Bzzlletin. Jaargang 6
(1977-1978)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 67]
| |
Astolphe Marquis de Custine
| |
[pagina 68]
| |
als daar niet wordt gepraat, wordt ergens anders helemaal niets gezegd: er zijn in Sint-Petersburg geen cafés om er niet -bestaande kranten te becommentariëren; de kleine ambtenaren zijn banger dan de hoge heren en wat men bij de superieuren niet durft te zeggen wordt nog minder bij de ondergeschikten gezegd. Blijven over de kooplieden en de winkeliers: die zijn sluw zoals alles wat in dit land wil leven en welvarend zijn. Als zij over ernstige en dus gevaarlijke onderwerpen praten, gebeurt dat alleen fluisterend en onder vier ogen. ...De Russen doen altijd kruiperig: soldaten van een kazerne of van de kerk, spionnen, cipiers, beulen, in dit land doen allen meer dan hun plicht: zij doen hun werk. Wie kan mij zeggen wat van een samenleving moet worden die niet is gebaseerd op menselijke waardigheid? Ik herhaal het dikwijls, alles zou hier afgebroken moeten worden om een volk te maken. Ditmaal is het zwijgen van de politie niet louter vleierij, het is ook een gevolg van angst. De slaaf vreest de slechte stemming van zijn meester en doet zijn uiterste best om zijn beschermende vrolijkheid te laten voortduren. Van de boeien, de kerker, de Knoet, Siberië wil een geprikkelde tsaar zich maar al te snel bedienen of in ieder geval van de Kaukasus, dat tweede, minder gruwelijke Siberië, waarover een despotisme kan beschikken dat, naar men zegt, iedere dag milder wordt naarmate onze eeuw vordert. ...Rusland is een natie van stommen; de een of andere magiër heeft zestig miljoen mensen veranderd in robots die wachten op het stokje van een andere tovenaar om herboren te worden en te leven. Dit land maakt op mij de indruk van het kasteel van Sneeuwwitje; het is schitterend, een en al goud, niets ontbreekt er... behalve vrijheid, dat wil zeggen leven. ...Het kwaad van de dubbelhartigheid is hier verder verbreid dan men denkt: de Russische politie, zo snel om de mensen te verontrusten, is traag als het erom gaat hun inlichtingen te geven wanneer zij zich tot haar wenden teneinde opheldering over een duistere zaak te krijgen. Laat ik een voorbeeld geven van deze opzettelijke traagheid: bij het laatste carnaval had een vrouw die ik ken haar kamermeisje toestemming gegeven op vastenzondag uit te gaan. 's Nachts komt het meisje niet thuis. De volgende ochtend laat de dodelijk ongeruste dame inlichtingen inwinnen bij de politie.Ga naar voetnoot* Men antwoordt dat er die nacht geen enkel ongeluk is gebeurd in Sint-Petersburg en dat het dus onmogelijk is dat het vermiste kamermeisje niet spoedig gezond en wel terecht zal komen. De dag verstrijkt in deze bedrieglijke zekerheid, geen enkel bericht. Ten slotte komt een familielid van het meisje, een jonge man die tamelijk goed op de hoogte is van de geheime praktijken van de politie, op het idee om naar de snijzaal van de universiteit te gaan, waar een van zijn vrienden hem binnenlaat. Nauwelijks in de zaal herkent hij het lijk van zijn nichtje dat juist zal worden ontleed door de studenten. Als goed Rus weet hij zich voldoende in bedwang te houden om zijn emoties te verbergen. ‘Wie is die dode?’ ‘Dat weten wij niet, het is een meisje dat eergisternacht dood is gevonden in die en die straat; men neemt aan dat zij gewurgd is toen zij zich wilde verdedigen tegen mannen die haar probeerden aan te randen..’ ‘Welke mannen?’ ‘Dat is ons niet bekend; men kan alleen maar gissen wat er gebeurd is: bewijzen ontbreken.’ ‘Hoe zijn jullie aan dit lichaam gekomen?’ ‘De politie heeft het ons in het geheim verkocht, dus mondje dicht,’ een verplicht refrein dat als een overbodige zin terugkomt, na alles wat een Rus of een aangepast buitenlander zegt. Ik geef toe dat deze geschiedenis niet zo weerzinwekkend is als de misdaad van Burks in Engeland, maar het kenmerkende voor Rusland is het beschermende zwijgen dat men vroom over dergelijke voorvallen bewaart. De neef heeft niets gezegd; de mevrouw van het slachtoffer heeft zich niet durven beklagen; en vandaag, zes maanden later, ben ik misschien de enige die zij over de dood van haar kamermeisje heeft verteld, omdat ik buitenlander ben... en omdat ik niet schrijf, naar ik haar heb gezegd. U ziet hoe de lagere agenten van de Russische politie hun plicht doen. Die trouweloze ambtenaren hebben op twee manieren voordeel weten te halen met de heimelijke verkoop van het lichaam van de vermoorde vrouw: allereerst hielden zij er een paar roebel aan over en vervolgens wisten zij de moord verborgen te houden die hun een strenge berisping zou hebben opgeleverd als het gerucht van die gebeurtenis was verbreid. De reprimandes aan het adres van de mensen van die klasse gaan, geloof ik, vergezeld van enigszins ruwe vertoningen, bedoeld om de woorden onuitwisbaar in het geheugen te prenten van de arme drommel die ernaar luistert. Een Rus uit de lagere klassen wordt in zijn leven evenveel geslagen als gegroet.... Slagen met de roede (in Rusland is de roede een grote gespleten rietstengel) en hoofdknikjes in gelijke doses toegediend, worden doeltreffend gebruikt bij de maatschappelijke opvoeding van dit veeleer geëtiquetteerde dan beschaafde volk. ...Men kan in Rusland slechts geslagen worden als men tot die en die klasse behoort en door een man uit die en die andere klasse. Hier zijn gewelddadigheden geregeld als een douanetarief; dat doet denken aan het wetboek van Iwan. Dat een kaste zijn waardigheid heeft is toegestaan, maar tot op heden is niemand op het idee gekomen in de wetten of zelfs maar in de gebruiken de ménselijke waardigheid een plaats te geven. Denk aan wat ik u zei over de beleefdheid van de Russen uit alle klassen. Ik laat het aan u over te bedenken wat die wellevendheid waard is en beperk mij ertoe u enkele toneeltjes te beschrijven die zich dagelijks voor mijn ogen afspelen. | |
[pagina 69]
| |
Ik zag in dezelfde straat twee drosjkikoetsiers vormelijk hun hoed afnemen toen zij elkaar tegenkwamen: dat is een algemeen gebruik. Als zij elkaar een beetje beter kennen, brengen zij met een amicaal gebaar in het voorbijgaan hun hand naar hun mond en kussen die, waarbij zij elkaar met hun ogen een klein, heel geestig knipoogje geven: dat wat betreft de beleefdheid. Nu wat de gerechtigheid betreft: iets verderop zag ik een bode te paard of een feldjaeger of een andere laaggeplaatste regeringsambtenaar uit zijn rijtuig stappen, naar een van de twee welopgevoede koetsiers rennen en hem bruut met een zweep, stok of zijn vuisten meedogenloos in zijn buik, gezicht en op zijn hoofd slaan; niettemin laat de ongelukkige die niet snel genoeg aan de kant is gegaan zich zonder de minste klacht of weerstand afrossen uit ontzag voor het uniform en de kaste van zijn beul; maar diens woede bedaart niet altijd door de snelle onderwerping van de delinquent. Heb ik niet een van die ijlboden, boodschapper van de een of andere minister of gegalonneerde kamerdienaar van de een of andere keizerlijke adjudant, een jonge koetsier van de bok zien sleuren die hij bleef slaan tot zijn gezicht bloedde? Het slachtoffer onderging die straf als een lammetje zonder de geringste tegenstand te bieden zoals men een vorstelijk bevel gehoorzaamt, zoals men buigt voor natuurgeweld; toch waren de voorbijgangers helemaal niet ontdaan van zoveel wreedheid, een van de kameraden van het slachtoffer die zijn paarden een paar pas verderop drenkte, was zelfs op een teken van de geprikkelde feldjaeger toegesneld om het paard van die overheidsdienaar bij de teugel te houden zolang het deze beliefde de straf te laten duren. Vraag in een ander land een man uit het volk eens om hulp bij een willekeurige bestraffing van een kameraad...! Maar het ambt en de kleding van de man die de slagen uitdeelde gaven hem het recht die koetsier te slaan. De straf was dus wettig; dan zeg ik: Des te erger voor het land waar dergelijke daden gewettigd zijn. Deze scène speelde zich af in de mooiste wijk van de stad, tijdens het uitgaansuur. Toen het ongelukkige