Bzzlletin. Jaargang 7
(1978-1979)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 62]
| |
met de parende nacht in de vingersBij wie ons lief is kunnen we schaterlachen en huilen en tieren en lallen. Dan valt de gewichtigheid weg en we kunnen ontdekken wat de wereld te bieden heeft. Want het zijn de gewichtigdoenerij, het fluisterend en devote spreken die iemand de lust tot het intellectuele spel ontnemen. Daarom moet er zo veel worden uitgepakt, uit de doeken gedaan en ontschorst worden en veel ballast overboord gegooid om te ervaren dat klassieke muziek niet saai, dat ballet geen kamergymnastiek hoeft te zijn, dat het niet nodig is een schilderij of een plastiek te begrijpen, dat litteratuur, poëzie en zelfs filosofie een spel zijn met spelregels, zij het niet zo star en streng als bij voetbal, dat vele miljoenen toch meespelen en niet lezen. ‘De lezer is niet dom’, zegt Schierbeek, ‘Hij verdomt het.’ Dat is nog eens een nummer! Het zou vandaag niet alleen boeren en buitenlui maar eveneens en juist de stedeling en intellectuelen moeten aanspreken, in verwarring en in verrukking brengen, hapklare brokken voor Kousbroeken, Reves, Fenzen, Fontijnen, Hermansen, Komrijs en Pollen. Elk woord, Schierbeek zei het al, gaat zwanger van het misverstand en zeker hier het woord ‘ladies’; het suggereert in de eerste plaats: generaalsweduwen, douarières, honderd freules, joffers, matrones, in elk geval dames van stand en welstand, gewicht en omvang; maat 48 zou een naaister denken. De eerste verrassing. Er is hier geen sprake van dames, doch van meisjes, een totaal ander beeld. Taille, beenlengte, heup- en borstomvang én de gelaatsuitdrukking zetten bij ons mannen (en niet bij ons alleen) het sein op rood of op groen voor gevoelens die meer met bloed dan met gras hebben te maken. De tweede verrassing komt pas later, na het analyseren van de verrukking zoveel verschillende vrouwen op het toneel gezien en beleefd te hebben waardoor er voor tellen geen aandacht over bleef. Duizend zou ook kunnen. Het verstand corrigeert. In kleine, gehuurde gelegenheden, in feestzaaltjes schiet de Bühne tekort. Tweehonderd zou misschien kunnen. De werkelijkheid, getoetst aan het aantal paspoorten, de in een hotel te reserveren bedden, de zitplaatsen in het VW-busje, waarvoor Schierbeek moet zorgen, laat zeven inplaats van ‘hundred’ vrouwen zien. Zeven persoonlijkheden weliswaar, stuk voor stuk wezentjes die je, één keer gezien, nooit meer kunt vergeten. Zeven karakters, zeven eigen meningen, de opmerking ‘dat de jeugd tegenwoordig zo sterotiep denkt en reageert’ logenstraffend. Door het gebruik van spiegels met vindingrijkheid en verstand ontstaat de indruk alsof de gehele schepping in al haar bekoring present is. Zeven, een aantal gekozen naar de Zeven Hoofdzonden, waaronder ook de liefdadigheid behoort. Een veelvoud van het Droste-effekt of zoals Buddingh' eens schreef: ‘Schierbeek opent deuren die uitkomen op ruimten met deuren die uitkomen op...’ Volgens Stanislavski kun je een deur op vele honderden manieren openen, bijvoorbeeld uit nieuwsgierigheid naar wat er achter zit, omdat het benauwd is in de kamer, omdat je geliefde aan de andere kant staat of een vijand die je naar het leven staat. De derde verrassing is de rol van Mr. Schierbeek himself tussen en naast al het vrouwelijk schoon. Hij bestaat het als een virtuoos niet alleen de fluit, de fagot, de hobo en het klavier te bespelen, maar ook de viool. De Zigeunerweisen van de Sarasate, Liebesleid van Kreisler met een volmaaktheid die Krebbers zal verbazen en de Kanariepolka speelt hij zonder bij de allerhoogste en flageolettonen te fluiten, zoals veel violisten altijd nog doen om het auditorium te verbazen en te belazeren want fluiten | |
[pagina 63]
| |
