Bzzlletin. Jaargang 6
(1977-1978)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermdEen blik in de 13de kamerGa naar voetnoot*
| |
[pagina 55]
| |
Het kwam zo uit dat er bij toeval een grote wijnkist voor een van de ramen stond. Ik sloop er zo min mogelijk geruis makend op af, zag mijn vriend al over zijn proefwerk Frans gebogen zitten of met de gehate meetkunde vraagstukken worstelen. Ik klom dus, terwijl ik mijn adem inhield, behoedzaam op de kist. Even kraakte hij een beetje. Ik wachtte een paar tellen en bracht toen mijn ogen voor de opening in het vensterluik. Binnen hingen er glasgordijnen voor de ramen, maar die sloten in het midden niet helemaal aan en bovendien kon je gemakkelijk door het grove vitragepatroon heenkijken. Er brandde een grote petroleumlamp, die met zijn gele, zachte schijnsel het rode pluche kleed op de tafel en gedeelten van de kamer er omheen verlichtte. Ik besefte plotseling dat dit niet de kamer van mijn vriend was. Natuurlijk - het was de kamer ernaast. Ik had er in het donker niet goed op gelet. Dit moest de kamer van zijn ouders zijn, en wel de slaapkamer, want de lamp bescheen een stuk van het schuin links tegenover mij staande bed. Een vreemde spanning nam bezit van me. Ik had het gevoel dat ik op verboden paden wandelde. Vergeten waren de indianenboeken. Instinctieve roerselen overvielen me als een flauwte - maar wel van het aangename soort - toen ik plotseling merkte dat er een vrouw in de kamer was... En ik zag ook onmiddellijk dat het de tante van mijn vriend was, die uit de stad hierheen was gekomen en in de zaak van zijn vader hielp. Een onbegrijpelijke nieuwsgierigheidsdrang nam me in zijn duivelse klauwen. Alle goede voornemens smolten weg als sneeuw voor de zon. Ik moet ongeveer veertien geweest zijn - half kind nog, maar al op het punt om me in een jonge man te verpoppen. Ik dacht meteen aan mijn vrienden, er schoten me gesprekken te binnen, dubbelzinnige opmerkingen die ze gemaakt hadden... Er was een vrouw in die kamer! Iets trok me die kamer in. Als met kleine gloeiende naalden vastgespietst, gedreven door een mij nog onbekende hartstocht, bleef ik naar de vrouw staan kijken. Ze kwam nu meer in de lichtcirkel van de lamp staan. Ik zag haar een spiegel van een groot half formaat, die gewoonlijk waarschijnlijk boven de wastafel hing, tegen een kast aanzetten. Daarop haalde ze de kap van de lamp af om beter te kunnen zien. Op de tafel zag ik een in die tijd veel gebruikt klein spiritustoestelletje staan, waarop de krultang warm werd gemaakt. Daarnaast lagen al kammen en een borstel alsmede een paar haarspelden. Er stonden ook flesjes op de tafel - waarschijnlijk haarwater, Eau de Cologne of parfum - en een tube handcrème. Een koffiekopje stond op een krant, daarnaast een met kerfsnijwerk versierd kastje met opgeklapt deksel; van binnen was het met een blauwe stof bekleed, op de kleine kussentjes lag naaigerei en in de kussentjes zelf zaten naalden gestoken, een paar met een draad door het oog. Klosjes zijdegaren, een vingerhoed van metaal, een paar losse witte corsetbaleinen en een eindje elastiek, roze gekleurd, completeerden dit stilleven. Op het bed lag vermoedelijk, want precies kon ik het niet onderscheiden, een jurk van een zwarte glanzende stof. Achter in de kamer tegen de muur aan stond de wastafel, daar bovenop de waskom, daarnaast de lampetkan en een pan heet water uit de keuken, want ik zag de stoom er van af komen. Ik had het goed gehad, de spiegel was van de muur gehaald - ik zag de haak boven de wastafel en de lichte plek op het behang waar hij had gehangen. Daaronder hing een wandkleedje waarop in kleurig borduursel, de beginletters met ornamenten en bloemen versierd, stond geschreven: ‘Ontwaakt Elke Ochtend Met Een Blij Gemoet!’ Het witte kleedje had golvende randen en de halvemaanvormige boogjes waren met rode zijde bestikt. Naast de mahonie wastafel hingen handdoeken op een rekje, met vlak daarnaast een zakvormige sponshouder van wit celluloid, met een rood lintje van boven. Een washandje hing, om te drogen waarschijnlijk, over de rand van de marmeren plaat waarmee de wastafel was bedekt. Er onder, meer in het donker, stond een grote emmer voor het vuile water - van porselein, met een deksel er op en een hengsel met riet eromheen gevlochten, dat over twee porseleinen knoppen liep. Naast de emmer zag ik een gebloemde po, eveneens van porselein en van ornamentele vormgeving; ik moest aan een grote groene kool denken. Ik weet niet waarom ik dat allemaal zo haarscherp in mijn geheugen heb geprent. Kwam hier mijn aangeboren opmerkingsgave om de hoek kijken of kwam het doordat mijn plotseling wakker geschudde fantasie alles in verband bracht met de vrouw in de kamer? Het staat me nu nog levendig voor de geest als op die gedenkwaardige avond lang geleden. Ik vergat de hele wereld om me heen. Met mijn ogen zoog ik de kamer en alles wat daar in stond gulzig in me op... Een zonderling beklemmende lust maakte zich van mij meester. De tante van mijn vriend liep heen en weer, verscheen in de lichtkring van de lamp, trok een stoel naar zich toe, ging zitten en begon voor de spiegel, die ze wat dichterbij zette, aan haar gezicht te friemelen. Ze drukte haar vingers om een klein pukkeltje heen, kneep, pakte een doekje en bette, leunde achterover, geeuwde plotseling en rekte zich uit. Daarop boog ze zich weer voorover en begon aan haar oorlelletjes te frutselen waarbij ze haar hoofd een beetje schuin in mijn richting hield terwijl ze haar oorbellen afdeed en op de tafel neerlegde. Ze pakte een haarspeld en krabde zich daarmee op haar hoofd. Gedreven door een plotselinge impuls stond ze met een ruk weer op en verdween naar de zijkant van de kamer, waar doormidden gesneden door het schijnsel van de lamp een commode stond. Ik hoorde een lade met een zacht gepiep opengaan en meteen daarop kwam de vrouw met een wit stuk goed in haar hand terug bij de tafel. Ik zag dat het een vrouwenbroek was. Ze trok het kistje naar zich toe en begon er in te zoeken. Weldra had ze een rolletje fijn blauw zijden band in haar handen, die ze door kleine gaatjes heenreeg, van tijd tot tijd een lusje strikkend. Ze pakte het koffiekopje, nam een slokje en boog zich weer over haar werk. Toen ze er mee klaar was gooide ze de witte broek op het bed bij de zwarte jurk, stond op, | |
[pagina 56]
| |
schoof de stoel op zij, meer het donker in, en - er welde een hete golf in mij op - begon aan haar blouse te frunniken. Naar de mode van die tijd was het een blouse die tot onder aan de hals toe liep en van achteren of opzij met kleine haakjes gesloten werd. Mijn God, dacht ik, mijn God - en ik werd helemaal week van binnen, want ik had nog nooit een ontklede vrouw gezien, behalve op plaatjes, maar dat was toch altijd maar papier... Het was toen allemaal heel anders dan tegenwoordig. De vrouwen droegen rokken die tot op de grond hingen en vaak zelfs nog een sleep hadden. In de taille waren ze ingesnoerd als een diabolo; de wespentaille was nog steeds modern. Alles was bedekt. Er werd geen stukje bloot getoond. Een welopgevoede vrouw was het niet eens toegestaan dat ze haar benen over elkaar sloeg, hoogstens mocht ze haar laarsjes laten zien, maar nooit zo ver dat haar been zichtbaar werd. Zo was het in elk geval in