Bzzlletin. Jaargang 6
(1977-1978)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 62]
| |
Arena het terrein van de waarheidGa naar voetnoot* Michel Leiris
| |
[pagina 63]
| |
van sporten, waarbij veel toegestaan en relatief weinig verboden is, het stieregevecht de stierenvechter slechts een klein aantal handelwijzen toestaat, terwijl betrekkelijk veel verboden is. Men heeft dan ook sterk de indruk niet met een sport, een vrij los geheel van regels te maken te hebben, maar met een magisch gebeuren, waarvan het verloop tot in de kleinste bijzonderheden geregeld is, waarbij allerlei problemen van ‘etiquette’ en stijl de onmiddellijke doeltreffendheid in gevaar brengen. Voor wat betreft het publiek geschiedt het doden in een duidelijk plechtige sfeer. Of de matador nu door het publiek toegejuicht wordt als held en groot kunstenaar of uitgefloten en verontwaardigd uitgejouwd wordt omdat hij niet volgens de regelen der kunst gedood heeft maar eenvoudigweg vermoord, of men de stier prijst om zijn dapperheid of uitscheldt om zijn lafheid, vast staat dat de houding van het publiek op dat moment religieus is: een levend wezen heeft de dood gevonden; hiervoor pleit ook het feit dat in sommige plaza's iedereen gaat staan zodra het dier neerstort, om pas weer te gaan zitten als de volgende stier de arena inkomt. Nog andere gebruiken kunnen in dat verband genoemd worden, zoals het ‘alternative’, de wijding van de nieuwe matador door een van zijn mentoren, lijkend op de ridderslag; dat van de stierevechter die het dier dat hij gaat doden opdraagt aan een persoonlijkheid aanwezig in de arena, aan het gehele publiek, aan de stad waarin het feest plaats vindt (waarbij de aangeboden stier in eigenlijke zin tot een slachtoffer wordt), of ook dat van het opeten van de geslachtsdelen van het gedode beest, een gewoonte die recent schijnt te zijn en die in zwang geraakt is bij sommige overtuigde liefhebbers die zich deze op hun plaats in de arena laten brengen om ze op te eten terwijl ze naar de andere gevechten kijken; zo geven ze zich met het kadaver van de gedode stier over aan een soort ritueel festijn, alsof ze zich de kracht van het beest dachten toe te eigenen. Het indrukwekkende karakter van het stieregevecht is nauw verbonden met de religieuze aard van de ceremonie (die consequenter is dan alle rituelen van de moderne westerse godsdiensten die hun diepe betekenis verloren hebben door het offer nog slechts in symbolische vorm te aanvaarden) en ik geloof dat het kan ontroeren, ongeacht de kwaliteit van het gevecht. Waar het om gaat is dat het dier gedood wordt met inachtneming van nauw omschreven regels en dat hij die de stier doodt dat doet met gevaar voor eigen leven. Van de zes gevechten die ik tot nog toe heb mogen bijwonen was het eerste, in de Romeinse arena van Fréjus, ronduit waardeloos: te jonge of te oude torero's, grote kalveren die afgemaakt werden als in een slachthuis, soms pissend en loeiend van angst. Onder de toeschouwers ging het te pas en te onpas ‘Spaans’ toe. Een scheidsrechter liet de staart van een redelijk gedood dier afsnijden, een overdreven eerbewijs voor de matador die hem op zijn beurt hoffelijk toewierp aan een vrouw in de loges. Deze viel flauw, werd bijgebracht door de omstanders, die het trofee in een oude krant wikkelden en haar uitlegden hoe fijngevoelig het gebaar van de matador wel was. Het tweede (een schijngevecht in Frans Catalonië, in Saint Laurent de Cerdan) was lachwekkend maar ontroerend. Ter inleiding werden op het dorpsplein waar het gevecht zou plaatsvinden Catalaanse dansen uitgevoerd, begeleid door de zonnige klanken van de blaasinstrumenten die men tenoras noemt. Hotelkamers waren voor deze gelegenheid in loges veranderd, de balkons hingen vol met sjaals. Geestdriftige