houden. Het is gek, voor die tijd had ik nooit gedacht, nooit geweten dat je echt kunt haten, dat je haat kunt uitdrukken. Dat heb ik op het internaat geleerd. Twee jaar voor het eindexamen ben ik er van af geschopt. Ik ben er weg gegaan en heb op een openbaar gymnasium, dus zonder religieuze bindingen, mijn eindexamen gehaald.
De rechtenstudie die Handke in 1961 in Graz begon, heeft hij nooit afgemaakt. Hij begon te schrijven.
Die rechtenstudie was nog niet eens zo'n willekeurige keuze. Ik wist niet wat ik na mijn eindexamen wilde. Of eigenlijk wel: ik wilde, en dat al veel langer, als schrijver leven. Een leraar Duits, die wist dat ik schreef, heeft me toen aangeraden rechten te gaan studeren - een makkelijke studie, een maand of vier intensief werken, maar daarnaast zeker evenzoveel tijd voor jezelf. Ik was bijna klaar, toen kwam het bericht dat Die Hornisse gepubliceerd zou worden, toen ben ik onmiddellijk met studeren gestopt.
Dat was 1966. Het jaar waarin ook de theaterteksten Publikumsbeschimpfung und andere Sprechstücke werden gepubliceerd en Handke de leden van de ‘Gruppe 47’ tijdens hun jaarlijkse bijeenkomst (dat jaar in het Amerikaanse Princeton) scherp aanviel op hun mateloze beschrijvingskunde. Handke was op slag beroemd, hoewel slecht gelezen. Als ik hem zeg dat ik zijn eerste twee romans niet ken, behalve Die Hornisse de het jaar daarop gepubliceerde roman Der Hausierer, merkt hij op: de Duitsers ook niet.
Merkwaardig: het valt me nu opeens op dat Handke altijd over de Duitsers spreekt, nooit over de Oostenrijkers - over Oostenrijk heet het in zijn journaal Das Gewicht der Welt: ‘dat ik de mij liefste mensen daar nooit met het land identificeer! (De existenties maken nooit het land existent)’.
En, om bij het jaar 1966 te blijven, hij beval het stop zetten van verdere voorstellingen van Publikumsbeschimpfung, omdat de reacties van het publiek (terug schelden) het literaire karakter van zijn tekst aantastte.
Wat er sedertdien met Peter Handke is gebeurd, mag redelijk bekend worden verondersteld. Zijn boeken worden vertaald, zijn toneelwerk is hier te zien, zijn filmactiviteiten zijn een ‘must’ voor de alternatieve circuits. De actrice met wie hij getrouwd was, heeft hem op een gegeven moment in de steek gelaten. Sinds 1969 woont hij, onderbrekingen daargelaten, met zijn dochtertje in Parijs.
‘“De boeken die u schrijft, zijn die uit de lucht gegrepen of uit het leven” vroeg de oude man. - “Uit beide”, antwoorde ik’. Aan deze notitie uit het journaal houd ik me vast. Want dat is waarover ik wel en Peter Handke niet wil praten: het autobiografische in zijn werk. Het is immers complementair aan dat waarover ik niet en Handke wél wil praten; het schrijven. Het een staat niet los van het ander. Bovendien is er zijn opmerking dat het hem er in de literatuur om gaat niet de of een werkelijkheid te beschrijven, maar zijn werkelijkheid.
Maar natuurlijk. Mijn werkelijke opvoeding heb ik gekregen tijdens het lezen, niet van de opvoeders. De literatuur pakte me waar mijn opvoeders mij niet kenden, dus niet aanpakten. Ik heb me door de literatuur laten veranderen. Later heb ik, door te schrijven, geleerd mijzelf te veranderen. Niet letterlijk, maar toch. Ik begreep zoveel niet van mijzelf. Kijk, ik geloof ook aan het toeval. De mooiste herinneringen zijn toevallige, je weet niet waar ze vandaan komen, je speelt er geen rol in, ze hebben ook geen sociale betekenis. Herinneringen waar ik zelf helemaal niet in voor kom, zijn voor mij de belangrijkste. Omdat het herinneringen zijn maar tegelijkertijd ook toekomstbeelden. Die beelden zijn voor de fantasie ongelooflijk stimulerend. Daarmee kun je verder denken.
Dit soort herinneringen interesseren me bijzonder. Maar je krijgt ze alleen maar als je niet denkt zoals je gewend bent te denken; dat routineuze denken. Het lukt je bijvoorbeeld in je halfslaap, of tijdens een ogenblik van complete rust. Ook tijdens opperste nervositeit kan er plotseling een herinneringsbeeld zijn, waaraan je je kunt vast houden, dat je rustig maakt, en dat je anders verder doet denken dan je normaal zou doen; en daar houd ik niet zo van, van dat normale denken.
Ben je daarom met de notities begonnen, die naar het journaal geleid hebben?
Ik weet het niet. Ik heb het een tijdje gedaan en toen leek het me tamelijk verhelderend. Het aardigste vond ik het ontbreken van samenhangen, want de meeste zijn literair afgekloven. En toen dacht ik, waarom zou ik nu niet eens dat alles, helemaal naakt en onschuldig en zonder die verkeerde samenhangen verzamelen.
Verkeerd, verkeerd, waarom verkeerd?
De meeste. Ik bedoel, er zijn... het ideaal zou zijn nog verder te gaan dan deze onschuldige afzonderlijkheden. Om samenhangen tot stand te brengen, die zich nog niet in werkelijkheid hebben voorgedaan, die je je alleen maar wenst. Dat zou natuurlijk nog veel beter zijn dan deze simpele notities.
De grootste ervaring is die als uit iets dat je zelf hebt beleefd en nog iets anders dat je zelf hebt beleefd, terwijl beide elementen afzonderlijk in je bewustzijn bestonden, als die twee opeens samenkomen, in een gezamenlijke beweging raken. Dat is een geheimzinnige maar toch glasheldere beweging: als opeens twee reële gebeurtenissen uit je bestaan in één fictieve gebeurtenis samenvloeien. Dat is een moment dat voor de literatuur heel belangrijk is, waar de literatuur eigenlijk begint.
Bij jou neemt dat een specifieke vorm aan, die me doet denken aan het effect dat het maken van opstellen op school op je heeft gehad: dat je op een mooie zomerdag tenslotte niet meer de mooie zomerdag maar het opstel over een mooie zomerdag beleefde. Een vorm waarin bij een beschreven ervaring een nieuwe ervaring ontstaat.
Op dat moment beleef ik een herinnering inderdaad anders dan oorspronkelijk het geval was. Tijdens het schrijven herinner ik me dingen die ik vergeten was. Maar de reële ervaring die bij die herinnering hoort, wordt opgeheven, weggeschreven. Als ik soms passages herlees, bijvoorbeeld uit Die Hornisse, dan herinner ik me opnieuw dingen die ik opnieuw al weer vergeten was. Maar die herinneringen hebben dan iets toeval-