Engelse kroniek
James Brockway
In januari is de tweede verhalenbundel van Ian McEwan bij Jonathan Cape verschenen: In between the sheets, werk dat in Nederlandse vertaling al enkele tijd geleden bij De Harmonie werd uitgegeven. Voor zijn eerste bundel First Love, Last Rites ontving McEwan, die terecht als een van onze origineelste nieuwe schrijvers telt, de Somerset Maugham-prijs. Er is een makkelijk te bespeuren affiniteit, qua geest en ook qua inhoud, tussen McEwan's schrijven en dat van enkele Nederlandse auteurs van de laatste jaren - nu ja, sinds 1960, laten we maar zeggen - en er is zeker een overeenkomst met het vroege werk van jan Wolkers.
Er kan geen twijfel bestaan over McEwan's gaven, net als er ook geen twijfel in de eerste jaren van de jaren zestig over de kracht en het kunnen wan Wolkers.
De overeenkomsten zijn o.a. een nooit haperende of tastende verteltrant, geen taboe heilig meer, wreedheid, de onplezierige kantjes van het leven en de mens uitbeelden, de kunst, zowel ruw realistisch te schrijven als symbolisch en fantaserend, en, met dit alles, het vermogen om in de lezer een gevoel van dreiging, van onbehagen op te wekken, d.w.z., een sadistisch element. Als je een verhaal van McEwan gelezen heb, voel je je niet meer op je gemak.
Schrijvend of pratend over wat schrijven moet en niet moet doen, heeft Iris Murdoch meerdere malen de nadruk op de eis dat het in ieder geval nooit moet troosten. Nu, dat doet noch Wolkers noch McEwan. Integendeel!
McEwan's proza is koud, van alle sentiment ontdaan. Het presenteert zich aan de lezer als een perfekt gedraaid instrument van staal. Of je zou het kunnen vergelijken met een hoofdweg in een wereldstad vroeg op een winterochtend uit een troostloze kamer gezien, voordat er enige beweging op straat is en nadat een koude regen de hele nacht over het asfalt heeft gewoeid. Het doet je ergens rillen. Zijn stof ook.
Hier zijn zeven verhalen van de afgelopen vier jaar, of liever: vier verhalen, een reisimpressie (van L.A.), twee fragmenten over Londen na een aanstaande wereldoorlog, en een fantasie, To and fro, die misschien de gedachten van een slapende man, slapend aan de borst van een vrouw, weergeeft... maar men moet zelf beslissen waarover het gaat.
De ‘echte’ verhalen (maar alles hier is echt, dat moet ook ík zeggen, die niet zeer van McEwan's werk houd) lijken mij de minsten. Dit zijn Pornography: over een nietsnut, wiens broer een pornowinkel heeft; de nietsnut besmet twee verpleegsters, die hij ook bedrogen heeft, met sifilis, en zij, flinke meiden dat het zijn, revancheren zich door hem te castreren, welke operatie plaats heeft ná afloop van het verhaal. Reflections of a Kept Ape, waarin de aap vertelt over Sally Klee, waarmee hij samenwoont, en die, na één succesboek te hebben geschreven, aan ‘writer's block’ lijdt, totdat zij eindelijk hetzelfde boek, voor de tweede maal, begint te schrijven. In between the Sheets, over een gescheiden man, die sexueel opgewonden raakt, als hij ontdekt, dat zijn jonge dochter, inwonend bij zijn gescheiden vrouw, blijkbaar een verhouding heeft met een nogal griezelige lesbische dwerg. Dead as they come, over een rijke man, die op een etalagepop verliefd wordt, haar koopt, naar huis neemt, en met haar samen woont, totdat hij vermoedt, dat zij hem met zijn chauffeur ontrouw is geweest, waarop hij haar en zijn hele kunstcollectie in gruzelementen smijt.
Ik heb met opzet het geraamte van deze verhalen weergegeven om het te geforceerde symbolisme ervan te etaleren. De kracht van McEwan's schrijven ligt namelijk in wat hij van deze geraamten maakt.
Niettemin heb ik liever de eerste van de twee korte fragmenten over het leven in Londen na een aanstaande oorlog - dus echte fantasie in een echte denkbeeldige setting. Wat Psychopolis, (scènes de la vie de Los Angeles) betreft: de scène waarin in een restaurant een jongeman in zijn broek pist, om te laten zien dat hij bereid is, letterlijk alles wat zijn vriendin van hem verlangt, te doen, is helaas té puberachtig, als symbool van de decadence en onnozelheid van het leven in die stad.
Het infantilisme van het tijdperk en de beschaving waarin McEwan geboren is (through no fault of his own!), heeft totdusver een té stevige greep op zijn kunnen weten te behouden. maar dat kunnen is er. En daarom is deze nieuwe auteur zeer de aandacht waard.
Wij hebben in Engeland, ook andere schrijvers die experimenteel schrijven. Een hiervan is Giles Gordon, die volgens mijn telling nu tot tweemaal toe zelf een recensie van zijn boeken heeft moeten schrijven, om ze tegen het onbegrip of onwil van het merendeel van de andere recenseurs te verdedigen. Dat gebeurde een jaar of vier geleden in verband met zijn ‘roman’ Girl with Red Hair en nu onlangs alwéér, in verband met zijn jongste ‘roman’ Enemies, die over vrienden gaat. Het eerste boek heb ik indertijd gelezen, het tweede niet.
Gordon's methode is met proza te spelen, hij schrijft een scène, dan schrijft hij het weer, op een wat andere manier. Of hij herhaalt zijn zinnen in een iets gewijzigde vorm. Het effekt is hallucinerend, maar kan ook irriterend werken, omdat men nauwelijks opschiet en ook steeds weer in de war raakt. Het is experimenteren met zinsbouw en romanbouw, het is spelen met taal en taalstructuur. Het is afstappen van de normale verhalende verteltrant.
Wat heeft de lezer er aan, mag men wel vragen? Nu, bij het rustig en hardnekkig uitlezen