| |
| |
| |
[Nummer 56]
Verzet & verzet & verzet... in Duitsland H. Wielek
Het verzet van de boeren werd door de collaboratie van Luther met de vorsten bloedig neergeslagen... in de 16e eeuw.
Het verzet van de burgerij werd door misleidende beloftes van de koning (Friedrich Wilhelm IV) in de kiem gesmoord... in 1848.
Het verzet van arbeiders en soldaten werd door legertop en sociaal-demokratische leiding in de kiem gesmoord... in november 1918.
Untertanen bleven Untertanen. Lakeien bleven lakeien. Uniform moest worden gedacht en gedaan. En het uniform maakte een man pas tot man.
Actueel bleef wat non-conformisten met Zivil-courage, wat geniale dichters en denkers hadden gezegd, geschreven, geconeludeerd, voorspeld: Friedrich Hölderlin (1770-1843) - Hyperion/Bellarmin:
‘Es ist ein hartes Wort und dennoch sag 'ich's, weil es Wahrheit ist: ich kann kein Volk mir denken, das zerrissner wäre wie die Deutschen. Handwerker siehst du, aber keine Menschen, Denker, aber keine Menschen, Priester, aber keine Menschen. Herren und Knechte, Jungen und gesetzte Leute, aber keine Menschen...
Und wehe dem Fremdling, der aus Liebe wandert, und zu solchem Volke kommt, und dreifach wehe dem, der, so wie ich, von grossem Schmerz getrieben, ein Bettler meiner Art, zu solchem Volke kommt!’
Georg Büchner (1813-1837) - Hessischer Landbote: ‘Das Gesetz ist das Eigentum einer unbedeutenden Klasse von Vornehmen und Gelehrten, die sich durch ihr eigenes Machwerk die Herrschaft zuspricht. Diese Gerechtigkeit ist nur ein Mittel, euch in Ordnung zu halten, damit man euch bequemer schinde; sie spricht nach Gesetzen, die ihr nicht versteht, nach Grundsätzen, von denen ihr nichts wisst, Urteile, von denen ihr nichts begreift.’
Max Haushofer (1840-19 7):
Eerste regels uit DER PHILISTER:
‘In einer Richtung muss ich euch verwarnen: Lasst vom Philistertum euch nicht umgarnen! Denn das Philistertum, das schleicht sich sacht urn jegliches Gemüt: man hat nicht acht darauf; man ist ihm oft genug entronnen; auf einmal aber ist man eingesponnen von ihm? man weiss nicht, wie und wo; man glaubt es nicht, und dennoch ist es so!’ Heinrich Heine (1797-1856): ‘Der Knecht singt gern ein Freiheitslied des Abends in der Schenke: das fördert die Verdauungskraft und würzet die Getränke.’:
zo dreef Heinrich Heine de spot met de politieke dichter, met de Philister, de Spiessbürger, ook met zichzelf.
Hij wilde de Deutsche Michel wekken uit zijn slaap. Zijn Zeitdichtungen, voortgekomen uit de aktualiteit, leven voort tot in onze tijd. ‘Deutschland - ein Wintermärchen’ is de strijdkreet tegen klein-burgerlijke mufheid en onvrijheid in het Duitsland van zijn tijd. Hij haatte het Duitsland van de tirannie... omdat hij Duitsland lief had.
Uit zijn ballingschap in Parijs keerde hij niet terug naar Duitsland. Hij zocht de waarheid en was een gevaar geworden voorde heersende onwaarheid.
Nieuwe hoop gaf hem het verzet, de Duitse ‘revolutie’ van 1848. De werkelijkheid ontnam hem spoedig elke illusie. Hij schreef aan zijn moeder: ‘Ik ben zo moedeloos als nooit tevoren. De ellende der mensen is te groot. Men moet gelóven.’
Schrijvers en boeken die de Philister wakker den schudden, werden vervolgd. Hij waarschuwde mansor’): ‘Das war ein Vorspiel nur; wo man Bücher verbrennt, verbrennt man auch am Ende Menschen.’
Hoffmann von Fallersleben (1798-1874):
Hoffmann von Fallersleben, auteur van het Deutschlandlied dat voor de eenheid van Duitsland pleitte, viel in zijn politieke ‘Unpolitische Lieder’ de reaktionaire houding van de machthebbers en de politieke onverschilligheid van het volk, de censuur onder Metternich en het militarisme aan. Hij kreeg een Berufsverbot: hij mocht niet langer als professor in Breslau doceren. Zijn lange zwerftocht door het land begon, wantrouwend gevolgd door de politie. Teksten uit twee gedichten van Hoffmann von Fallersleben:
‘Unter preussisch versteht man: bureaukratisch verwaltet, militärisch geschult und polizeilich bewacht.’
EN
‘Ruh um jeglichen Preis! So will's der besitzende Bürger! Wär'ihm die Freiheit wert, setzt er auch diese daran.’
Ex-officier Friedrich von Sallet (1812-1843) wist het wel:
‘Sitz immer auf der linken Seit!
Dort schlägt das Herz, auch das der Zeit.’
Zijn oproerige verzen heeft hij duur maeten betalen: de krijgsraad legde hem ettelijke gevangenisjaren op.
Georg Herwegh (1817-1875) -
smeekt in 1845 zijn volk: ‘O wag es doch nur einen Tag, nur einen frei zu sein’.
Zijn nog konkreter advies luidde: ‘Alle Räder stehen still, wenn dein starker Arm es will.’ Herwegh had het geloof... de illusie?: ‘Ein Schwert in deiner Hand ist das Gedicht.’
| |
| |
De sociale, de maatschappelijk geëngageerde literatuur, niet in de laatste plaats de poëzie, is een spiegel van een roerige, veel belovende en teleurstellende tijd - van bloedige conflicten tussen feodalisme en burgerij, tussen conservatieve en liberale burgers, van revoltes en revoluties in Frankrijk, Engeland, Duitsland - van opstandige arbeiders die de bourgeoisie hielpen in de strijd tegen de adel en die na gedane arbeid in de kou bleven staan. De industrie kwam op, het kapitalisme, de machine. Fabrikanten werden stinkend rijk dankzij hun slaven. Het was de negentiende eeuw van Marx en Engels. Van Goethe, Schiller, Heine, Hölderlin, Büchner, Freiligrath, Herwegh. Veel van wat deze eeuw heeft bewogen, vond zijn neerslag in hun teksten. Zij vertegenwoordigden het verzet.
Door de dichter Ferdinand Freiligrath (1810-1876) werd de overwinning van de proletarische revolutie geprofeteerd. Voor het eerst werd in een vers het woord ‘Proletariër’ gebruikt. ‘Proles’ was in het oude Rome de slaaf die ‘dank zij’ zijn volstrekte armoede niet eens voor de belastingambtenaren bestond.