de strange en achtenswaardige burgerlijke families. Maar lag daarin nu juist wellicht niet die onbeschrijfelijke bekoring om datgene te zien te krijgen wat zich onder die verhulling bevond: de eigenlijke huid? Ik weet het niet. Heden ten dage klinkt het eenvoudig onvoorstelbaar dat naaktheid onze ontwakende fantasie in die tijd zo sterk bezig hield Gek genoeg moest ik toen ik met gloeiende wangen bij die houten luiken stond aan Hilda Giese en Alice Zoller denken - kleine schoolmeisjes van onze leeftijd, die wij heel onschuldig naliepen en op de een of andere manier drong de vergelijking tussen hun en de vrouw in de kamer zich aan me op. Nee, dat waren toch eigenlijk maar volslagen onuitgegroeide bakvissen in tennisbloesjes; ze hadden nog niet dat diabolofiguur van volwassen vrouwen, maar zagen er afgezien van hun rokken en vlechten goedbeschouwd precies hetzelfde uit als wij. Dat was helemaal niet opwindend. Dat was maar een spelletje, een half en half kinderlijke plagerij, verder niets. Ik moest ook aan de dikke Willi denken, de kegeljongen, die mijn ietwat onreine mentor in menselijke aangelegenheden was, en aan mijn vriend Gützkow die me een keer een met fantastisch-obscene verfraaingen doorspekte beschrijving gaf van een naakte vrouw die hij in de Stolpmündse duinen met een verrekijker had begluurd. Ondertussen had de vrouw haar blouse losgemaakt en in vervoering keek ik in een hartvormige spleet. De grote volle borsten waren door de heersende corsetmode van die tijd ver naar boven opgedrukt. Ze lagen als twee mollige perziken in een mand, en die mand was als bij een zuidvruchtenhandelaar met kant versierd, want haar hemd droeg ze onder het corset, zo wilde het gebruik. Ze maakte nu haar rok los. Hij viel als een schil op het tapijt in de cirkelvormige schaduw buiten het bereik van de lamp. Een glanzende onderrok volgde. Ook die daalde op de grond neer. Net of ze vervelt, dacht ik, betoverd door de aanblik van het ontpoppen. De tante van mijn vriend moest toen ongeveer achtendertig jaar geweest zijn. Ze was een flinke vrouw, zoals dat heette, het type dat in die tijd door de mannen werd geprefereerd. Er deden eerst ook wel wat kletspraatjes de ronde toen de vader van mijn vriend haar in huis nam, ze kwam namelijk uit de grote stad en ze wist zich moderner en stadser te kleden, en in een klein Achterpommers stadje was dat al verdacht. Het fijne van de zaak wist men niet; ze zou een liefdesaffaire hebben gehad of iets dergelijks, vertelde men, maar het bleven allemaal roddels, concrete feiten kon niemand noemen. En tegenover iedereen gedroeg ze zich onberispelijk, ook tegenover ons jongens. Ze was een gevulde verschijning, iets boven gemiddeld postuur, met donker haar, niet direct zwart, maar daar naar zwemend. Het haar was in kroonprinsessedracht om haar hoofd gewonden... Ik stond als vastgevroren. Alles om mij heen vervaagde. Mijn ogen waren in de kamer. Ze stond nu half ontkleed in het licht. De lange witte batisten broek, aan de onderkant van de pijpen bijeengeregen met een blauw lintje, kwam tot onder haar knieën. Ik zag hem, ofschoon de broek ruim gesneden was, van boven om haar krachtige dijen spannen. Om haar taille was hij met een band dichtgesnoerd. Ik zag stevige kuiten die in zwarte kousen waren gestoken, naar onderen spits toelopend in hoge, van voren geronde, merkwaardig klein lijkende knooplaarsjes. Ik had dat allemaal nog nooit in het echt gezien, het me telkens alleen maar in mijn fantasie voorgesteld. Ze bukte zich, raapte de rokken van de vloer op - haar volle vrouwenheupen tekenden zich even af, met het witte batist er als een strakke huid overheen - en gooide de rokken achteloos over een stoelleuning. Het was doodstil om me heen. Als er op dat moment iemand aan was gekomen had hij me zonder meer gesnapt, want ik ging volkomen op in wat zich aan mijn opgewonden blikken vertoonde. Ze liep naar de waskom en weer terug. Daarop deed ze haar armen op haar rug en haakte iets los, tilde haar benen op en stapte uit de batisten broek. Haar hemd, wat verfrommeld, viel ruisend omlaag als een witte waterval. Het was tamelijk lang. Ze pakte de broek op en legde hem bij de rokken over de stoelleuning. Nu stond ze in haar hemd, corset en lijfje. Ze trok het lijfje uit en een tamelijk strak dichtgesnoerd corset kwam te voorschijn; je kon het vlaas er opzij letterlijk uit zien puilen ondanks het rijkelijk ruime hemd. Daarop legde ze haar armen over haar borst en begon met zichtbare moeite - ik kon haar bijna horen ademen - de haakjes van de met witte stof overtrokken baleinen los te maken. Het corset werd van boven vaneen getrokken. Het ging open en liet de grote borsten ietwat afhangend uitbollen, maar nog omlijst door de met strikjes en kant versierde hemduitsnijding, die naar beneden driehoekig toeliep. Het corset legde ze bij de overige kledingstukken neer. Ze had nu alleen haar hemd nog aan. Ze aarzelde even, streek met haar handen over haar hoofd, alsof ze haar kapsel in orde wilde brengen, maar ook streek ze langs haar hemd naar beneden, als om het glad te wrijven - louter onbewuste bewegingen denkelijk. Toen ging ze op de rand van het bed zitten, schoof | |
[pagina 57]
| |
de jurk die daar lag iets opzij, bracht haar handen nogmaals naar haar hoofd en trok een grote haarspeld uit haar haar. Zich daarmee weer vooroverbuigend, het ene been over het andere slaand, begon ze de knooplaarsjes los te maken. Ik keek in de half door haar kapsel aan het oog onttrokken halsopening van haar hemd, zag de volle borsten als rijpe vruchten omlaaghangen. Haar laarsjes had ze nu uitgetrokken en haar kousen naar beneden gerold. Op dat moment zag ik pas dat ze kousebanden droeg. Daarbij ontblootte ze, haar hemd een klein stukje omhoogschuivend, een deel van haar witachtig-roze dikke dijen, waarop de indrukken van de kousebanden nog te zien waren. Want het licht viel vol op haar daar op de rand van het bed. Ze hield even op, geeuwde nogmaals, streek met haar handen langs haar zij, zich uitrekkend - ik zag verrukt dat haar borsten onder het witte batisten hemd rechtop stonden als kleine bergjes. Opeens stond ze op, frunnikte weer aan haar schouders en kronkelde zich, met beide handen trekkend en hijsend, uit haar hemd. Ik keek ademloos toe. Ik zag het weelderige, mollige, vol ontwikkelde vrouwenlichaam langzaam uit het witte omhulsel gestroopt worden. Het was net of ook de voorwerpen in de kamer dit schouwspel niet onberoerd liet. Rekte die stoel daarginds zijn leuning niet om beter te kunnen zien? Leek de lamp niet ineens te gaan flakkeren? Ademloos en met grote opwinding zoog ik alles in me op. Ik voelde me beklemd, maar ook verrukt. Dus zo ziet een vrouw er nu uit - die tweeledigheid! Ze wendde zich van mij af en keerde me een magnifieke rug toe. In vervoering zag ik de brede roze rondingen van haar billen, waar een menigte grappige kleine groefjes in zaten. Ik zag de vetplooien zoals weelderige vrouwen die wel vaker hebben, en ik zag met gelukkige verbazing de donkere plek, die als een groot behaard hart van voren onder haar licht gewelfde buik zat. Ze bewoog zich nu volkomen onbevangen, want hoe zou ze kunnen vermoeden dat iemand, laat staan ik, haar gadesloeg? Ze rekte zich uit, streek met haar handen langs haar lichaam en haar