slachtoffer werd losgelaten veegde hij het bloed af dat over zijn wangen stroomde, klom bedaard op zijn bok en hervatte zijn buigingen bij iedere nieuwe ontmoeting. Het delict, wat dat ook zijn mocht, had overigens geen enkel ernstig ongeval veroorzaakt. U moet hierbij bedenken dat deze weerzinwekkende gebeurtenis zich in volmaakte orde voltrok in aanwezigheid van een zwijgende menigte, die verre van op het idee te komen de schuldige te verdedigen of vrij te pleiten, zelfs niet lang stil durfde te staan om de tuchtiging bij te wonen. Een christelijk geregeerde natie zou protesteren tegen een maatschappelijke discipline waardoor alle individuele vrijheid teniet gaat. Maar hier weten de priesters het volk en de hoge heren er slechts toe te brengen zich te bekruisen en neer te knielen. Ondanks de verering van de Heilige Geest, heeft dit volk zijn God nog steeds op aarde. Als Batoe, als Timoer wordt de keizer van Rusland verafgood door zijn onderdanen; de Russische wet is helemaal niet christelijk. Iedere dag hoor ik hoe de zachte manieren, de vreedzame aard, de beleefdheid van het Petersburgse volk worden geprezen. Ergens anders zou ik die rust bewonderen; hier beschouw ik het als het meest angstwekkende symptoom van het kwaad waarover ik mij beklaag. De mensen zijn zo bang dat zij hun angst verbergen onder een voor de onderdrukker bevredigende en voor de onderdrukte geruststellende kalmte. Echte tirannen willen dat men glimlacht. Dankzij het schrikbewind dat boven ieders hoofd hangt, heeft iedereen baat bij onderworpenheid: slachtoffers en beulen, allen menen zij belang te hebben bij de gehoorzaamheid waardoor het kwaad wordt bestendigd dat zij berokkenen en verdragen. Het is bekend dat de tussenkomst van de politie bij een ruzie de vechtenden zou blootstellen aan veel geduchter straffen dan de slagen die zij elkaar zwijgend toebrengen; en men vermijdt iedere opschudding, want woedeuitbarstignen zouden maken dat de beul komt om te straffen. Hier volgt niettemin een heftige scène waarvan ik vanochtend bij toeval getuige was: Ik kwam langs een water vol met hout beladen boten. Mannen brachten dat hout aan wal om het muursgewijs op hun karren te stapelen; ik heb u die rijdende vestingwerken overigens beschreven, die de paarden stapvoets door de straten trekken. Een van de sjouwers die bezig is het hout van de boot te slepen om het naar de karren te kruien, krijgt ruzie met zijn makkers en allemaal beginnen zij erop los te slaan net als kruiers bij ons. De aanvaller, die zich de zwakste voelt, slaat op de vlucht: lenig als een eekhoorn klimt hij in de grote mast van het schip. Tot zover vond ik het toneeltje vermakelijk: op een ra gezeten daagt de gevluchte zijn minder rappe tegenstanders uit. Dezen, die hun hoop op wraak zien vervluchtigen, vergeten dat zij in Rusland zijn, laten al hun beleefdheid, dat wil zeggen gebruikelijke voorzichtigheid, varen en luchten hun woede door eens zo hard te schreeuwen en woeste bedreigingen te uiten. Op geregelde afstanden staan er in de straten van de stad geüniformeerde politieagenten; twee van die agenten, aangetrokken door het geschreeuw van de vechtenden, verschijnen op het strijdtoneel en sommeren de hoofdschuldige naar beneden te komen. Deze gehoorzaamt niet: de agent springt aan boord, de rebel klampt zich vast aan de mast: de gezagsdrager herhaalt zijn sommatie, de rebel volhardt in zijn verzet. De woedende agent probeert nu zelf in de mast te klimmen en slaagt erin een voet van de weerspannige te grijpen. Wat denkt u dat hij doet? Hij trekt uit alle macht, onbehoedzaam, zonder zich te bekommeren over de wijze waarop hij de ongelukkige naar beneden zal halen; deze laatste, de hoop opgevend te ontkomen aan de straf die hem wacht, berust ten slotte in zijn lot: hij draait zich om en valt met zijn hoofd naar beneden achterover op een bos hout, twee manshoogten lager, waar zijn lichaam onbeweeglijk als een zak blijft liggen. Ik geef u te denken of die val hard aankwam! Het hoofd stuiterde op het hout en zelfs ik hoorde de weergalm van de slag, hoewel ik op zo'n | |