Wat voor de heersenden wel van belang was: het kweken van zoveel mogelijk nakomelingen die het werk konden opknappen. ‘Proles’ was dan ook hij (en zij moest er ook aan te pas komen) die nuttig was door de productie van kinderen. En kinderen produceerden samen met hun ouders, als thuiswerkers, als wevers vooral. Van dit werk, van schaamteloze uitbuiting, van de noodzaak zich te weer te stellen, spreken vele verzen. Het meest authentieke is het 25 coupletten bevattende gedicht, gemaakt door onbekend gebleven wevers uit het jaar 1844. Toen stonden de wevers in Silezië op. Velen vonden de dood. Hun patroons bleven de overwinnaars. Gebleven is het gedicht ‘Das Blutgericht’ dat van haat tegen meedogenloze, schijnheilige ‘Kannibalen’ getuigt: ‘Ihr Schurken all, ihr Satansbrut!
Ihr Jiöllischen Kujone!
Ihr frisst der Armen Hab und Gut
und Fluch wird euch zum Lohne.’
Gerhart Hauptmann die zich in de loop van vele jaren als opper-opportunist zou ontpoppen, had succes met zijn toneelstuk ‘Die Weber’ (1891), waarin verzen uit ‘Das Blutgericht’ het hoogtepunt vormden.
Onsterfelijk bleef naast ‘Das Blutgericht’ het gedicht van Heinrich Heine, dat met deze woorden eindigt:
‘Altdeutschland, wir weben dein Leichentuch, wir weben hinein den dreifachen Fluch.
Wir weben, wir weben!’
De sociale exploitatie heeft een politieke achtergrond gekregen. Het weven werd het zinnebeeld van de knecht die dreigt: ‘Ein Fluch dem König, dem König der Reichen,
den unser Elend nicht konnte erweichen.’
Gerhart Hauptmann lag goed in de markt met zijn sociaal getinte verhalen. Heel wat jaren later ontdekte hij zijn liefde voor de sociaal demokratie, daarna voor Hitler, daarna voor de nieuwe republiek.
In 1914 stond hij achter Wilhelm de Tweede.
De pen van de Olympiër Hauptmann kreeg het druk met het schrijven van patriottisch proza. Hij dichtte ‘hoera’!
Het volk schreeuwde hoera. De sociaal-democraten wilden niet achter blijven. Zij allen stemden in het parlement voor het verlenen van oorlogs-kredieten. Eén man deed niet mee: Karl Liebknecht. Hij verzette zich tegen de ‘socialistische’ Genossen. Hij verzette zich tegen de oorlogsfurie. Hij bleef socialist. De eerste oorlogsvrijwilliger die sneuvelde, was een kamerlid van de SPD, de joodse jurist Ludwig Frank.
| |
De republiek van Weimar
Op 13 januari 1919 stond in het sociaal-democratisch dagblad VORWAERTS dit verheven vers: ‘Viel hundert Tote in einer Reih - Proletarier -
Karl, Rosa, Radek und Kumpanei:
es ist keiner dabei,
es ist keiner dabei,
Proletarier!’
Twee dagen later waren zij ‘dabei’, werden zij vermoord, Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg, vermoord door leden van rechts-radikale Freikorpsen die door de sociaal-demokratische minister van Defensie, Gustav Noske - zijn leuze: ‘Einer muss der Bluthund sein’ - waren bewapend. Noske werd op zijn wenken bediend. Hij feliciteerde de aanvoerder van het moordkommando, Hauptmann Pabst. ‘Er hat mir lange die Hand gedrückt’, verkondigde Pabst met de nodige trots. -
Op 1 juni 1976 schreef Duitsland-correspondent A.F. Luyendijk in zijn NRC/Handelsblad:
‘Rosa Luxemburg voerde haar strijd als overtuigd links socialiste met open visier in een periode, dat de demokratie in het Duitse Rijk nog een fata morgana was, en zij had de steun van een massaal proletariaat. Toen zij in 1919 samen met haar medestrijder Karl Liebknecht op gruwelijke wijze werd vermoord -49 jaar oud-, kon men met recht zeggen dat een grote Duitse vrouw was gestorven, een martelares, niet alleen van de nog altijd sterke reaktionaire krachten van “troon en altaar”, maar ook van de sociaal-demokratische revisionisten, zoals de beruchte Gustav Noske, die openlijk zijn tevredenheid uitsprak over de liquidatie.’
Dit was het onzalige begin van de Republiek van Weimar. Karl Liebknecht heeft in zijn laatste gedicht dat hij ‘Zuversicht’ noemde, gezegd:
‘Ob sie uns auch zerbrechen -
sie beugen uns doch nicht,
Und eh der Tag vergangen,
stehn wir frisch aufgericht.’
Voor de dag was verstreken, bleek dat een echte demokratie een echte fata morgana was. De justitie zag in ‘links’ de uit te roeien vijand - en in rechts de bondgenoot. Concreter: in zijn tot in alle details gedócumenteerd boek over de Duitse justitie noteerde professor Gumbel deze bijzonderheden: van 1918
| |
| |
tot 1922 werden door rechtsradikalen 354 moorden gepleegd. Rosa Luxemburg, Karl Liebknecht, Walter Rathenau, Matthias Erzberger... communisten, liberalen, linkskatholieken behoorden tot de vermoorden. Van 326 moorden werden de daders niet gevonden. Slechts achtentwintig moordenaars verdwenen in de gevangenis; ze bleven er niet lang, gemiddeld vier maanden per man.
In deze jaren pleegden linksradikalen 22 moorden. Hier was de politie fortuinlijker: 18 daders werden gegrepen. Van hen werden 8 mannen tot 15 jaar tuchthuis veroordeeld.
Tien werden terechtgesteld.
Hitler werd na zijn mislukte staatsgreep in München (1924) gearresteerd. Hij logeerde 8 maanden in de voor hem prettige vesting Landsberg.
Ook de politie zag één vijand die bestreden moest worden: de linksen.
Het onderwijs: scholen en universiteiten kweekten serviele onderdanen en zij verstevigden de Untertanenmentaliteit, het heilig geloof in de autoriteit. De universiteiten waren broeinesten van muffe reactie. Tegen deze scholen en deze opvoeding namen progressieve schrijvers het op, in hun romans, verhalen, toneelstukken, essays en gedichten:
Heinrich Mann, Walter Hasenclever, Leonhard Frank, Ernst Toller, Franz Werfel, Erich Mühsam, Kurt Tucholsky, Walter Mehring en anderen. In 1921 schreef de bekende -de laatste jaren herontdekte- pamflettist Walter Mehring de ‘Ballade der Lehrerin Elly Maldaque’ (‘Welche kommunistischer Irrlehren bezichtigt, ins Gefängnis gesteckt wurde, wo sie verstarb’); de laatste regels:
‘Da war die Lehrerin Elly Maldaque/vom Schulkollegium gedungen,
Man hat sie aus dem Dienst gejagt/weil sie Brüder, zur Freiheit! gesungen.’
