| |
| |
| |
Dagboeknotities
C. Buddingh'
9-1-'78
Eind vorige week belde Oscar om me te vertellen dat Het houdt op met zachtjes regenen weer herdrukt gaat worden. ‘Vierde druk’ komt er dan in te staan, wat maar ten dele juist is: de tweede druk was de gebonden editie in maar vijfenzeventig exemplaren (meen ik), die bovendien niet in de handel zijn gekomen, zodat deze vierde druk eigenlijk de derde is. Maar het betekent toch dat er zo'n drieëneenhalf duizend exemplaren van zijn verkocht. Niet slecht, voor poëzie.
‘Rêvasser’: prachtig Frans woord: ‘zich aan zijn dromerijen overgeven.’ Léautaud gebruikt het vaak in zijn latere dagboeken (vooral wanneer hij tachtig en ouder is). Ik wil het ook steeds meer en steeds vaker, vooral deze grauwe, regenachtige dagen waarop het nooit helemaal licht wordt: ‘rêvasser’, met een glaasje whisky-soda en dit cahier binnen handbereik.
Mooie Amerikaans-Nederlandse plaatsnaam: Goddamndam.
Eddy van Vliet zei gisteren toen we voor onze bloemlezing bezig waren een keuze te maken uit Hans Vlek: ‘Maar hij was eigenlijk een groot talent.’ Inderdaad, Eddy, inderdaad: Hans Vlek, Cornelis Bastiaan, Riekus Waskowsky: grote talenten, grote talenten, allemaal weggevaagd door de drugs.
| |
10-1
Vanochtend, uit Parijs, waar zijn ‘toekomstige vrouw aan het Russisch conservatorium zang & piano studeert’, een kaart van Raymond Benders, die zich nu R. Joseph Benders noemt. Of we elkaar weer eens kunnen treffen in Arti. Hem maar meteen teruggeschreven en de 18e van deze maand om drie uur 's middags voorgesteld. (Als ik correspondentie niet nog dezelfde dag beantwoord komt er meestal nooit meer iets van). Als ik zo'n kaart lees denk ik: in wat voor totaal andere wereld leven de jongeren van tegenwoordig toch dan wij destijds. Een vriendin, die niet alleen in Parijs studeert, maar ook nog aan ‘het Russisch conservatorium’. Wij hadden vriendinnen die ‘bij Asmus op dansles waren’.
Riekus. Hij had achtervolgingswaanzin: ging - volgens zijn eigen idee stiekem - in Rotterdamse café's zitten om af te luisteren wat er over hem gezegd werd. Maar natuurlijk zag iedereen Riekus zitten. Behalve Riekus zelf. Ik denk veel aan hem de laatste weken. De eenzaamheid waarin hij moet hebben geleefd. Hij is een van de weinige doden waarvan ik zou willen dat hij nog leefde.
| |
11-1
Vandaag weer voor het eerst in Amsterdam. Een kort dagje zelfs: geen eerstejaarscolleges (i.v.m. toetsen). Langs Allert de Lange gegaan om de boeken op te halen die daar voor me stonden: Michael Hamburger: Real estate en The English Auden. In Patagonia bleek ook te zij gearriveerd; in de trein terug de eerste dertig pagina's van gelezen, prachtig, echt weer eens een heel bijzonder schrijver, deze Bruce Chatwin. De jongen bij Allèrt de Lange (ik moet hem toch nog eens naar zijn naam vragen) had er ook een voor zichzelf laten komen: hij was vorig jaar in Patagonië geweest. Een jonge man in Amsterdam, die Vuurland heeft gezien. Het schijnt dus inderdaad te bestaan. Juffrouw Van der Noort had ook nog voor me laten wegzetten Gabriele Buffet-Picabia: Rencontres avec Picabia, Apollinaire, Craven, Duchamp, Arp, Calder: lijkt me schitterend. En toen ik de trap opliep zag ik bovenaan in een soort nisje achter glas een boekje van Max Jacob: Les aventures du roi Khaboul premier (of iets dergelijks). Ik vroeg naar het boekje van Jacob en kreeg ten antwoord: ‘Le cabinet noir’? Bleek herdrukt in de reeks L'imaginaire van Gallimard. Onmiddellijk mee in laten pakken vanzelfsprekend. Het boekje dat ik had gezien was voor kinderen, in een of andere kinderboekenserie verschenen. Het laten staan, maar in de trein had ik al spijt. Van schrijvers als Max Jacob moet een mens alles kopen.