is makkelijker dan strijken. En verder, gelijk een ‘Universalkünstler’ betaamt, geeft het goochelen en jongleren hem geen problemen; geen toer aan de trapeze is hem te moeilijk, geen dans te ingewikkeld, geen kunstje op het rijwiel hem te zwaar. In hetzelfde nummer (dat veel meer in zich heeft dan de naam ‘...and his 100 beautiful ladies’ doet verwachten) laat hij ons afdalen in grotten, waar het dier een mens heeft getekend, vol woorden, lang geleden uitgesproken en waar de witte vogel woont die soms op onze schouder komt zitten en de geheimtekens ineens ontcijfert en de tast aan onze vingers teruggeeft en waar waarschijnlijk Le sacre du printemps is ontstaan. ‘Grottenzauber’ noemde John Vandenbergh het eens, op een van de schaarse ogenblikken waarop zijn Engels hem in de steek liet en opnieuw verliefd werd. Tevens verbaast men zich. Hoe kan zulk een forse man Les petits riens van Mozart dansen of een pas de huit. Hoe kan een hoofd, rijk aan rimpels als een appel die grootmoeder tot mei bewaarde, hoe kan zo'n hoofd zo vol zitten van jonge spruiten, paradoxen, helderheid en humor, duizenden boeken die anderen nog altijd moeten lezen? Hoe is er plaats voor Meister Eckehart, Bergson, Sartre, Kierkegaard en Zen? Alles goed en wel, zult u kunnen zeggen, dat is theater, variété, zelfs show en dat is wel het allerlaatste wat we van een schrijver of dichter kunnen verwachten. Trouwens veel collega's meenden Schierbeek te moeten waarschuwen. ‘Je mag wel oppassen, kerel’ met opgestoken vinger, ‘Jouw proza, dat is eigenlijk poëzie. En dat kan natuurlijk niet!’ Anderen weer, beweren in dit verband, dat het niet te pas komt zo nu en dan een sigaar op te steken. Een en ander toont al aan hoe moeilijk de critici, Buddingh' en enkele anderen uitgezonderd, het met Schierbeek hebben. Er is geen kruid tegen gewassen. De allerindividueelste expressie van de allercollectiefste emotie? zij zeggen de kinderen zij zijn gek
zij zegt later het kind met zijn hand op de
stenen en het grachtwater
zij weten niet wat zij doen
zij willen niet weten wat zij doen
zij willen doen en niet weten
want in het weten woont de kanibaal
met het mes die de schedels lichtGa naar voetnoot1)
Dat staat in De derde persoon, een boek waarom of waardoor de dichter Fred Portegies Zwart op zaterdagavond 20 oktober 1956 een meisje heeft geslagen. Een voorbeeld dat geen navolging verdient en dat ook nooit gebeuren zal om het werk van Poll, die dan ook alle moeite doet Schierbeek te ontkennen, zoals de man die dinsdag geen dag vond en daarom maar de hele dag in bed bleef, terwijl de dinsdag gewoon doorging.
J.W. Holsbergen foto: Peter Camping.
Er is vaak gepoogd een sleutel tot dit werk aan te reiken. Zoals je om het werk van een componist te willen waarderen of afwijzen, je toch in de eerste plaats naar zijn composities zal moeten luisteren, zoals je het werk van een schilder of beeldhouwer eerst zult moeten bekijken, zo zul je Schierbeek toch eerst moeten lezen en niet alleen de bladzijden omslaan en op de achterste pagina kijken hoe het afloopt en of ze mekaar krijgen. En wie dit land betreedt zal een portie vooroordelen, hoe zalig het ook is die te koesteren, van zich af moeten zetten. Nog één advies en dan is het welletjes: lees zo nu en dan iets hardop. Als het oeuvre je niet ligt is kritiek niets anders dan het rationeel maken van je afkeer, echte kritiek is pas mogelijk van een waardering uit. Alleen de bewonderaar is in wezen bevoegd of in staat een zo objectief mogelijke beoordeling te geven en te demonstreren waar de hoogtepunten en de dieptepunten liggen. Door het afwijzen van een ‘genre’, grendelt men tevens een deur af. Zoals mensen die na het uitkomen van een serie grammofoonplaten met de strijkkwartetten van Dvorak (die bijna niemand kende) zeggen: ‘Wij houden niet van Dvorak’, terwijl juist de discipline van het kwartet een componist op heel andere wegen, tot heel nieuwe inspiratie kan brengen: vergelijk Beethovens Ecossaise of Für Elise voor piano maar eens met zijn strijkkwartetten!
Kunt u zich ergerlijker mensen voorstellen dan zij die zeggen: ‘Wij (die pluralis!) houden niet van... vul maar in... Peter Schat, Reinbert de Leeuw, Rudolf Escher enzovoort’. Na dertig jaar is Schierbeek nog steeds een omstreden schrijver/dichter, tracht de Mafiosa in de letterkundige verslaggeving hem te negeren en vindt hij bewondering bij de jongste generatie. De honden blaffen, de karavaan trekt voorbij. Wie goed werk heeft hoeft zich niet te schamen. |