Bzzlletin. Jaargang 6
(1977-1978)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 19]
| |
WeerzienGa naar eind*
| |
[pagina 20]
| |
ligt nu stil, zijn linkerwang op de houten vloer, bij zijn kin een plasje bloed dat langzaam groeit. Kom, zegt Draak, we gaan. Naast hem in de lift staat een jonge vrouw die op de zesde etage moet zijn. Op de negende verdieping stapt Brenkman uit, loopt de galerij een eindje op naar links en belt aan bij nummer 31: E. Draak. De man die open doet is kleiner dan Brenkman gedacht heeft. Draak, zegt hij en geeft Brenkman een hand. Zal ik uw jas even ophangen? Brenkman gaat in een lage stoel zitten. Naast hem een tafeltje met een asbak. Tegenover hem zit Draak. U bent veel ouder geworden, zegt hij. Veel ouder. Op straat zou ik u niet herkend hebben. Ja, ja, zegt Brenkman. Natuurlijk. Wat wilt u. Dertig jaar. Het is dertig jaar geleden dat wij elkaar voor het laatst gezien hebben. Hij accepteert een sigaret hoewel hij jaren niet heeft gerookt. Een kleine dikke vrouw komt binnen en geeft hem lachend een hand. Dat is meneer Brenkman, zegt Draak. We hebben samen in Duitsland gezeten, weet je wel. We stonden naast elkaar in de fabriek. Die rotfabriek waar ze onderstellen van luchtdoelgeschut maakten. Dat is leuk, zegt de vrouw. Dat is erg leuk dat u nog eens langs komt. Het is al meer dan dertig jaar geleden niet? Nee, zegt Brenkman. Het is precies dertig jaar geleden. Ik weet het nog heel goed. Het gebeurde op de verjaardag van mijn zuster. Vijftien april. Brenkman kijkt Draak aan. Ja, zegt Draak. Vijftien april, de bevrijding. We werden daar bevrijd door de Amerikanen. Wie had dat gedacht. Daar midden in Moffrika waren we nog eerder bevrijd dan Holland. Veel eerder, zegt Brenkman. Veel eerder. Holland was pas bevrijd op vijf mei. Door de Canadezen. Dat hebben wij niet meegemaakt. Nee, zegt Draak. Dat hebben wij niet meegemaakt. We hebben andere dingen meegemaakt. De moffen. De fabriek. De Amerikanen. Hij inhaleert diep en kijkt naar zijn pantoffels. Hij heeft pantoffels aan en zit in een luie stoel. Brenkman zwijgt. Hij rookt nu een tweede sigaret. De vrouw van Draak geeft hem een kop koffie. Dank u wel, zegt hij. Hij zet het kopje op het lage tafeltje naast zijn stoel. U woont hier hoog, zegt Brenkman. Het is erg hoog. De negende verdieping. Het kan hier zeker erg waaien 's winters of in het najaar. Ja, zegt Draak. Het waait hier soms heel erg. Dan giert de wind om de flat. Dan ben je blij dat je binnen zit. We hebben gelukkig centrale verwarming. Dat is misschien niet zo gezellig als een kachel. Maar wel gemakkelijker. In Duitsland hadden we kachels. Dat weet ik nog wel. Die moesten we stoken met briketten. Ja, zegt Brenkman. Briketten. Dat weet ik ook nog wel. Dat gaf zoveel as. Hele emmers vol. Dat stoof zo. Dat gaf veel stof in de barak. Maar het was wel lekker warm in de barak. We hebben heel wat afgekaart. Jonge, jonge. Wat hebben we veel afgekaart. Ja, zegt Draak. We hebben heel wat afgekaart. Ze zwijgen beiden. Ik zou er nog wel eens heen willen, zegt Brenkman. Naar Leipzig en zo. Naar Wurzen. Maar het is Oost-Duitsland. Je komt er niet zo gemakkelijk. Ja, zegt Draak. Het is Oost-Duitsland. Daar kom je niet in. Wie gaat er nou met vakantie naar Oost-Duitsland? Uw koffie wordt koud, zegt de vrouw. Oh, sorry, mompelt Brenkman. Zonde van de koffie. Ik dacht ergens anders aan. Sorry. We hebben samen veel meegemaakt. Uw man en ik. Ja, dat zal wel, zegt de vrouw van Draak. U kent mijn man natuurlijk erg goed, denk ik. U hebt toch samen met hem in die barak gewoond? Twee jaar lang bijna, niet? Bijna twee jaar, zegt Draak. We waren toen net een jaar getrouwd, zegt de vrouw. Onze dochter was net geboren. Toen moest hij weg. Later, na de bevrijding, is onze zoon geboren. Onze kinderen zijn nu getrouwd. Zij wijst op twee foto's, ingelijst in zilverkleurige lijstjes, aan de muur. We zijn zelfs al driemaal grootvader en grootmoeder. Wilt u nog koffie? Brenkman krijgt een tweede kop koffie. Na dit kopje stap ik maar weer eens op, zegt hij. Ik moet nog verder. Hebt u ook kinderen, vraagt de vrouw. Ze zit nu ook in een luie stoel. Ze drinkt ook koffie en kijkt over haar kopje heen naar het bezoek. Nee, zegt Brenkman. We hebben geen kinderen. Mijn vrouw en ik. We hebben geen kinderen. De vrouw kijkt hem wat verschrikt aan. Zij weet niet wat zij nu moet zeggen. Meneer Brenkman woont samen met zijn vrouw, zegt Draak. Net als wij. Je moet er van zien te maken wat er van te maken is. Brenkman zet zijn lege kopje op het tafeltje en staat op. Het was gezellig, zegt hij. Een oude vriend bezoeken. Draak helpt hem in de gang in zijn jas. Brenkman geeft mevrouw Draak een hand. Bedankt voor de koffie, zegt hij en steekt zijn hand even op. In het halletje geeft Draak hem nog een hand. Brenkman heeft het gevoel dat hij de deur uitgeduwd wordt. Tot ziens, zegt hij. Tot ziens. Het waait flink. Op de galerij kan hij dat goed merken. Maar het is ook april. Vijftien april. De verjaardag van zijn zuster. |
|