Bzzlletin. Jaargang 6
(1977-1978)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 71]
| |
Astolphe Marquis de Custine
| |
[pagina 72]
| |
keurig medelijden, dat hij niet tegelijk met zijn ogen en mond kan glimlachen: een tegenstrijdigheid die op een voortdurende druk wijst, en waardoor ik met spijt denk aan alle nuances van natuurlijke gratie die men kon bewonderen in het misschien minder regelmatige, maar aangenamere gezicht van zijn broer keizer Alexander. Die, altijd innemend, maakte soms een onechte indruk; keizer Nicolaas is oprechter, maar gewoonlijk lijkt hij streng, soms zelfs geeft die strengheid hem een hard en onbuigzaam uiterlijk; al is hij minder innemend, hij is sterker, maar ook is hij veel vaker genoodzaakt daar gebruik van te maken; innemendheid is een waarborg voor gezag omdat verzet erdoor voorkomen wordt. Die handige spaarzaamheid bij het gebruik van macht is een geheim dat keizer Nicolaas niet kent. Hij is altijd de man die gehoorzaamd wil worden: anderen wilden bemind worden. De keizerin ziet er heel elegant uit; en hoewel zij ontstellend mager is, vind ik heel haar persoon ondefinieerbaar bevallig. Uit haar houding, verre van hoogmoedig zoals mij was voorspeld, valt te lezen dat zij met haar trots gemoed gewend is te berusten. Toen zij de kapel binnenkwam, was zij erg ontroerd, het leek wel of zij stervende was: een zenuwtrekking doet haar gezicht verkrampen, soms schudt zij zelfs haar hoofd; haar diepliggende, blauwe en zachte ogen verraden innerlijk leed, met engelengeduld gedragen; haar gevoelvolle blik heeft des te meer gezag omdat zij dat er niet in wil leggen: voortijdig vernietigd is zij leeftijdloos, en als men haar ziet zou men haar leeftijd niet kunnen raden; zij is zo zwak dat het wel lijkt alsof zij niet genoeg kracht heeft om te leven: haar krachten zullen haar begeven, zij zal langzaam uitdoven, zij maakt niet langer deel uit van de wereld: het is een schim. Zij heeft nooit kunnen herstellen van de angsten die zij voelde op de dag van haar troonsbestijging: haar echtelijke plichten hebben de rest van haar leven verteerd. Zij heeft Rusland teveel idolen, de keizer teveel kinderen geschonken. ‘Zich uitputten om grootvorsten ter wereld te brengen: wat een lot...!’ zei een adelijke Poolse die zich niet verplicht voelt met haar mand te aanbidden wat ze in haar hart haat. Iedereen ziet hoe het met de keizerin gesteld is; niemand spreekt erover; de keizer houdt van haar; heeft zij koorts; ligt zij op bed? hij verzorgt haar persoonlijk; hij waakt bij haar, bereidt haar drankjes, geeft ze haar als een ziekenoppas: maar zodra zij op de been is, mat hij haar opnieuw af door opwinding, feesten, reizen, liefde; zodra het gevaar zich openbaart, ziet hij af van zijn plannen; maar aan voorzorgen om het kwaad te voorkomen heeft hij een hekel; vrouw, kinderen, dienaren, familieleden, gunstelingen alles in Rusland moet de keizerlijke maalstroom volgen, glimlachend tot in de dood. Alles moet zijn best doen te gehoorzamen aan het denken van de vorst; dat denken alleen bepaalt ieders lot: hoe dichter iemand bij deze zon der geesten staat, hoe meer hij een slaaf is van de luister die bij zijn rang hoort: de keizerin sterft daaraan. Ziedaar wat iedereen weet en niemand zegt, want, dat is een algemene regel, niemand spreekt ooit een woord dat iemand anders bijzonder zou kunnen interesseren; noch degene die iets zegt, noch degene tot wie het woord wordt gericht mag bekennen dat het onderwerp van hun gesprek voortdurende aandacht waard is of hevige hartstochten oproept. Alle hulpmiddelen van de taal