De ambtenaren van de monarchie werden de ambtenaren van de republiek.
Het anti-semitisme bloeide in velerlei gedaantes en in velerlei organisaties.
‘De keizer ging, de generaals bleven’, noemde Plivier zijn bekende roman.
Het leger was een staat in de staat, hunkerend naar het roemruchte verleden en voorbereidend een roemruchte toekomst.
Pers en film werden voor een belangrijk deel door de leider van de Deutschnationalen, Geheimrat Hugenberg, beheerst. Zijn kranten maakten Hitler salonfähig, ook voor hen die de Führer niet zonder meer vertrouwden.
De kerkelijke leiders propageerden reactionaire denkbeelden en ondersteunden reactionaire partijen.
De rechtse partijen waren meer of minder antidemokratisch. De SPD lonkte naar rechts. Haar basis: het opportunisme. De eerste Reichspräsident, de sociaal-demokratische Kleinbürger Friedrich Ebert, liet al in 1918 weten: ‘Ik haat de sociale revolutie als de pest.’
In 1929 werden tijdens een Eén-Mei-manifestatie in Berlijn (op bevel van de SPD-politiepresident Zörgiebel) demonstranten doodgeschoten (31 doden).
De communisten waren, tot in het absurde, horig aan Moskou. Industriëlen, bankiers, grondbezitters, maakten Goebbels zijn enorme en verblindende propaganda mogelijk. Temidden van werkloosheid, inflatie, onzekerheid, hadden zij en Hitler elkaar nodig.
Een fundamentele economische vernieuwing vond na de eerste wereldoorlog niet plaats. In 1921 waarschuwde Carl von Ossietzky, ontvanger van de Nobelprijs voor de Vrede, (‘overleden’ in een concentratiekamp): ‘De Republiek had zich moeten bekeren tot een nieuwe aanpak en een nieuwe mentaliteit. Zij heeft dat niet gedaan. En nu is het te laat.’
En in 1923 concludeerde Heinrich Mann, auteur van de nog altijd actuele (in 1912 voltooide) roman ‘Der Untertan’: ‘Het kapitaal is weer overheersend geworden.’
Hitler was beschermeling van de kapitalisten. Hij werd in 1933 hun beschermheer.
1932 was in elk opzicht een fataal jaar voor het nazisme. Toch behaalden Hitlers gangsters in 1933 de totale overwinning. Toen 45 jaar geleden, op 30 januari 1933, Hitler door de aarts-reactionaire, seniele en onbetrouwbare president von Hindenburg (‘ex’-General-Feldmarschall) tot kanselier werd benoemd, ging de republiek van Weimar definitief ten onder. Toen leed het Duitse volk de nederlaag.
De massa der arbeiders was tot verzet, tot staking bereid. Maar de leiders van de machtige vakbeweging zeiden dat die benoeming een legale daad was. Dus werden de arbeiders niet tot algemene staking opgeroepen, niet tot verzet opgeroepen.
De vakbeweging heeft de leden wel opgeroepen om vooral mee te doen aan de door de Hitlerregering georganiseerde Eén-Mei-feestelijkheden.
In 1920 was het na 48 uur met de rechts-radikale opstand onder leiding van officier Kapp afgelopen: na een algemene staking door alle arbeiders.
In 1933 had een dergelijk verzet de heerschappij van het nazisme misschien kunnen voorkomen. De aufhaltsame Aufstieg Adolf Hitlers had misschien tot staan gebracht kunnen worden. De sociaal-demokratische leiders ontdekten te laat dat het te laat was. De SPD was - om met de prominente socialist Wilhelm Hoegner te spreken - ‘een klapperende molen zonder koren.’
In de door Duitsers voor Duitsers gereed gemaakte concentratiekampen ontmoetten sociaaldemokraten en communisten elkaar... later gevolgd door anderen, door velen die de nazie niet welgevallig waren.
Links verzet heeft het in de jaren van Weimar één keer gehaald: in 1920, het jaar van de Kapp-Putsch.
Links verzet in Berlijn, in Beieren, in Thüringen werd onderdrukt. ‘De Duitsers hielden van orde en schikten zich onder elk juk’, verzuchtte Wilhelm Hoegner.
‘Führer, denk für uns!’, schreeuwden jonge Duitsers die het beu waren te denken. ‘Führer, befiehl, wir folgen!’, schreeuwden miljoenen, die zich te onzeker voelden om op eigen benen te staan. En de Führer beval. En de Führer dacht
| |
| |
dacht voor en in plaats van zijn onderdanen.
Een nieuwe hoogtijdag beleefde het Derde Rijk op 10 mei 1933: in universiteitssteden werden door professoren en hun studenten triomfantelijk boeken verbrand. Zij begeleidden het spektakel met hooggeleerde en geestdriftige redevoeringen ‘tegen de onduitse geest’ van de literatuur die verbrand werd.
Kurt Tucholsky had in de jaren twintig vastgesteld: ‘Duitsland is een anatomische rariteit. Men schrijft hier links en doet rechts’... waarmee hij niet de kwantiteit - de productie uit het Hugenberg-concern en niet de massa romans van tante Courths-Mahler-, maar de in kwalitatief opzicht bijzondere literatuur bedoelde. Het was deze literatuur die 45 jaar geleden in het vuur werd gegooid. Het waren deze auteurs die vervolgd werden in hun land, die zich schuil hielden, die naar het buitenland vluchtten.
verzet tegen het joodse ras
‘MOGEN NIET GEDEKT WORDEN...’
Ter regeling van de gemeentelijke stierenhouderij en ter voorkoming van ziekten kondig ik het volgende af:
1. Koeien en runderen die direct of indirect door joden gekocht werden, mogen niet door de gemeentestier worden gedekt.
2. Koeien en runderen uit stallen waarin zich vee ophoudt dat door joden werd gekocht, staan voor de duur van één jaar onder controle. Gedurende die tijd mogen zij niet door de gemeentestier worden gedekt.
3. Deze verordening gaat 1 oktober 1935 in. Köningsdorf, 28 september 1935.
De burgemeester der gemeente Köningsdorf, (w.g.) Ernst Schreyer, 1ste burgermeester.
(Bekendmaking in de Beierse Tegernseer Zeitung.)
Het jaar 1933 was het begin van de Endlösung.
Het begin van Ausschwitz.
De joodse criticus Alfred Kerr wist:
‘Die Juden haben unbestritten
Von allen Verfolgten das Schlimmste gelitten: Nicht weil sie politisch verschworen sind - Nur weil sie halt geboren sind.’