Bij de post een nieuwjaarswens annex brief van Per en Hannie Groen: ze willen dit jaar nog één keer Poëzie Buiten doen en er dan mee stoppen. Erg jammer, maar ik kan het me voorstellen: het moet tijd en vooral energie vreten. Voor particulieren niet op te brengen.
| |
12-1
Kennis van de klassieken biedt niet alleen voordelen. Het is kwart voor een, ik heb drie whisky-soda's gedronken, denk: zal ik er nog eentje nemen of naar beneden gaan om te eten? - heb al voor driekwart besloten tot het laatste, denk dan plotseling: ‘Il faut s'enivrer sans cesse’ (Baudelaire) en schenk nog een vierde glaasje in.
Verborgen schrijversnamen: ‘Jules, deel de rabarber nu maar rond.’
Wat ik zo dolgraag nog eens zou willen: een beetje voetballen. Geen wedstrijd meer spelen, dat zou niet meer gaan, vrees ik, maar over een paar maanden, als het weer tot zo'n negen uur licht is en de temperaturen aanmerkelijk gestegen, met zo'n man of vier, vijf, waaronder een keeper, lekker een beetje rond een goal klooien: elkaar passjes toeschuiven, voorzetjes geven, op doel schieten. Er zal nooit meer iets van komen. Het moet alweer meer dan tien, twaalf jaar geleden zijn dat ik met Sacha en Wiebe
| |
| |
speelde op het oude schietterrein naast het Wantijpark, waar ze een viertal goals van aluminium buizen hadden neergezet. Daar hebben we wat uren gesleten - en het was altijd even geweldig, al had Wiebe soms niet voor honderd procent zin. Soms deed er nog een enkele andere jongen mee, die daar ‘schaailoos’, zoals ze in Dordt plegen te zeggen, rondliep. Het is vooral ook de enorme stilte ervan die me is bijgebleven, het paradijselijk ongestoorde. Ook in Katwijk was het vaak natuurlijk enorm plezierig, vooral wanneer het eb was, zodat je op lekker hard zand kon spelen, maar daar was je toch altijd door mensen omgeven. Maar in het Wantijpark, met achter de goal het electriciteitshuisje en de bosjes, rechts de sloot met daarachter hoge bomen en links de dijk, had je soms het gevoel dat dit allemaal zo voor jullie gemaakt was en dat er verder helemaal niemand mocht komen: een piepklein speelreservaatje voor een alwat oudere en twee nog heel jonge Buddinghen.
Het schrift waarin ik dit schrijf is een van de twee dikke cahiers (150 bladen = 300 bladzijden) met linnen rug en stevige kartonnen kaft die ik met Sinterklaas van Wiebe gekregen heb. Op het etiketje op de omslag heb ik geschreven: ‘Journaal’ en daaronder: ‘(9-1-'78 -’), Tot wanneer? 9-l-'79? 30-10-'78? 5-2-'80? Met één zo'n streepje open je een geweldig verschiet. Wat zal er in die tijd gebeuren? Welke mensen overlijden? Welke boeken worden gelezen? Welke steden bezocht? Welke oorlogen begonnen of gestaakt? Vanochtend dacht ik: als ik in elk geval nog maar tot mijn zeventigste in leven blijf. Er is nog zoveel dat ik op wil schrijven.
| |
13-1
Gisteravond Patagonia uitgelezen. Een schitterend boek en een van de meest persoonlijke die ik ken. Heel de grootsheid en de gruwelijkheid van het leven in nog geen tweehonderd pagina's over het zuidelijkste puntje van Zuid-Amerika. Heb gisteren Hans van Straten al geschreven dat hij het zich niet moet laten ontgaan, dadelijk gaat er een identiek briefje naar Theo Sontrop. Theo van Baaren moet ik dit weekend bellen, vertel het hem dan wel. O ja: en Johan Hos zal ik er ook op attenderen.
The bee-loud glade: het is nog wel vroege Yeats, maar niet te overtreffen.