worden uitgeput om iedere eigen gedachte en ieder gevoel uit een gesprek te bannen, zonder evenwel de indruk te wekken dat men die verbergt, dat zou onhandig zijn. De grote schaamte die het resultaat is van deze wonderbaarlijke inspanning, wonderbaarlijk vooral vanwege de bedrevenheid waarmee het verborgen wordt gehouden, vergiftigt het leven der Russen. Een dergelijke inspanning dient als boetedoening voor mensen die vrijwillig afstand doen van de twee grootste gaven Gods: de ziel en het woord waardoor die ziel zich kan uiten: met andere woorden, het gevoel en de vrijheid. Hoe meer ik van Rusland zie, hoe meer ik het met de keizer eens ben wanneer hij de Russen het reizen verbiedt, en het vreemdelingen moeilijk maakt zijn land binnen te komen. Het politieke regiem van Rusland zou geen twintig jaar bestand zijn tegen vrij verkeer met West-Europa. Luister niet naar de snoeverij van de Russen, zij houden praal voor goede smaak, overdaad voor beleefdheid, politie en angst voor de grondslagen van de maatschappij. In hun ogen is gedisciplineerd hetzelfde als geciviliseerd; zij vergeten dat er wilden bestaan met uiterst zachtaardige zeden en uiterst wrede soldaten: ondanks al hun voorgewende goede manieren, ondanks hun oppervlakkige onderricht en hun diepgaande vroegtijdige verdorvenheid, ondanks het gemak waarmee zij het zekere van het leven raden en begrijpen, zijn de Russen nog niet beschaafd. Het zijn in het gareel gebrachte Tartaren: meer niet. Wat beschaving betreft hebben zij zich tot op heden tevreden gesteld met uiterlijke schijn; maar als zij zich ooit kunnen wreken voor hun ware inferioriteit zullen zij ons gruwelijk laten boeten voor onze voorsprong. Vanochtend, nadat ik mij haastig had gekleed om naar de keizerlijke kapel te gaan, alleen in mijn rijtuig, volgde ik de koets van de Franse ambassadeur over de pleinen en door de straten die naar het paleis voeren, en nieuwsgierig bekeek ik alles waar ik langskwam. In de buurt van het paleis zag ik troepen die mij hun schitterende reputatie niet waar leken te maken, maar de paarden zijn prachtig: over het onmetelijke plein dat de woning van de vorst scheidt van de rest van de stad kwamen uit verschillende richtingen hofrijtuigen aanrijden, bedienden in livrei en soldaten in uniformen van allerlei kleur. De Kozakken zijn het meest opmerkelijk. Ondanks de toeloop stond er geen menigte: zo uitgestrekt is het plein! In de nieuwe staten is het overal leeg, vooral wanneer zij een absolute regeringvorm hebben; waar vrijheid ontbreekt onstaat eenzaamheid en maakt alles een droeve indruk. Alleen vrije landen zijn dicht bevolkt. ... Ik werd in beslag genomen... door een veelheid van gedachten die bij mij opkwamen | |
[pagina 73]
| |
door de nieuwheid van de voorwerpen om mij heen, als mijn rijtuig stilhoudt onder een grootse zuilengalerij waar men uitstapt temidden van duizenden verschillende geluiden uit een schitterende menigte, volledig bestaande uit zeer geraffineerd uitziende hovelingen. Dezen worden vergezeld door hun zowel schijnbaar als werkelijk zeer onbeschaafde vazallen; de knechten zijn bijna even schitterend gekleed als hun heren. ...De plechtigheden bij een Grieks-katholiek huwelijk zijn lang en statig: in de Oosterse kerk heeft alles een symb0olische betekenis. Ik had het gevoel dat die godsdienstige pracht en praal de plechtigheden aan het hof nog meer luister bijzetten. De muren, de plafonds van de kapel, de gewaden van de priesters en van de altaardienaren, alles schitterde van goud en edelstenen: over al die rijkdommen zou zelfs de nuchterste geest zich