dijen, ging in haar volle lengte en vervolgens haar bovenlichaam ietwat vooroverbuigend voor de spiegel staan, bracht haar armen naar haar hoofd en begon haar haar los te maken. Hetzelfde donkere haar zat ook onder haar armen. Kleine oases leken deze behaarde plekjes te midden van een uitgestrekt duinlandschap van gladde vleesmassa's - alsof je je daar, dorstig na het doorkruisen van de hete, grote en kleine duinen, ter ruste kon leggen. Ze haalde de spelden uit haar haar en een paar hield ze er in haar mond, terwijl ze de andere op tafel neerlegde. Een soort haarrol legde ze er ook op neer; deze werden gedragen om het kapsel boller en hoger te laten schijnen. Het haar viel nu in strengen omlaag en bedekte de helft van haar bovenlichaam en rug. Een grote haarspeld was op de grond gevallen en ze bukte zich om hem op te rapen, waarbij ze met haar rug naar me toe stond. Ze vond hem niet dadelijk, en weer zag ik die donkere, bruinroze, hartvormige plek zich even tussen haar dijen uitstulpen... Het was bijna alsof ik koorts had. Ik rilde van opwinding. Ik kon me er niet van losrukken. Het leek wel of ik betoverd was, hoe kwam het toch dat deze achtenswaardige burgelijke dame opeens zo heel anders aandeed? Had ze een gedaanteverwisseling ondergaan? Ik kende de tante van mijn vriend nauwelijks terug zoals ze daar onbevangen in evakostuum aan het redderen was. Met haar kleren was er ook iets anders weggevallen. Dit was de eigenlijke vrucht, het pure geslachtelijke wezen met alle uitgesproken kenmerken. Alles aan haar was ronding en roze, witte, bruinachtige vleestinten, bleekblauwe adertjes, die hier en daar door de huid heen schemerden. Ook moest ik denken aan een paard, aan een geelachtig witte, izabelkleurige merrie. Zagen de billen er niet net zo uit? Het was mijn eerste belevenis met een naakte vrouw en ik was er tot in mijn diepste diepte door geschokt. Het was ongelooflijk. Ik voelde de man in mij ontwaken. Graag was ik daar bij haar in de kamer geweest, buiten zinnen, helemaal dol, en had haar willen strelen, kussen, - al die vleselijke rondingen, de plooien en het grote behaarde donkere hart, dat in het midden een beetje gespleten was. Mijn knieën begonnen te knikken. Ik kon mijn ogen niet van het tafereel afhouden. Plotseling hoorde ik geluiden en stemmen. Dit keer drong het wel tot me door; half verdoof d, bevend maar toch zachtjes klom ik van mijn kist af. Maar op de een of andere manier was ik verstijfd. Ik bleef haken aan een spijker, viel en maakte kabaal. Het angstzweet (of was het nog de doorstane opwinding van de belevenis van daarnet?) brak me uit, en zo snel als ik kon schoot ik weer overeind. Rende zo snel ik kon naar het tuinhek en ging er in vliegende vaart vandoor. God zij dank was het daar een ongeplaveide weg zodat de zachte donkere aardbodem het geluid van mijn voetstappen absorbeerde. Uitgeput, ontdaan zelfs kwam ik thuis. Het beeld van de naakte, Rubensachtige vrouw kwam me achterna, en tot op dit moment ben ik nog niet over die eerste indruk heengekomen. Ik wilde er ook helemaal niet overheen komen. In mijn brein is dit beeld lange tijd blijven hangen. Ik bedoel, het hangt er nog altijd, ik heb het later net zo levendig kunnen overbrengen alsof het nog maar net was opgehangen. En als ik tegenwoordig aan het schilderen ben, dan zie ik af en toe dat beeld in die door de petroleumlamp verlichte kamer weer voor me. Het was net of iemand die ik niet ken me een zinnebeeld had laten zien - iets eeuwigs - want zo lang ons bestaan voortduurt zal ook het zinnebeeld van de naaktheid blijven: de vrouw als de onvergankelijke bron en voortzetting van ons ras. |
|