toeschouwers die voor de eer een kokarde wilden bemachtigen werden onder de voet gelopen. Het meeste succes boekte een slagersjongen. Er werd gecollecteerd ten bate van de torero, om zijn broek te vervangen die door een stoot van de horens gescheurd was. Het derde, in Saragossa, was een novillada (een gevecht volgens de regels maar met jonge stieren of dieren die ongeschikt waren bevonden voor een grote corrida). Ondanks de middelmatigheid van dit schouwspel voor gereduceerde prijzen was het gevecht fascinerend: een zekere Fidel Cruz werd twee keer op de horens genomen, zag groen en geel, maar slaagde er toch uiteindelijk in met een goede dexcabello, een stoot in de nek die het ruggemerg doorsnijdt en de stier als de bliksem treft, een eind aan het gevecht te maken. Een angstig dier sprong haast midden in het publiek. Een erg jonge stiere die mooi met de mantel zwaaide, werd uitgefloten na keurig een helaas te zwak beest, waarvan het publiek de afkeuring geëist had, gedood te hebben. Aan het eind van het gevecht regende het kussens; na zijn tegenstander de genadeslag toegebracht te hebben vertrok hij, gesteund door zijn vrienden, snikkend met zijn baret voor zijn gezicht. Tussen de bedrijven door een loting, midden in de arena, met behulp van een aan een zwengel rondgedraaid tonnetje vol nummers. Tot besluit van het feest voerde de politie een charge met de wapenstok uit om de menigte arena te verdrijven na het incident met de Andalusiër. Het vierde vond plaats in Barcelona in de ‘Monumental’, een plaza vol reclames, een soort Vel'd'HivGa naar eind*. Twee matadors de één een Mexicaan, de ander een Bask - deden hun best Mexicaan, de ander een Bask - deden hun best met moeilijke dieren; niemand vond het vreemd dat een muziekkorps van het Rode Kruis als orkest fungeerde. Het was een lastig en gevaarlijk, maar toch eentonig en naargeestig gevecht. De twee laatste heb ik verleden zomer gezien - het ene in Vitoria met Joaquim Rodriguez CACANCHO (een hooghartige zigeuner die even bekend stond om zijn elegantie als om zijn taltijke aanvallen van paniek), Pepe BIENVENIDA (een torero met een verfijnde en klassieke stijl), Luis Comez EL ESTUDIANTE (een student in de medicijnen die stierevechter was geworden, kaarsrecht, slank, aristocratisch), Louis Castro EL SOLDADO (een Mexicaan van een indrukwekkende dapperheid, een woeste dierentemmer) - het andere in Valencia met Rafaël Ponce RAFEALILLO (dat wil zeggen de kleine Rafaël) afkomstig uit de stad zelf en door de pers unaniem als wonderkind beschouwd. Deze laatste gevechten waren in alle opzichten bewonderenswaardig; zij hebben | |
[pagina 64]
| |
me geestdriftig gemaakt maar mijn visie is er niet door veranderd. Alle corrida's die ik bijgewoond heb zijn voor mij even opwindend geweest, behalve een gevecht waarbij de stier niet gedood werd. Niet het schouwspel is dus het belangrijkste maar het karakter van offer, de strakke gebaren onder dreiging van de dood en met de bedoeling te doden. Als ik een stieregevecht bijwoon heb ik de neiging me te identificeren met de stier op het moment dat de degen in zijn lijf gestoken wordt of met de matador die het risico loopt gedood (of misschien ontmand?) te worden door een stoot van de horens, juist op het moment dat hij zijn mannelijkheid het duidelijkst toont. De afbeelding van Lucretia, treurend nadat zij verkracht is door haar zwager, de vechtjas Sextus Tarquinius, raakt dus bij mij een gevoelige snaar. Ik kan mij de liefde niet anders voorstellen dan te midden van kwellingen en tranen; er is niets dat me zo ontroert en aantrekt als een vrouw die huilt, of het moest dan Judith zijn met haar ogen die alles schijnen te willen vermoorden. Herinneringen aan verwonde vrouwen gaan terug tot mijn prilste kinderjaren. |