verbazen. Dit schouwspel evenaart de meest fantastische beschrijvingen uit de Duizend-enéén-nacht; het is poëzie zoals Lalla Rhook, zoals Alladin en de Wonderlamp: het is van die oosterse poëzie waarin de indrukken het gevoel en het denken overheersen. De keizerlijke kapel is niet groot; zij werd gevuld door de vertegenwoordigers van alle Europese en bijna alle Aziatische vorsten; door een paar vreemdelingen zoals ik, die binnen mochten komen in het gevolg van het corps diplomatique, door de vrouwen van de ambassadeurs, en ten slotte door de hooggeplaatste hovelingen; een balustrade scheidde ons van de cirkelvormige ruimte waarin het altaar stond. Dit altaar leek op een tamelijk lage vierkante tafel. In het koor waren de plaatsen voor de keizerlijke familie. Bij onze aankomst waren die leeg. Ik heb weinig gezien dat vergeleken kan worden met de pracht en de statie op het moment dat de keizer deze van verguldsel fonkelende kapel binnenkwam. Hij verscheen, voortschrijdend met de keizerin en gevolgd door het hele hof: dadelijk richtten mijn blik en die van de aanwezigen zich op hem; vervolgens bewonderden wij zijn verwanten: vooral de beide jonge echtgenoten zagen er stralend uit. Een huwelijk uit liefde onder geborduurde gewaden en in zulk een pompeuze omgeving is een zeldzaamheid die het schouwspel uiterst boeiend maakte. Dat hoorde ik overal om mij heen zeggen; maar ik, ik geloof niet in dat wonder en ik zie onwillekeurig een politieke bedoeling in alles wat men hier doet en deed. De keizer vergist zich er misschien zelf in; hij meent een daad van vaderlijke genegenheid te verrichten terwijl in het diepst van zijn hart de hoop op een of ander toekomstig voordeel zijn keus heeft bepaald. Het is met eerzucht als met vrekkigheid: vrekken rekenen altijd, zelfs als zij menen toe te geven aan belangeloze gevoelens. Hoewel het gevolg talrijk was en de kapel klein, was er van wanorde geen sprake. Ik stond tussen het corps diplomatique, dicht bij de balustrade die ons van het sanctuarium scheidde. Wij stonden niet dicht genoeg opeen om niet de trekken en bewegingen te kunnen onderscheiden van ieder der personages die daar door plicht of nieuwsgierigheid waren samengebracht. Het eerbiedig zwijgen werd door geen enkele onordelijkheid verstoord. Een stralende zon verlichtte het inwendige van de kapel waarin de temperatuur, maar mij is verteld, opliep tot dertig graden. In het gevolg van de keizer zag men, in een goudgeborduurde mantel en met een eveneens van goudborduursel voorziene muts, een Tartaarse khan, half schatplichtig aan, half onafhankelijk van Rusland. Deze kleine slaafvorst heeft gedacht, gezien de dubbelzinnige positie waarin hij door de veroveringspolitiek van zijn beschermers verkeerde, dat het dienstig was de Keizer aller Russen te verzoeken om onder zijn pages een twaalfjarige zoon op te nemen die hij had meegebracht naar Sint-Petersburg, teneinde dit kind van een behoorlijk leven te verzekeren. Deze vergane macht, die diende om de overwinnende macht te doen uitkomen, deed mij denken aan de pracht en praal van Rome. De voornaamste dames van het Russische hof en de vrouwen van de Ambassadeurs van alle hoven ... vulden het gangpad van de kapel; in het ronde, prachtig geschilderde achterste gedeelte zat de hele keizerlijke familie. Het verguldsel van de lambrizering, in gloed gezet door de stralen van een felle zon vormde een soort van aureool rond het hoofd van de vorsten en hun kinderen. De sieraden en de diamanten van de vrouwen fonkelden met een magische weerschijn te midden van alle schatten van Azië, uitgestald op de