Vergeten werd te gauw, dat sommige ‘demokratische’ regeerders in Europa zich schikten onder het juk van de omstandigheden: één onthutsend feit:
‘Voor Winston Churchill was Hitler in de eerste plaats de man die zijn volk “zonder aarzelen naar macht en grootheid had geleid en wiens ontembare moed” hij nog in 1938 Engeland “ten voorbeeld” stelde.’
(Uit het wetenschappelijk onderzoek ‘Das Deutschenbild’, door M. Koch-Hillebracht, verscheen bij uitgeverij G.H. Beek in München, 1977).
Schikten alle Duitsers zich onder het juk van de Hilter-terreur, van het Duizendjarig Rijk waar de misdaad als hoogste norm fungeerde?
| |
Duitsers in het verzet -
Van 1933 tot 1945 moesten (ruim) een miljoen Duitsers hun antifascistische gezindheid in de concentratiekampen boeten. Van hen heeft de helft der gevangenen het kamp niet meer verlaten. Om politieke redenen werden gedurende de twaalf Hitler-jaren meer dan twintigduizend Duitsers terechtgesteld. Ter dood gebracht - meestal op de meest barbaarse wijze - werden in die twaalf jaar vijf Duitsers per dag. Oude ‘bekwame’ rechters, die al in de Republiek van Weimar mild voor rechts en meedogenloos voor links waren, zetten nu met verdubbelde ijver hun activiteiten voort, nauw samenwerkend met de Gestapo. Zij stelden gründliche rapporten op die aan alle formaliteiten voldeden en die b.v. op tien velletjes papier aantoonden, dat een vier-en-zeventigjarige man die in een urinoir ‘Hitler Massenmörder’ had geschreven, ‘das Schicksal des deutschen Volkes bedrohte’ en daarom gedood moest worden. Hetgeen geschiedde. Tot gevangenisstraffen wegens ‘politieke misdaden’ werden 225.000 Duitsers veroordeeld. In 1933/'34 maakten ongeveer 100.000 Duitsers deel uit van illegale organisaties. Hoe groot het aantal in later jaren was, is niet met zekerheid vast te stellen. Wel staat vast dat er vijftien grote verzetsgroepen werkten. Groter is het aantal (honderdtallen) kleine groepen. Joodse verzetsgroepen (b.v. Gruppe-Baum) hebben hun werk niet lang kunnen doen; zij werden spoedig ontdekt en gelikwideerd. -
Wie voor dit verleden belangstelling heeft, kan u vertellen wat er aan de hand was met de ‘Kreisauer Kreis’ en de officieren van de twintigste juli 1944 die een aanslag pleegden op Hitler - en met de christelijke studenten en docenten van ‘Die Weisse Rose’.
Maar van het verzet van communistische en socialistische arbeiders is weinig of niets bekend. Het waren deze naamlozen die van begin af aan levensgevaarlijke activiteiten ontwikkelden. Zij vormden de kern van het anti-nazistische verzet... met hun pamfletten, met hun leuzen op plaveisel en muren, door hun contacten met buitenlandse arbeiders in Duitse oorlogsfabrieken en door contacten met geestverwanten in het buitenland die voor propagandamateriaal zorgden. De zeer speciale haat van de Gestapo richtte zich op de Internationale Transportarbeiders Federatie onder leiding van Edo Fillem (Amsterdam).
Edgar André, de communistische arbeidersleider van Hamburg, terechtgesteld in 1936 - in zijn slotwoord voor de rechtbank:
‘Ihre Ehre ist nicht meine Ehre, und meine Ehre ist nicht Ihre Ehre. Uns trennen Weltanschauungen, uns trennen Klassen, uns trennt eine tiefe Kluft.
Ich will keine Gnade. Als Kämpfer habe ich gelebt uns als Kämpfer werde ich sterben mit den letzten Worten:
‘Es lebe der Kommunismus.’ -
Zou Edgar André het communisme voor ogen hebben
| |
| |
gestaan dat nu de dienst uitmaakt in de DDR, waar oprechte communisten tot wanhoop en tot vlucht worden gedreven, waar in 1953 arbeiders de straat opgingen om zich te verzetten tegen de communistische leiding, waar naar aanleiding van dit gebeuren de communist Bertolt Brecht adviseerde: ‘Zou het niet eenvoudiger zijn, als de regering het volk ontbond en een ander volk koos?’
Van links georiënteerde groeperingen werkte ‘Die Rote Kapelle’ bijzonder efficiënt. De communistische intellectuelen die tot deze kring behoorden, onderhielden contact met Rusland en Tsjechoslowakije, Zweden en Zwitserland, België en Holland. Zij verzorgden illegale uitzendingen, schreven vlugschriften, organiseerden sabotageploegen in Wehrmacht-bedrijven. Nagenoeg alle leden werden gegrepen, werden gefolterd, werden onthoofd.
Zij lieten niets los. Zij lieten elkaar niet los: Harro Schulze-Boysen, Mildred en Arvid Harnack, Elisabeth en Kurt Schumacher, Liane Berkowics, Maria Terwiel, Eva-Maria Buch, Erika von Brockdorff, Oda Schottmüller, Catho Bontjes van Beek, Hilde Coppi, Ilse Stöbi en Adam Kuckhoff, die vlak voor zijn gang naar de plaats van terechtstelling voor zijn zoon Ule deze regels schreef:
‘Mein lieber Sohn, du grosses, spätes Glück, so lasse ich dich vaterlos zurück?
Ein ganzes Volk - nein, das ist viel zu klein, das Menschenvolk wird dir dein Vater sein.’ Tegen zijn collega-schrijver Günter Weisenborn werd eveneens het doodvonnis uitgespoken. Het Rode Leger verloste hem uit het tuchthuis.
Weisenborn (overleden in 1969) heeft het standaardwerk over Duits verzet geschreven: ‘Der lautlose Aufstand’. Hij kwam tot de conclusie: ‘Het aantal slachtoffers van links overtreft in belangrijke mate dat van andere politieke groepen.’
‘Die Weisse Rosé’ was kwa samenstelling, omvang en achtergrond anders dan b.v. de beweging van de ‘twintigste juli’. Enkele studenten en docenten van de universiteit in München vormden ‘Die Weisse Rose’: Hans Scholl en Sophie Scholl, Kurt Huber, Willi Graf, Christoph Probst, Alexander Schmorell en anderen. Zij schreven en ‘distr - bueerden’ midden in de oorlog (1942) hun pamfletten tegen de Hitler-dictatuur. Zij hadden contact met katholieke en protestantse antifascisten. ‘Niet de militaire overwinning op het bolsjewisme mag de voornaamste zorg zijn van de Duitsers, maar de nederlaag der nationaal-socialisten,’ schreven zij. Allen werden terechtgesteld.
