Boudier-Bakker te lezen wilde geven:
Had Multatuli toch maar zijn best gedaan verschillende generaties van één enkele familie te laten herleven (zoals beide dames in hun boeken, E.F.) in plaats van de generatie der Droogstoppels en Slijmeringen te vermoorden, dan had ook hij zijn schouderklopje mee naar Frankrijk kunnen nemen! Nu echter moet hij het tegenover de degelijke dames als dilettant afleggen om prof. S. aan het Legioen van Eer te helpen, als hij dat niet reeds lang heeft; en de enige auteur uit onze negentiende eeuw, waarop wij tenminste met enige trots zouden kunnen wijzen tegenover het buitenland, wordt aldus weer naar de rommelkamer verwezen om boete te doen voor de jongelui, die hem destijds wat luidruchtig en oncritisch bemind hebben. Het wordt werkelijk tijd, dat tegen deze culturele export belangrijke tariefmuren worden opgericht!
In het herdenkingsjaar 1937, 50 jaar na de dood van Douwes Dekker, probeert Ter Braak zijn verhouding tot Multatuli vollediger te formuleren. Als aflevering van De Vrije Bladen verschijnt zijn boekje Douwes Dekker en Multatuli. De titel geeft de tegenstelling aan, die Ter Braak ditmaal hanteert. Hij plaatst ‘Multatuli’ tegenover ‘Douwes Dekker’, waarbij Douwes Dekker is: de schrijver, geboeid door het probleem van de menselijke waardigheid, los van de actualiteit van de dag, en Multatuli: de man van Lebak, de aanklager, de man die zijn recht zoekt waar hij het nooit zal krijgen. Ter Braak heeft veel moeite met de Multatuli-kant: hij houdt niet van deze schrijver die zich steeds opnieuw richt tot het publiek dat hij even vaak zegt te verachten. In Douwes Dekker en Multatuli vallen woorden als: vulgair, populair-pathetisch, ‘volkse’ toon, brochuretoon. Zijn neiging om alles aan iedereen uit te leggen maakt Multatuli soms ‘onverdraaglijk door uitvoerigheid en herhalingen’. Het pseudoniem vindt Ter Braak ‘larmoyant’, het irriteert hem kennelijk zo dat hij dit een keer of vijf vermeldt.
Deze Multatuli-kant belemmerde volgens Ter Braak de ontplooing van de kant-Douwes Dekker: die van de briljante schrijver over het probleem van de menselijke waardigheid. Je leest zelfs over ‘het door Multatuli verduisterde moralistische genie Douwes Dekker’. Hoezeer Ter Braak ditmaal slachtoffer wordt van zijn vertrouwde methode van redeneren, blijkt uit de manier waarop hij Multatuli vergelijkt met Nietzsche. Hij komt dan tot de conclusie dat Multatuli ‘als moralist (als “wetgevend” denker)’ de mindere blijft, ‘door gebrek aan methode, aan geestelijke discipline’. Bij Multatuli ontbreekt immers ‘de denktucht der academie op de achtergrond’.
Het is niet nodig aan te komen met Multatuli's eigen idee 46 (ik geef wenken, geen regels) als je wilt laten zien hoe Ter Braak hier op gespannen voet komt met zijn eigen mededeling dat hij niet wil ‘beweren, dat Multatuli anders had moeten zijn dan hij in werkelijkheid was’. Juist bij Multatuli is een tweedeling, als door Ter Braak beproefd, weinig verhelderend - de vergelijking met Nietzsche kan alleen gemaakt worden doordat het schrijverschap van Multatuli zo gereduceerd wordt dat het niet meer herkenbaar is. Multatuli is geen ‘wetgevend’ denker. Ook wanneer je het bijvoeglijk naamwoord weglaat, blijft er een kwalifikatie over die ik alleen aarzelend met Multatuli in verband zou willen brengen, en dat hij als denker de mindere is van Nietzsche (of van Ter Braak) lijkt me een open deur (men zie over deze kwestie ook het stuk over Multatuli in De schok der herkenning van H.A. Gomperts).
Multatuli's eigen concrete situatie is aanleiding tot het schrijven van Max Havelaar; de aandacht voor de actualiteit van de dag blijft een belangrijke trek in heel zijn werk. Hij doet altijd een beroep op het publiek. Hij probeert het te veranderen, beklemtoont voortdurend dat hij geen schrijver is maar wil handelen. Zeker, Multatuli is - ondanks zijn nadrukkelijke verklaring - voor ons interessant als schrijver, zijn pogingen om (b.v. in de politiek) tot actie over te gaan zijn mislukt en moesten ook mislukken. Maar wanneer je deze onpraktische praktijkman gaat ombouwen tot een Nederlandse Nietzsche trek je de zaken scheef. ‘Nietzsche zou even weinig in staat zijn geweest de Havelaar of de Wouter te schrijven, als Multatuli de Geburt der Tragödie of de Wille zur Macht’, is het commentaar van Du Perron: ‘.....Maar van verkeerde nadruk gesproken: ik acht Multatuli, wat de voordracht betreft, - evenals Nietzsche zelf trouwens - bepaald te goed voor de Zarathustra’. Van dat laatste boek hield Ter Braak ook niet.
Ter Braak probeert in zijn boeken voor zichzelf te formuleren wie en wat hij is en waar hij precies staat. Multatuli's inzet is heel anders: hij wil recht voor de Javaan en voor zichzelf. Dat recht wil hij halen bij het publiek en het is eigenlijk niet zo gek dat Ter Braak, die voor zijn werk aan dat publiek geen boodschap heeft, hier raar tegen aankijkt. Een leraar, een zaaier die uitgaat om te zaaien (het motto van al Multatuli's