Het leven is net echt..
Martin Mooij
Een verhaal van Gerrit Kouwenaar, zoals ik mij dat herinner. In het begin van de jaren vijftig had hij eens een reisbeurs gekregen van wat toen het Ministerie van O.K.&W. was, van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. De beurs was niet groot dus moest er een goedkoop reisland gevonden worden: Spanje. Voorwaarde was nog dat de minister regelmatig op de hoogte zou worden gehouden van de bereikte resultaten. Hij wilde waar voor zijn geld. Kouwenaar maakte zijn reis, samen met Bert Schierbeek, in een oude auto. Uit iedere plaats die zij in Spanje aandeden stuurden zij de minister een kaart. De reis was heel gezellig. De minister kreeg een hele stapel ansichtkaarten.
Aan dit verhaal moest ik denken toen ik van de winter een paar dagen met Bert Schierbeek in Barcelona was. Een stukje voorbereiding van het Catalaanse vertaalproject in Poetry International. We hoefden niemand een kaart te sturen. We moesten wel met resultaten thuiskomen. Het werden mooie dagen.
Het was een nieuwe ervaring over de Ramblas te lopen. Over een Ramblas waar nu van alles te koop was. Het rook er een beetje naar vrijheid. Ik was voor de eerste keer in Spanje. Barcelona kende ik alleen maar uit de literatuur. Het kan zijn dat de eerste indrukken de mooiste zijn. Maar het was Bert die deze indrukken voor een deel bepaalde.
Lopen, lopen, lopen - de hele dag lang. Naar het Miro-museum. Naar het Picasso-museum. Naar de haven, het station. Bert wees mij de hotelletjes waar hij eerder had gelogeerd. Hij krijgt gemakkelijk contact met mensen. In Barcelona merkte ik dat weer eens in de kleine drankzaakjes. Hij was er zo aan de praat. Met wegwerkers over cultuur. Geen gelul, heel gewoon, zonder moeite. Zoals steeds, ook waneer hij vroeg wat ik wilde drinken. ‘Maar cola krijg je niet van me, ik heb de mensen gezien die in de cola werken.’ Verduidelijken, uitleggen, je op dingen opmerkzaam maken. De bouwprincipes van Gaudi en het verhaal over de dood van de architect onder een tram. Kwestie van een nieuwe trambestuurder die niet wist dat Gaudi altijd op straat liep te lezen.
Op het kantoor van de Catalaanse kunststichting spraken we over onze plannen voor een Catalaans vertaalproject. Om te horen dat er drie Catalaanse talen bestaan.
Dan de kwestie van de dichters en hun werk: Salvador Espriu, Père Quart. Aan de andere kant van de tafel wordt gezegd dat dat niet mogelijk is. Ze zijn allebei te ziek- en moe en oud. Dat hadden we al gedacht.
Nieuwe vragen en suggesties. Aan het einde van de reis blijkt dat het toch wel weer zal lukken met het vertaalproject. Net als vorig jaar zal Bert het leiden, dat staat vast.
Bert is, dacht ik, in 1973 aan Poetry begonnen mee te werken. Toen ook meteen helemaal. Als hij naar Amsterdam wilde bellen draaide hij eerst nul tien. Poetry noemde hij de mooiste betaalde vakantie van zijn leven. Een tevreden mens, dacht ik toen. Maar ook een kritisch mens. Toen we op dat festival naar de resultaten van het Keltische vertaalproject stonden te luisteren signaleerde hij daarin tendenzen die aan ‘Blut en Boden’ deden herinneren, wat aan meer vormen van nationalisme niet vreemd is. Die gedachte zal best bij meer mensen zijn opgekomen, maar het is Bert die zaken als deze uitspreekt en er ook een snelle analyse van kan geven.
Het was ook Bert die toen wij het op een keer nodig vonden om alle dichters op de waag in Oudewater te laten wegen, schreeuwend van de bascule sprong: ‘Vijfentachtig kilo - gauw een pils!’ In het café kwam hij bij van de schrik.
En dan waren er de moeilijke gesprekken waar hij werd bijgehaald. Een keer wilde de Russische dissidente dichter Alexander Galitsj, vanuit Poetry een propaganda-uitzending maken voor de zender Freies Europa. Het moest een politiek verhaal worden. Bert en ik hebben uren met Galitsj zitten praten om hem ervan te overtuigen dat op Poetry aan alle dichters gelegenheid werd geboden te zeggen wat zij te zeggen hadden, maar dat wij niet konden meewerken aan een stuk politieke propaganda. Galitsj was heel verdrietig. Hij is de volgende dag vertrokken. Het speet ons echt dat wij hem niet konden helpen, maar wij hebben altijd willen vermijden van het festival een politiek instituut te maken. Alleen maar om alle deelnemers er volledig vrij te laten zijn. Daarom mocht in datzelfde jaar een Indonesische dichter niet meedoen, omdat hij in de plaats van een ander was gestuurd. Een jaar later hebben wij hem wel uitgenodigd. Toen was hij onze gast. Zo ingewikkeld zit dat soms en daar word je dan ook wel eens op aangekeken, maar dat heb je ervan als je alleen maar een onafhankelijk festival wilt hebben. Bert heeft daar altijd aan meegewerkt. Verleden jaar, begin december, hebben Adriaan van der Staay en ik Galitsj nog een keer ontmoet, in