De communistische schrijfster Anna Seghers plaatst in haar wereldberoemd geworden roman ‘Das siebte Kreuz’ voor ons een arbeider, een Duitser, die achtervolgd door de nazistische mensenjagers, vlucht - door Duitsland. Hij heeft verzet gepleegd en hij is geïsoleerd. De ontzettend ingewikkelde positie van Duitsers in het verzet blijkt uit verschillende analyserende geschriften.
Terechtgesteld werd de protestantse theoloog Dietrich Bonhoeffer. In 1941 verwoordde hij in een toespraak tot politieke vrienden, in Genève, wat de bijzondere, de bijzonder verschrikkelijke moeilijkheid was voor Duitse Widerstandskämpfer: ‘Ik bid voor de nederlaag van mijn volk. Slechts in en door een nederlaag kan het de vreselijke schuld boeten, die het heeft tegenover Europa en de rest van de wereld.’
De illegalen in Duitsland die de strijd hadden aangebonden met het nazi-regime, met de volksverraders, werden ‘volksverraders’ genoemd door het allergrootste deel van het Duitse volk. In hun ogen waren zij ‘landverraders’, ‘hoogverraders’. Zij probeerden alles te doen om een overwinning van het nazisme te voorkomen. Zij moesten dus alles doen om een Duitse overwinning te voorkomen. Nederlandse, Noorse, Franse verzetstrijders wensten een overwinning van hun eigen troepen, van de geallieerde legers, en zij trachtten hén te helpen.
Van de Duitse strijders tegen de Unmensch werd een geestelijke onafhankelijkheid en een Zivilcourage geëist die bovenmenselijk was.
Er waren Duitse christenen die christenen waren. Die verzet pleegden. Die gearresteerd en vermoord werden. Volgens betrouwbare gegevens werden in Duitsland ongeveer 800 katholieke en 350 protestantse priesters terechtgesteld. Zij volgden niet het bevel van de kerk. Zij volgden het bevel van hun geweten. De officiële kerken stonden tegenover hen. Katholieke en protestantse hoogwaardigheidsbekleders deden alle moeite om hun kudde Hitlers oorlog in te drijven, voor zover dat nog nodig was. Zelfs een bij ons geprezen kardinaal als Faulhaber verkondigde in oktober 1943: ‘Niemand kan in zijn binnenste een ongelukkig einde van de oorlog ook maar wensen.’
Een uitzondering vormde de kleine moedige Bekennende Kirche. Zij probeerde het Evangelie in plaats van Mein Kampf te volgen.
In 1958 schreef Heinrich Böll zijn ‘Brief an einen jungen Katholiken’. Hij rekende af met de katholieke moraal. Hij vertelt, hoe hij in 1938, voordat hij soldaat moest worden, in een instructieles, van de priester geen enkel woord over de bedreigingen van nazisme en oorlog hoorde, maar des te meer waarschuwingen voor het drinken van te veel bier en het bezoek aan bordelen. Met prostituees naar bed gaan... dát druiste in tegen de moraal.
‘Aan deze interpretatie lijdt het katholicisme sinds ongeveer honderd jaar. De zedelijke gevaren komen ergens anders vandaan en op andere wijze’, schrijft de katholieke Heinrich Böll. In zijn beschouwingen en conclusies had hij net zo goed de Lutherse Kerk kunnen betrekken.
Des te opmerkelijker en bewonderenswaardiger is het leven en het sterven van anti-fascistische geestelijken. Wij vinden hen in ‘Die Weisse Rose’ in de ‘Kreisauer Kreis’ en bij de mannen van de Twintigste Juli (1944); en sommigen opereerden als Einzelgänger.
Uit de brief van een jonge boerenknecht die weigerde in een vernietigingskamp dienst voor de SS te doen en die terechtgesteld werd:
‘Liebe Eltern! Ich muss Euch traurige Nachricht mitteilen, dass ich zum Tode verurteilt wurde, ich und Gustav G. Wir haben es nicht unterschrieben zur SS, da haben sie uns zum Tode verurteilt. Ihr habt mir doch geschrieben, ich soll nicht zur SS gehn, mein Kamerad G. hat es auch nicht unterschrieben. Wir beide wollen lieber sterben als unser Gewissen mit so Greueltaten beflecken. Ich weiss, was die SS ausführen muss. Ach, liebe Eltern, so schwer es für mich und für Euch ist, verzeiht mir alles, wenn ich Euch beleidigt habe, bitte, verzeiht mir und betet für mich. Wenn ich im Kriege fallen würde und hätte ein böses Gewissen, das wäre auch traurig für Euch. Es werden noch viele Eltern ihre Kinder verlieren. Es fallen SS-Männer auch viel. Ich danke Euch für alles, was Ihr mir seit meiner Kinderzeit Gutes getan habt, verzeiht mir, betet für mich...’
| |
| |
Friedrich Hölderlin/Fk: F.K. Hiemer, 1792
Georg Büchner/Litho: A. Hoffmann
Heinrich Heine/Schild: M. Oppenheim 1831
Toen en nu...
Duitse West- en Oost-‘Wetten’
| |
Berufsverbot:
‘Ambtenaren die vanwege hun politieke overtuiging niet de garantie kunnen geven, dat zij ten allen tijde zonder meer de nationale staat dienen, kunnen uit overheidsdienst geweerd worden.’
(7 april 1933 - in het Dritte Reich).
‘Het als ambtenaar opnemen in overheidsdienst geschiedt onder de voorwaarde dat de sollicitant de garantie biedt, dat hij zich ten allen tijde voor de demokratische orde zoals de grondwet die omschrijft, inzet.’
(28 januari 1972 - in de Bondsrepubliek Duitsland.)
| |
Ausbürgerung:
Een Duitse wet uit juli 1933 zorgde er voor, dat onderdanen van het Reich hun staatsburgerschap kon worden afgenomen, indien zij in het buitenland verbleven en ‘door een gedrag, dat de plicht en de trouw tegenover Rijk en Volk schendt, de Duitse belangen hadden geschaad.’
Van een dergelijk gedrag was, volgens de uitvoeringsbepalingen, sprake ‘wanneer een Duitser de vijandige propaganda tegen Duitsland heeft gesteund of gepoogd heeft afbreuk te doen aan het Duitse aanzien of de maatregelen van de nationale regering.’
Op de eerste lijst met personen die het staatsburgerschap was afgenomen, stonden de schrijvers Heinrich Mann en Ernst Toller.
De tekst in de DDR is bijna dezelfde:
‘Het staatsburgerschap van de DDR kan burgers, die buiten de DDR wonen of verblijven, worden ontnomen wegens grove schending van de staatsburgerlijke plichten’, aldus paragraaf 13 van de Wet op het Staatsburgerschap.