[pagina 70]
| |
vijftig pas afstand was blijven staan. Ik waande de man dood, zijn gezicht zat onder het bloed; bijkomend uit zijn aanvankelijke verdoving staat deze arme wildeman die in de val zit echter op; wat er onder de bloedvlekken zichtbaar is van zijn gezicht ziet lijkbleek. Hij begint te loeien als een rund, door zijn ijzingwekkende kreten voelde ik minder medelijden, hij leek mij nog slechts een beest en ik meende er verkeerd aan te doen medeleven voor hem te voelen als voor een van mijn gelijken. Hoe harder de man brulde, hoe ongevoeliger ik werd: het staat wel vast dat de voorwerpen van ons medelijden iets van hun eigen waardigheid moeten behouden, willen wij werkelijk hun smart kunnen delen...! Medelijden is een verbond en welk mens, hoe mededogend hij ook is, wil zich verbonden voelen met wat hij veracht? Uiteindelijk brengt men hem weg hoewel hij zich nog wanhopig blijft verzetten: tegelijk nadert snel een kleine, door andere politieagenten bestuurde boot: de gevangene wordt gekneveld en met zijn handen achter zijn rug gooit men hem voorover op de bodem van de boot. Deze tweede val, eveneens erg hard, wordt gevolgd door een regen van slagen. Dat is nog niet alles, en u bent nog niet aan het eind van de inleidende kwelling; zodra de agent die hem heeft gegrepen het slachtoffer ziet liggen, springt hij bovenop hem. Ik was naderbij gekomen en ben dus getuige geweest van wat ik u vertel. Deze beul, die in het ruim was afgedaald en op de rug van het slachtoffer staat, begint met verdubbelde kracht op de arme man te trappen zoals men druiven perst in een kuip. Tijdens die afgrijzelijke executie verdubbelden de dierlijke kreten van de gemartelde aanvankelijk, maar toen zij verzwakten, voelde ik dat mijn eigen krachten het begaven en ben ik weggevlucht: waar ik niets kon verhinderen had ik teveel gezien... Dit gebeurde onder mijn ogen, midden op straat, toen ik voor mijn genoegen wat wandelde, want ik wilde ten minste enkele dagen uitrusten van mijn beroep van reiziger-schrijver. Maar hoe moet ik mijn verontwaardiging onderdrukken? Ik heb onmiddellijk de pen ter hand genomen. ... Dergelijke voorvallen en alles wat wij daardoor kunnen vermoeden, zouden mij het mooiste land ter wereld doen haten, des te meer roepen zij in mij een haat wakker tegen een gekalkte vlakte, een gepleisterd moeras! Wat overdreven! zullen de Russen uitroepen... Wat een grote woorden voor zo iets onbeduidends!!! U noemt dat iets onbeduidends, ik weet het, en dat verwijt ik u. Dat u deze gruwelen gewend bent verklaart uw onverschilligheid zonder die te rechtvaardigen. U hecht even weinig waarde aan het touw waarmee u iemand ziet knevelen als aan de halsband van uw jachthonden. Ik geef toe, deze daden maken deel uit van uw zeden, want ik zag geen der toeschouwers bij deze afschuwelijke gebeurtenis afkeurend of ontzet kijken; en er stonden mensen uit alle klassen bij. Als u mij deze zwijgende instemming van de menigte als rechtvaardiging voorhoudt, zijn wij het eens. Op klaarlichte dag, midden op straat, een man doodslaan alvorens hem te berechten, dat is iets wat de toeschouwers en gerechtdienaars in Sint-Petersburg heel eenvoudig voorkomt. Bourgeoisie, adel, soldaten en stadbewoners, arm en rijk, hoog en laag, boerenkinkels en dandies, allemaal zijn zij het eens dat zulke dingen rustig onder hun ogen mogen gebeuren, zonder zich er druk over te maken of die daden wel wettig zijn. Elders wordt een burger door iedereen in bescherming genomen tegen een gezagsdrager die zijn boekje te buiten gaat: hier wordt een politieagent beschermd tegen de terechte klacht van iemand die mishandeld is. Een horige dient niet te protesteren. ... Ik sta in voor de juistheid van de feiten die ik heb opgetekend; ik heb bij het verhaal dat u hierboven hebt gelezen niets verzonnen of weggelaten en ik ben naar mijn hotel gegaan om het bij deze brief te voegen terwijl de kleinste details van het gebeuren mij nog voor ogen stonden. |
|