Anaïs Nin een aanvulling
Margaretha Ferguson
‘Voor Solar Barque passeerde ik de recensenten, ik heb geen exemplaren gezonden aan recensenten,’ schrijft Anaïs Nin in de zomer van 1958, in deel zes van haar Dagboek (1955-1966). En een tiental bladzijden eerder: ‘Mijn verbondenheid met de wereld brak tweemaal: de eerste keer toen mijn vader mij verliet. De tweede keer toen Amerika de deur dichtsloeg voor wat ik schreef.’
Anaïs Nin werd geboren in 1903 in Neuilly bij Parijs als dochter van de Spaanse componist Joaquin Nin; toen ze elf jaar was verhuisde haar moeder met Anaïs en de jongere broertjes naar Amerika omdat vader Joaquin het gezin had verlaten. Uit de brieven die het kind Anaïs aan haar vader schreef in een vertwijfelde poging om hem te behouden, brieven die door de moeder niet werden verzonden, groeide langzamerhand een dagboek dat tijdens haar leven volumineuze afmetingen aannam en dat de gemoederen van haar omgeving steeds meer bezighield omdat Anaïs Nin nauwe vriendschappen heeft gehad met een groot aantal bekende figuren; schrijvers, schilders, musici, beeldhouwers, uitgevers, society-gastvrouwen, filmers, enzovoorts. Een selectie uit deze dagboeken is nu bezig te verschijnen; in 1966 werd het eerste deel gepubliceerd dat de jaren 1931-1934 beslaat wanneer zij als jonge vrouw weer in de buurt van Parijs woont en haar vriendschap begint met Henry Miller. In totaal zijn er nu in Amerika 7 delen verschenen en daar Anaïs Nin in januari 1977 is overleden is het de vraag wat er met de ongepubliceerde teksten zal gaan gebeuren. Wat totnutoe is vrijgegeven laboreert in ernstige mate aan duidelijk voelbare onvolledigheid. Zeker is dat bijvoorbeeld de echtgenoot van Anaïs Nin alle openbaarheid voor wat hemzelf betreft heeft verboden, maar omtrent de figuren die wèl met name worden genoemd (en dat zijn er meer dan genoeg om de gepubliceerde dagboeken lezenswaard te maken) is Anaïs Nin allerminst volledig. Zelf noteert zij (winter 1956-1957): ‘Ik weet niet waarom ik het dagboek niet de continuïteit en de eenheid kan geven van een Proustiaans werk. Ik zou onvolledige portretten, taferelen, eruit moeten laten, bij tijden zijn ze te schetsmatig... Ik zou meer details moeten invullen over een personage buiten de relaties... Soms voel ik dat ik me teveel concentreer op innerlijke gevoelens en niet genoeg op
de buitenkant.’
De nieuwsgierige lezer echter wordt eigenlijk nog het meest gehinderd niet door onvoldoende buitenkant, maar door onvoldoende feitelijkheid omtrent die door Anaïs beschreven relaties. Is ze nou met Henry Miller naar bed geweest of niet? Van wie is dat kind, waarvan het doodgeboren worden zo hallucinerend wordt beschreven aan het einde van Dagboek deel één? Wat vindt de wettige echtgenoot van al die diepe vriendschappen? Waar haalt Anaïs het geld vandaan om Henry Miller zo trouw en royaal te steunen, evenals vele andere vrienden? De informatie hieromtrent is zeer schetsmatig, al blijft zij niet totaal achterwege. Een tijdlang bijvoorbeeld verdient Nin geld met het schrijven van pornografische verhaaltjes, samen met andere auteurs, voor een rijke oude man die af en toe knorrig laat weten: ‘vooral geen poëzie!’
Wekken de vele lacunes af en toe wat irritatie op bij de, terecht op enige sensationele openbaringen omtrent bekende figuren beluste lezer, een loyaal criticus kan met evenveel recht wijzen op de artistieke opvattingen van Anaïs Nin waardoor zij voortdurend op zoek is naar het innerlijkste en wezenlijkste in individu en leven, en ‘feitelijkheden’ als zijnde van secundair belang, minder aandacht schenkt dan vooral in Amerika gebruikelijk is.
Evenzo leent Nin's afwijzing van vele tijdgenoten, Amerikaanse schrijvers die succes hebben, zich voor een dubbele interpretatie. Is zij jaloers op hen, zijn de druiven zuur? Ja, maar zij komt daar eerlijk voor uit, en naarmate men verder vordert in de lectuur van de dagboeken stijgt de bewondering voor het feit dat zij weinig of geen concessies heeft gedaan niet alleen omderwille van enig succes, maar zelfs van überhaupt gepubliceerd worden; wel geeft zij haar vertaalster toestemming om desgewenst in de Franse versie te bekorten. Haar romans en verhalen, misschien voornamelijk te waarderen als surrealistisch vervormde, bewust gecomponeerde uitstulpsels van de in haar dagboeken aangeroerde belevenissen, vonden zó moeilijk uitgevers dat zij af en toe op haar eigen drukpers maar eens een boek van zichzelf vervaardigde. Van critici, maar ook van haar vrienden, kreeg zij dan wel verwijten te horen dat er kop noch staart aan haar produkten zat, dat er een behoorlijke plot aan ontbrak, evenals herkenbare karaktertekening, begrijpelijke afloop enzovoorts. Ze moest maar eens een voorbeeld nemen aan Pearl Buck, en John Steinbeck, en Françoise Sagan! De hoon waarmee Nin in haar dagboek op deze botheden reageert, de felheid waarmee ze haar critici waaronder gerenommeerde literatuurpausen als Maxwell Geismar en Edmund Wilson in lange bestraffende brieven op de vingers tikt en zodoende nog meer haar eigen glazen ingooit, is verrukkelijk om te lezen.
Door haar psychoanalytische scholing niet alleen, maar ook doordat Nin herhaalde malen zelf psychoanalytische behandeling doormaakt, blijft haar uiteenzetting met Amerika niet beperkt tot een louter literaire aangelegenheid, maar zij weet aan dit jarenlange drama de dimensie te verlenen van oedipale kwaliteit. De afwijzing door de vader in haar jeugd (toen ze een klein meisje was liet hij zijn aandacht voor haar alleen blijken door haar te fotograferen