En in het commentaar van de (officiële) SED-krant:
‘Biermann heeft de plicht om trouw te zijn, bewust en voortdurend grof geschonden... door zijn vijandig gedrag tegenover onze socialistische staat heeft hij zijn staatsburgerschap verspeeld.’
| |
| |
Het DEUTSCHLAND-gedicht van Bertolt Brecht begint met deze regels:
‘Oh Deutschland, bleiche Mutter!
Er zijn bibliotheken volgeschreven over de opstand van officieren op 20 juli 1944. Zij stelden zich de likwidatie van Hitler ten doel. Verlieten zij de Führer, omdat zijn Duitsland moreel of omdat het militair ten onder ging?
Sommigen - velen? - kwamen in verzet, omdat zij het voor mens en menselijkheid opnamen.
Anderen - velen? - ontdekten nu pas, dat A.H. hen niet naar de overwinning, maar naar de afgrond had geleid.
De Kreisauer Kreis, de Solfkreis en andere discussiekringen leverden de mannen die op deze dag een poging deden Hitler te doden. Het oordeel zou door Graf von Stauffenberg voltrokken worden. Hij bereikte zijn doel niet. Zoals anderen in vroeger jaren dit ook niet hadden bereikt. Tot de Kreisauer Kring behoorden de meest verschillende persoonlijkheden, om verschillende redenen, met het oog op verschillende doeleinden. Maar zij allen wisten, dat er geen middenweg meer was. Overwinning of dood. De socialist Carlo Mierendorff zei tegen vrienden:
‘Von jetzt ab geht es nur noch aufwärts: zum Sieg oder an den Galgen.’
Op bevel van de Führer werden de meeste slachtoffers aan vleeshaken opgehangen. Ploegen van de weekjournaals legden de terechtstellingen keurig vast en elke dag ontving de Führer het gereed gekomen filmmateriaal.
De twintigste juli heeft aan 4.980 mensen het leven gekost. Onder hen waren er die veel hadden kunnen betekenen een jaar later, na de oorlog, voor een nieuw begin:
Mierendorff, priester Alfred Delp, Haubach, Leuschner, von Stauffenberg, Julius Leber, von Wartenburg, Helmut James Graf von Moltke: socialisten, liberalen, konservatieven.
Tot hen behoorde ook Albrecht Haushofer. Zijn vader, geoloog, was een fanatiek propagandist van de nazistische ‘gedachte’.
Er was geen contact tussen zoon en vader - geen contact tussen hem en het Derde Rijk. Hij knoopte relaties aan met andere officieren die dachten als hij.
Na de 20ste juli vluchtte hij. Hij werd gearesseerd. Op 23 april 1945, enkele uren voordat de Russen gevangenen in het tuchthuis van Moabit bevrijdden, werd Albrecht Haushofer door SS-ers neergeschoten. Men vond op hem gedichten, in Moabit geschreven: de Moabiter Sonette, zoals zij later genoemd werden.
Uit deze verzen spreekt een diep humanisme. Zijn discipline is zelfdiscipline geworden. Zelfbeklag is hem vreemd. Hij heeft getracht vanuit zijn weten de daad te doen ontstaan. Weten en daad brachten hem de dood. ‘Schuldig’, schreeuwde de demonische Freisler, voorzitter van het nationaal-socialistische ‘volksgerecht’.
| |
Schuld is de titel van een gedicht:
‘Ich trage leicht an dem, was das Gericht
mir Schuld benennen wird: An Plan und Sorgen.
Verbrecher wär'ich, hätt'ich für das Morgen
des Volkes nicht geplant aus eigner Pflicht.
Doch schuldig bin ich. Anders als ihr denkt.
Ich musste früher meine Pflicht erkennen,
ich musste schärfer Unheil Unheil nennen -
Mein Urteil hab'ich viel zu lang gelenkt...
Ich klage mich in meinem Herzen an -
Ich habe mein Gewissen lang betrogen -
Ich hab'mich selbst und andere belogen.
Ich kannte früh des Jammers ganze Bahn -
Ich hab'gewarnt - nicht hart genug und klar.
Und heute weiss ich, was ich schuldig war...’
Enkele weken later begon ‘das Morgen’. De dageraad.
Na twaalf jaar nazisme. Na bijna zes jaar oorlog. Na Auschwitz. De super-terrorist, miljoenen terroristen en meelopers hebben dit alles mogelijk gemaakt.
Zij dragen de schuld aan 54 miljoen doden, aan 36 miljoen oorlogsinvaliden, aan miljoenen concentratiekamp-invaliden.
| |
De vrede brak vit -
Verzet tegen waarheid en werkelijkheid:
Zij die schuldig waren, ontkenden alle schuld. Zij die onschuldig waren, noemden zich schuldig. Zoals Heinrich Böll. Hij zag en hoorde jammerende Duitsers die het over de Zusammenbruch hadden, over de ineenstorting. Niet over de nederlaag. ‘Zusammenbruch’ is een mooi vrijblijvend woord. Een neutraal en relativerend woord.
Ze zeiden niet, de schuldigen: wij hebben het gedaan. Ze klaagden: wir haben es nicht gewusst. ‘Es ist geschehen’, werd in alle toonaarden gezegd en geschreven. Niemand kreeg de schuld. Tot de slachtoffers van een diktatuur behoort de taal. Zij wordt geprostitueerd. Woorden zijn er niet om iets te verhelderen. Zij worden misbruikt, zij moeten realiteit en waarheid vertroebelen. Hun enige taak wordt: de leugen verbreiden. De inhoud van bepaalde - en steeds meer - woorden moet in hun tegendeel veranderd worden. Waar de mens mishandeld wordt, wordt ook de taal mishandeld. Dan worden joden en antifascisten, gevangenen uit bezette landen, verdachten... dan worden opgeslotenen in vernietigingskampen ‘betreut’, dan zijn woorden als
| |
| |
Menschenbehandlung en Sonderbehandlung, Bunkerentleerung en Ueberstellung, Sicherstellung en Befriedung, Aussiedlung en Umvolkung... woorden, waarvan de bedoeling is: vergassing - executie - vernietiging.
Dan zegt een jonge dichter (Carl H. Eickert):
‘Nicht werden wir es lernen,
die Worte wieder richtig zu gebrauchen.
Wenn man dazu je imstande gewesen ist,
wir werden es nicht sein.’
Heinrich Böll ‘zocht de woorden, de juiste woorden’.
Jonge en nieuwe schrijvers na de oorlog voerden een gevecht met de taal die niet hun taal kon zijn.
Een-half- en een-kwart-nazis, maar ook notoire nazi-schrijvers die schuldig waren geworden door hun collaboratie in de jaren 1933 tot 1945, vertelden na de oorlog dat ze ‘eigenlijk’ heel erg goed waren, dat ze eigenlijk altijd anti-nazis waren geweest:
‘Und als man sie dann wiederfand.