muren van het sanctuarium, waar de koninklijke weelde de majesteit scheen te tarten van de God die zij eerde zonder zich zelf te vergeten. Dat alles was mooi, het was voor ons vooral verbazingwekkend als wij ons de nog niet zo lang vervlogen tijd herinneren waarin aan het huwelijk van de dochter van een Tsaar in Europa bijna geen aandacht zou zijn geschonken, en waarin Peter I bekend maakte dat hij het recht bezat zijn kroon na te laten aan wie hem goeddunkte. Welk een vooruitgang in korte tijd! Wanneer men nadenkt over de diplomatieke en andere veroveringen van deze mogendheid, die kortgeleden nauwelijks meetelde bij de aangelegenheden van de beschaafde wereld, vraagt men zich af of men niet droomt. Zelfs de keizer leek mij niet erg gewend aan wat er gebeurde, want hij stond voortdurend op van zijn bidstoeltje en liep een paar passen heen en weer om de inbreuken op de etiquette door zijn kinderen of geestelijkheid gepleegd te herstellen. Dat was voor mij het bewijs dat in Rusland zelfs het hof vorderingen maakt. Zijn schoonzoon stond niet op de juiste plaats, hij liet hem twee passen voor - of achteruit doen; de grootvorstin de priesters ook, de hoge hovelingen, alles scheen aan zijn minitieuze maar verheven regie onderworpen; ik had het waardiger gevonden de zaken op hun beloop te laten, en ik had gewenst dat hij, eenmaal in de kapel, nog slechts aan God dacht en daarbij een ieder zijn taken liet vervullen zonder nauwgezet zelfs de kleinste fout tegen de godsdienstige orde of tegen het hofceremonieel ongedaan te maken. Maar in dit zonderlinge land wordt overal duidelijk dat vrijheid ontbreekt; zelfs aan de voet van een altaar. Hier beheerst de geest van Peter de | |
[pagina 74]
| |
Grote alle geesten. Tijdens de Grieks-katholieke huwelijksmis drinken de beide echtgenoten op zeker ogenblik samen uit dezelfde drinkbeker. Later, vergezeld door de dienstdoende priester, lopen zij drie keer hand in hand rond het altaar om de echtvereniging aan te duiden en om de trouw aan te geven waarmee zij altijd gezamelijk door het leven moeten gaan. Al deze handelingen zijn des te indrukwekkender omdat zij aan de gebruiken van de oudste Kerk herinneren. ...Er komt een moment tijdens de lange huwelijksplechtigheid dat iedereen moet neerknielen. Alvorens te knielen wierp de keizer op de aanwezigen een weinig vriendelijke, oplettende blik. Het leek mij dat hij zich ervan wilde overtuigen dat niemand bleef staan; een overbodige voorzorg, want hoewel er katholieken en protestanten waren, was het ongetwijfeld bij geen van deze vreemdelingen opgekomen zich niet uiterlijk te schikken naar alle riten van de Grieks-katholieke kerk. De mogelijkheid om in dit opzicht te twijfelen rechtvaardigt wat ik hierboven heb gezegd en daardoor kan ik nogmaals zeggen dat ongeruste strengheid de gebruikelijke uitdrukking op het gezicht van de keizer is geworden. Zou vandaag, nu opstand om zo te zeggen in de lucht hangt, de autocratie zelf een aanslag op haar macht vrezen? Deze vrees steekt onaangenaam en zelfs angstwekkend af bij de idee die zij nog altijd heeft over haar rechten. Het absolute gezag valt al te zeer te duchten wanneer het bang is. Toen ik zag hoe de keizerin trilde van nervositeit, hoe zwak en mager deze zo bevallige vrouw was, herinnerde ik mij wat zij had moeten doormaken toen de troepen in opstand kwamen op het moment van haar troonsbestijging, en ik zei heel zacht bij mij zelf: ‘Heldendom wordt duur betaald...!!’ Het is een kracht, maar een kracht die het leven uitput. Ik vertelde u dat iedereen was geknield, en de keizer als laatste: het bruidspaar werd in de echt verbonden; de keizerlijke familie, de menigte stond weer op; op dat ogenblik heffen de priesters en het koor het Te Deum aan, terwijl buiten salvo's de stad laten weten dat het huwelijk is ingezegend. De indruk die deze hemelse muziek begeleid door kanonschoten, klokgelui en ver verwijderde toejuichingen van het volk maakte valt niet te beschrijven. De Grieksorthodoxe kerk heeft alle muziekinstrumenten uitgebannen, en alleen mannenstemmen zingen er Gods lof. Dit sobere karakter van de oosterse rite komt de kunst ten goede die daardoor haar eenvoud behoudt, en waardoor het gezang werkelijk een hemelse indruk maakt. In mijn verbeelding hoorde ik veraf de harten van zestig miljoen onderdanen kloppen; een levend orkest dat, zonder het te overstemmen, de lofzang der priesters volgde. Ik was ontroerd: muziek kan alles een ogenblik doen vergeten, zelfs despotisme. ...Voor een muziekliefhebber maakt alleen al het gezang in de keizerlijke kapel de reis naar Petersburg de moeite waard; de piano's, de fortes, de fijnste gevoelsnuances worden uiterst gevoelig, zeer kundig en wonderbaarlijk harmonieus in acht genomen: de Russen zijn een muzikaal volk; daarover is geen twijfel mogelijk wanneer men die kerkzang heeft gehoord. Ik luisterde met ingehouden adem. ...Onder dit Te Deum, op het moment dat twee koren elkaar antwoorden, gaat de tabernakel open en ziet men de priesters met hun van edelstenen fonkelende tiara's, gekleed in hun goudversierde gewaden waarop hun zilverwitte baarden indrukwekkend afsteken: sommige vallen tot op hun middel; de aanwezigen zien er even schitterend uit als de officianten. Dit hof is prachtig en het militaire uniform schittert er in al zijn luister. Vol bewondering zag ik de wereld God eer brengen met al haar praal, met al haar rijkdommen. Een profaan gehoor luisterde naar de gewijde muziek, zo plechtig stil dat ook minder prachtige gezangen mooi zouden hebben geklonken. God is aanwezig, en zijn aanwezigheid heiligt zelfs het hof; de wereld is nog slechts bijzaak, de gedachte aan de hemel overheerst. De officiërende aartsbisschop ontsierde dit verheven schouwspel niet. Hij is dan wel niet knap, maar hij is oud; hij heeft een klein gezicht als van een zieke wezel, maar zijn haar is wit van ouderdom: hij ziet er vermoeid, ziek uit: een oude en zwakke priester kan niet onwaardig zijn. Aan het eind van de plechtigheid heeft de keizer een buiging voor hem gemaakt en zijn hand vol respect gekust. Nooit laat de autocraat een gelegenheid voorbijgaan om het voorbeeld van onderworpenheid te geven, wanneer dat voorbeeld nuttig voor hem kan zijn. Ik bewonderde die arme aartsbisschop die stervende leek te midden van zijn glorie, die keizer met zijn majestueuze gestalte, zijn edele gezicht, die zich verlaagde voor de godsdienstige macht: en verder weg, het jonge bruidspaar, de familie, de menigte, heel het hof ten slotte dat de kapel vulde en tot leven bracht: het was een onderwerp voor een schilderij. ...Toen de godsdienstige plechtigheid in de orthodoxe kapel ten einde was, moest er een tweede huwelijksinzegening volgen door een katholieke priester in een der zalen van het paleis, die, alleen vandaag, voor deze vrome handeling was ingericht. Na deze twee huwelijksvoltrekkingen zouden de echtgenoten en hun familie aan tafel gaan; daar ik zelf geen toestemming had het katholieke huwelijk of het banket bij te wonen, volgde ik het gros van het hof en ging naar buiten om een minder benauwde lucht te ademen. ...In plaats van uit te rusten, schrijf ik u. Zo leef ik wanneer ik op reis ben. |
|