Het is vandaag vrijdag de dertiende. Vroeger zouden een heleboel mensen zich toch niet zo happy hebben gevoeld, nu merk je daar niets meer van. Als het geloof uitsterft, sterft ook het bijgeloof uit.
| |
16-1
Sinds de longontsteking, tweede helft november, dus alweer zo'n zes weken over, ben ik merkwaardig futloos gebleven, zie ik overal tegenop, lijkt een briefje van drie regels me een essay van twintig pagina's, het stukje lopen naar het Vogelplein een voettocht van uren en nog eens uren. Eind vorige week dacht ik dat ik erdoor was, maar vandaag is het weer heel erg. Over tien minuten komt Freddy de Vree, moet ik een uur gedichten lezen voor de Belgische Radio. Het liefst zou ik in bed kruipen, de dekens over mijn hoofd trekken en als hij komt roepen: ‘Freddy de Vree? Nooit van gehoord, nooit van gehoord.’
| |
17-1
Vanochtend briefje van Theo Soritrop om me te bedanken voor mijn Chatwin-tip. Schrijft: ‘Je kent natuurlijk allang E.M. Cioran: Syllogismes de l'amertume (Coll. idées, Gallimard) en van le même auteur. De l'inconvénient d'être né (Gallimard, Coll. Les essais CLXXXVI). Cioran's aforismen (vaak een halve bladzij lang) zijn van een bijtende helderheid. Een vrolijk mens is hij niet, eerder ‘un homme revenu de tout’. Mij deed hij veel genoegen. Zelfs nog nooit gehoord van deze E.M. Cioran, maar die beide boekjes moet ik wel zo snel mogelijk zien te bemachtigen. En hij schrijft ook dat hij, na het maanden geleden te hebben besteld, eindelijk ook heeft gekregen Memoirs of a polyglot, de autobiografie van William Gerhardi, ‘een boek dat ik best durf vergelijken met Nabokov's Speak Memory.’ Hij vraagt of ik er niet eens over geschreven heb. Nee, ik kan het alleen ergens hebben genoemd als een boek dat ik nog eens dolgraag zou willen lezen, ik kan wél iets geschreven hebben over The polyglots, een van de twee romans die ik van hem heb. (Andere is Of mortal love).
Wat ik de laatste weken (of misschien alweer maanden) ook heb, is een heel merkwaardig idee van tijd. Zo ben ik vanochtend om kwart over negen opgestaan, zit sinds kwart over tien achter mijn werktafel, het is nu drie minuten voor half een en ik heb het gevoel alsof ik hier al een paar dagen zit. Van welke ziekte kan dit een symptoom zijn?
| |
19-1
Brief van de Stichting Fonds voor de Letteren: over 1976 krijg ik f 781,84 aan uitleenvergoeding. Toch aardig. Kan je met je tweeën net een een weekje van naar Parijs.
Cioran: de eerste vijftig, zestig aforismen gelezen, erg mooi vaak, vooral door de originele invalshoek: ‘Certains exprits auraient dû vivre dans une ville d'Allemagne à l'époque romantique. On imagine si bien un Gérard de Nerval à Tubingue ou à Heidelberg’, of: ‘Le bon dramaturge doit posséder le sens de l'assasinat: depuis les Elisabéthains, qui sait encore tuer ses personages?’ Maar als hij schrijft: ‘Macbeth; un stoïcien du crime, un Marc Aurèle avec un Poignard,’ dan vraag ik me af of hij het stuk wel gelezen heeft. Als er nu één niet-stoïcijnse moordenaar is, dan juist wel Macbeth.
| |
20-1
Vanmiddag toch maar eens even naar dokter Van Leeuwen gestapt. Moet maandag bloedonderzoek laten doen in het huisartsenlaboratorium in het ziekenhuis en bij hem urine brengen. Donderdag hoor ik dan de uitslag.
Hij was zo getourmenteerd dat hij er kalm van werd.
| |
| |
Een broer van Max Beerbohm, niet de toneelspeker, Max Beerbohm Tree, maar de andere, de ‘mislukkeling’, stuurde, eind vorige eeuw, zijn zijden overhemden vanuit Engeland naar Parijs om ze daar te laten wassen en te strijken. Zoiets is vandaag de dag ondenkbaar. En het is goed dat het ondenkbaar is geworden. Maar wel jammer.
Soms voel ik mij een oeroude man: geboren 2264 voor Christus. En andere keren denk ik weer: als ik mij maar goed slim voordoe mag ik in maart misschien naar de grote school.
Variant op Jules Deelder: Enno Develing, where art thou? Hij was toch met interessante dingen bezig.
De mooiste drankneus in Nederland heeft een principiële blauweknoop-drager: Anne Vondeling. Als je zoiets beseft, ben je heel voorzichtig in allerlei uitspraken.
Thema gezondheid: Cecil Torr vertelt (in Small talk of Wreyland) dat hij gehoord had van een man die naar de dokter ging omdat hij geen drie flessen port per dag kon drinken zoals zijn vader wel gekund had.
Misschien wel het allermooiste wat er op de wereld te zien is: een lampionoptocht.
|
|