Da waren sie im Widerstand’. -
Ja, dat was vlak na 1945 nog een aanbeveling... na 1946 niet meer. In 1949 werd Konrad Adenauer de eerste kanselier van de Bondsrepubliek. Hij hield een lange redevoering en hij zei kein einziges Wort over de goede Duitsers, de verzetstrijders. Geen woord over de vervolgden.
Naast Adenauer stond en bleef vele jaren staan (tot zijn dood): Dr. Hans Globke, ‘Referent für Judenfragen’ bij het ministerie voor Binnenlandse Zaken in Hitlers Duitsland. Hij was commentator van het Gesetz zum Schutze des deutschen Blutes und der deutschen Ehre en nauwgezet adviseur in zake Judenfragen ook in de bezette landen. Oberregierungsrat Dr. Globke fungeerde bovendien als vertrouwensman van bisschoppen. Hij werd de invloedrijke staatssecretaris van de oude Adenauer en bezat veel macht; hij zorgde er voor dat bruine ambtenaren in functie bleven of promotie maakten. In 1949 was een vervolger weer machtig.
Vervolgden werden genegeerd. Vervolgers werden beloond.
De weg was geëffend. De toekomst was duidelijk.
Tien jaar geleden: de diktator van Iran op visite in West-Berlijn. Er werd geprotesteerd door linkse studenten. Student Benno Ohnesorg werd doodgeschoten door een politieman die dankzij deze heldendaad promotie maakte. Op Rudi Dutschke werd een aanslag gepleegd. Amerika, innig bevriend met de Bondsrepubliek, was bezig met de bevrijding van Vietnam. Een regering begon te regeren met Willy Brandt als minister, met Lübke, ex-bouwer van concentratiekampen, als bondspresident, met bondskanselier Kiesinger, ex-hoofd van een propaganda-afdeling onder leiding van Goebbels. Er werd gedebatteerd op straat, op universiteiten. Springers BILDzeitung eiste: ‘Polizeihiebe auf Krawallköpfe sind geeignet, den möglicherweise doch vorhandenen Grips locker zu machen.’
Politiemannen lieten zich dit niet twee maal zeggen. Verontrusten schreeuwden het uit, hoopten, werden wanhopig. Onrechtvaardigheid, uitgaande van de staat, geweld uitgaande van justitie en politie, agressief ingrijpen door de overheid kan twijfelende jonge mensen tot vertwijfeling drijven, kan hen cynisch maken of kapot of gevaarlijk.
Und als man sie dann wiederfand...
Ina Seidel:
‘Dort, wo wir als Deutsche stehen, als Väter und Mütter der Jugend und der Zukunft des Reiches, da fühlen wir heute unser Streben und unsere Arbeit dankbar und demütig aufgehen im Werk des einen Auserwählten der Generation - im Werk Adolf Hitlers.’
(Zum Geburtstag des Führers am 20.4.1942.) Uit een langere tekst over Duits bloed en ‘gewaltige Umwälzungen’.)
In 1959 (5 juli) had Axel Caesar Springer, eigenaar van het grootste krantenconcern, bezitter onder meer van het terroriserende instituut BILDZEITUNG, in een gesprek met het Evangelische Sonntagsblatt verklaard: ‘Ich war mir seit Kriegsende darüber klar, dass der deutsche Leser eines auf keinen Fall wollte, nämlich Nachdenken. Und darauf habe ich meine Zeitungen eingestellt.’
Thans is de BILDZEITUNG voor minimaal elf miljoen Duitsers dé krant. Günter Wallraff heeft tijdens zijn ‘werkzaamheden’ bij dit blad geconstateerd: ‘Hier habe ich das erste Mal begriffen, wie es in der Nazi-Zeit gewesen sein muss.’ En ‘BILDZEITUNG legt Politikern Worte in den Mund, die sie dann nicht mehr zurück nehmen können, wenn es einmal gedruckt ist.’ -
Andere Springer-bladen, als DIE WELT, hebben het ‘nieuwe’ nazisme salonfähig gemaakt.
Het is niet alleen de pure nazi-krant NATIONAAL-ZEITUNG, die schrijft dat allen die kritiek hebben op de gang van zaken, tot de helpers van de terroristen behoren.
‘Onze professoren, onze dominees, onze schrijvers, onze Böll en Grass zijn met het bagatelliseren van terroristisch geweld begonnen,’ schreef (op 11 september 1977) Springers BILD AM SONNTAG.
Nee, gebagatelliseerd worden heel andere feiten: de Notstandsgesetze - Radikalen-Erlass/Berufsverbot - (om slechts twee symptomen, twee signalen te noemen).
Slachtoffers van deze en andere gelegenheidswetten zijn uitsluitend linksen.
Het Berufsverbot - het weren van Duitsers uit de openbare dienst, omdat hun trouw aan de ‘freiheitlich-demokratische Grundordnung’ aan twijfel onderhevig is - maakt mensen stuk en maakt de freiheitlich-demokratische Grundordnung stuk. Het opent de deur voor willekeur en voor denuncianten. Het bedreigt de vrije menings- | |
| |
uiting. Grondige overheden kunnen steeds meer en steeds nieuwe redenen verzinnen om non-conformisten met het Berufsverbot te straffen. De toepassing van het Berufsverbot heeft het provokatorische optreden van rechts-radikalen, van neo-nazis begunstigd.
Ondraaglijk is het meten met twee maten. Ga terug naar de Republiek Weimar, naar onderwijs, politie, justitie, leger, de pers, de kerken, de politieke partijen; ook toen!
HET METEN MET TWEE MATEN.
Gebleven is de economische basis van gisteren. Van eergisteren. Er zijn weer SPD-leiders die zeggen: ‘Ich habe den Wunsch, der Gustav Noske der Bundesrepublik zu werden’ (Georg Leber, toen hij minister van Defensie werd, in het parlement) -
EN:
‘Ich halte Gustav Noske für einen der bedeutendsten Sozialdemokraten’ (Helmut Schmidt - 1969 - tot vrienden).
Een van de hoogste rechters. Bundesverfassungsrichter Helmut Simon die - anders dan zijn collegas - niet van mening is dat een rechtsstaat een rechtse staat is, op 11 februari van dit jaar: ‘Eine Hitlerwelle geht über unser Land.’ Uit een enquête (december 1977) bleek dat 26% van alle bondsburgers de nazi-ideologie ‘insgesamt gut’, al met al goed vinden en dat ruim een derde met ‘Führerprinzip und einem Ein-Parteien-System’ sympathiseren.
