uit vier, zag ik: de man met de hoge hoed keek ook mee. ‘Oogverdovend is de peer aanwezig, zo U mij toestaat. Een voorwerp in rust is zijn snelheid de baas’.
| |
| |
| |
‘Kleur’
Afgezien van het verplaatsen van materiaal is een ander terugkerend element de kleur. ‘Wit is een oude meester’ schreef Schippers in Een vis zwemt uit zijn taalgebied en in deze bundel is al de combinatie kleur en tijd te signaleren. Kleur op reis (p. 42) eindigt met:
Komt er toch iets vooruit,
al wordt er niets verplaatst?
zonder zichtbare beweging
Een schilderij dat droogt
‘De waarheid verschilt van kleur’ beweerde Schippers in De waarheid als De koe (p. 12), uiteindelijk komt Schippers in Bewijsmateriaal tot de slotsom dat wit het hoogst bereikbare is, maar kleuren kunnen wel degelijk betekenis hebben. Ik noemde al Emballage uit Een vis zwemt uit zijn taalgebied (p. 83):
Letter als kleur bijvoorbeeld
Zo wordt betekenis esthetiek
Zo is taal ruimte en kleur en tijd
fractie van taal komt ook
Als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is (Een vis zwemt uit zijn taalgebied, p. 30) lijkt Schippers belangrijkste ontdekking. Kleur heeft betekenis en kleurtinten worden door Schippers gebruikt als meetlat voor niet-, half en andere gebeurtenissen. (Zie: Tirade 200, p. 705-710). In Emballage is het verband aangebracht tussen kleur en tijd als belangrijkste elementen voor het vaststellen van de betekenis.
| |
Tijd
Als je een klok en profil bekijkt, ‘it no longer tells the time’. De tijd is in Bewijsmateriaal een van de belangrijkste bestanddelen. Lees je het werk van Schippers in chronologische volgorde dan blijkt dat hij zich in de loop der jaren steeds intensiever met dat onderwerp is bezig gaan houden. In De waarheid als De koe is De voorbijgaande tijd (p. 26) niets meer dan een Barbarber-achtige, speelse gedachte:
Het is zondag drie minuten over twee
En ik drink een kopje thee
Een manier die ik heb genomen
Om dit minuutje door te komen.
Ook in Een klok en profil is de tijd een bijkomende factor, die overigens zeer ingrijpende gevolgen heeft, zoals blijkt uit No, no Nanette (p. 10):
Tea for two heeft voor de oorlog
iets voor mijn vader gedaan.
In de volgende zat mijn moeder.
In Verplaatste tafels wordt er heel wat intensiever over de tijd nagedacht. De cyclus Een zaterdag in Cork natuurlijk - in totaal 22 foto's van een horloge die de tijd aangeven van 15.11 tot 15.35 uur - en niet te vergeten de teksten Radio (p. 101) en Film (p. 105). Pas in Bewijsmateriaal staat Schippers met de chronometer in de hand en wordt de lang verwachte tabel gegeven tot één cijfer achter de komma nauwkeurig. Doordenkende over de tijd kwam Schippers op. een idee dat illustreert met hoeveel inventiviteit hij Bewijsmateriaal heeft bedacht: ‘We rijden hier in een landschap’ waren de laatste woorden van de professor. Met zijn linkerduim wees hij naar buiten. ‘Als ik dit zeg, is het ons bekend. Maar als ik het schrijf, heb ik dan ook genoeg gezegd? Net als een brief dient ook een losse mededeling van
| |
| |
plaats en tijdstip te worden voorzien. (...) Stel dat anderen ook eens in een landschap reden, zoals wij nu, en dat zij dat feit aan het papier toevertrouwden’. Compleet met jaar, maand, dag, uur, minuten en seconden, noteerde hij zo'n korte reiszin op papier. De plaats liet hij vreemd genoeg weg. Dit geschreven feit was bovendien meteen weer verouderd. De taalgeleerde hield wel rekening met de snelheid van de koets door een halve minuut voor te bieden. Hij was klaar met zijn aantekeningen voordat het tijdstip dáár was. Even had ik het gevoel dat we door de geschreven mededeling heenreden.’ (p. 232 e.v.)
Bewijsmateriaal vind ik een heel geslaagde roman. De onderzoekingen van Schippers bestrijken een groot terrein en afhankelijk van het onderwerp is mijn waardering. De passages over de voorwerpkundige vind ik niet de sterkste van de roman, niet omdat deze minder goed geschreven zouden zijn, maar omdat ik haar bevindingen vervelend vind in vergelijking met de schitterende ideeën van de hoofdpersoon. In Bewijsmateriaal schijnen verwijzingen te zitten naar dichters (Ten Berge etc.), maar ik heb ze niet herkend. Zo is Bewijsmateriaal een roman geworden waar zelfs human-interest puzzelaars plezier aan kunnen beleven.
K. Schippers: Bewijsmateriaal Querido, 263 blz., fl. 32,50
|
|