Een andere enquête heeft uitgewezen, dat 41% van alle Westduitsers adviseren ‘de positieve kanten van Hitlers optreden’ niet te vergeten. Links verzet zich tegen de uitholling van de grondwet - tegen anti-demokratische maatregelen - tegen de Notstandsgesetze - tegen het Berufsverbot - tegen de terreur van nog en weer actieve nazi-rechters - tegen het angstwekkende neo-nazisme - tegen een weerzinwekkend antisemitisme - tegen een door angst en apathie veroorzaakte ontpolitisering die de reactie ten goede komt - tegen zich links noemende terroristen - tegen toenemende censuur en zelfcensuur. Het liberale weekblad DIE ZEIT schreef (2 december 1977): ‘Die kette der Meldungen über immer ungeniertere Verbote künstlerischer Veranstaltungen reisst nicht ab’ en (op 27 januari j.l.): ‘Im deutschen Theater und in der deutschen Theaterpolitik passieren zur Zeit Dinge, die auch dem Arglosesten das Fürchten beibringen müssten.’
De liberale FRANKFURTER RUNDSCHAU ziet er van af gevallen van censuur te publiceren, want: ‘Es gibt zur Zeit derartig viele Zensur-Fälle, dass eine Tageszeitung nicht mehr imstande ist, sie alle zu dokumentieren.’
Maar rechts-radikale uitgevers hebben het druk. Maar de oorlog en het nazisme en de Führer idealiserende boeken vinden steeds meer kopers. Maar de nazistische ‘National-Zeitung’ komt (wekelijks) ongestoord uit in ruim 120.000 exemplaren en is overal verkrijgbaar.
Maar de nazi-propagandist Thies Christophersen heeft het boek ‘Die Auschwitz-Lüge’ kunnen schrijven en doen uitgeven (meer dan 130.000 exemplaren verkocht), waarin te lezen staat: ‘Duitsland heeft de oorlog niet gewild en niet ontketend, het is er door zijn doodsvijanden toe gedwongen.
Hitler wilde de joden helemaal niet doden en heeft nooit het bevel tot uitroeiing gegeven, ook niet tot uitroeiing van andere volkeren. Gaskamers zijn er niet geweest. Dat zijn verzinsels van zieke geesten. Bijna alle zogenaamde oorlogsmisdadigers- en concentratiekampprocessen werden met behulp van meinedige getuigen en vervalste documenten gevoerd.’
Zijn kameraad Karl-Heinz Hoffman, geeft les aan bevriende nazi-groepen, terwijl hij zelf leider van een Hitler-groep is.
Christophersen, Hoffman en steeds meer geestverwanten treden in vergaderingen op om de glorie van het Hitlerisme te verkondigen. Zij zijn het die door de politie worden beschermd. - Maar de NS kampfruf (Kampfschrift der Nationalsozialistischen Deutschen Partei) verschijnt maandelijks, ondersteund door Amerikaanse organisaties.
Uit het november/december-nr. 1977:
| |
Gebet des glaeubigen nationalsozialisten
wenn wir einen nicht erwischen.
Sei versichert, dass dafür tausend
Freimaurer mehr verrecken.
Behüte uns vor der Versuchung,
auch nur einen zu verschonen,
Damit Dein Reich in neuem Glanz
Ein Reich der Kraft und der Macht
Uit een brief, die ik in februari j.l. uit West-Berlijn heb ontvangen:
‘Ich bin selbst deutscher Jude und es schmerzt mich, wie wenig unsere Leute, wie schon einmal, dagegen vorgehen.
Es würde mich interessieren und beruhigen zu wissen, inwieweit Holland bereit ist, wieder deutschen Juden als Zufluchtsort offen zu stehen.’
Von Lettow-Vorbeck behoorde tot de officieren van de Kapp-Putsch in 1920.
De kazerne in Hamburg draagt zijn naam.
De soldaten van de Lettow-Vorbeck-Kazerne zingen dit lied:
‘Wenn die rote Flotte vor Danzig im Meer versinkt, wenn der Marschall Gretschko im Kreml am Galgenhängt dann rollen die deutschen Panzer in Moskau ein, und dann wird in Europa endlich Friede sein.’
Links verdedigt zich.
Rechts valt aan. De ‘Nationalsozialistische Führungsoffizier’ uit de Hitlerjaren, Franz Josef Strauss, vertegenwoordigt het rechtse en rechts-radikale verzet. Hij krijgt de steun van terroristen die zich links noemen. Zij en de Straussianen zijn de doodsvijanden van socialisme en democratie. Zij willen de Republiek van Bonn ondergraven, tot het laatste beetje demokratie begraven kan worden.
| |
| |
Karl Hoffmann von Fallersleben/Schild. E. Henseler 1893
Georg Herwegh Grav. C. Gonzenbach
Gerhart Hauptmann/Schild L. Pasternak, 1930
Anna Seghers
Heinrich Böll/Schild B. Müller-Fein
Bertold Brecht
| |
| |
Strauss over Auschwitz: ‘Ein Volk, das diese wirtschaftlichen Leistungen erbracht hat, hat ein Recht darauf, von Auschwitz nichts mehr hören zu wollen.’
Strauss over Chili: ‘Chile ist ein freies und demokratisches Land, das in den letzten vier Jahren auch die Hauptaspekte der deutschen Demokratie übernommen hat: Disziplin, Achtung und Fleiss.’
Strauss over het gesunde Volksempfinden: ‘Man sollte einmal die, die sagen für die Freiheit des Volkes zu kämpfen, dem Volk überlassen; dann braucht die Polizei und Justiz sich gar nicht mehr darum kümmeren.’
(Vijf-en-veertig jaar geleden beloofde Hitler dat nu ‘das grosse Aufräumen’ begon.)
Strauss over het opruimen: ‘Und wenn wir hinkommen, räumen wir so auf, dass bis zum Rest dieses Jahrhunderts von diesen Banditen keiner mehr es wagt, in Deutschland das Maul aufzumachen.’
Zodra de Straussianen het helemaal voor het zeggen hebben, zal de BRD een complete Polizeistaat zijn.
De bekende maatschappij-gerichte dichter Erich Fried, ex-Oostenrijker, woont en werkt in Engeland.
Het Goethe-Instituut in Amsterdam heeft voor hem een reeks lezingen in Nederlandse universiteiten georganiseerd.
De rechtsen zien deze integere intellectueel niet graag in West-Duitsland, de DDR-officiëlen zien hem niet graag in hun land.
Kort geleden stelde Bernd Neumann, voorzitter van de CDU-fractie in Bremen voor: ‘Derartige Werke müssten verbrannt werden.’
Deze verzen van Erich Fried - zoals teksten van Wallraff, Fichte, Biermann - zijn uit de Beierse schoolboeken verdwenen op bevel van de Kulturminister:
‘Zu den Steinen hat einer gesagt:
Wir sind noch nicht hart genug.’
|
|